Humane levenscyclus 1
deeltentamen 1
29/10/2019
Les 1
Embryogenese en celbiologie
Bij 8 weken is de overgang embryonale fase naar foetale fase.
Binnenin in een cel is er altijd interactie/communicatie. Ribosomen liggen op het ER.
1. Endoplasmatisch reticulum glad -> transport naar golgi, synthese fosfolipiden en
steroïden en ontgifting.
2. Endoplasmatisch reticulum ruw -> eiwitsynthese, transport naar golgi.
3. Golgiapparaat -> eiwitten ombouwen, afwerken en opslaan en inpakken in blaasjes
voor transport.
4. Lysosoom -> blaasjes die partikels innemen door fagocytose of oudere cellen
verteren, zodat de afbraakproducten hergebruikt of uitgescheiden kunnen worden.
5. Mitochondriën -> energiecentrale, citroenzuurcyclus, oppervlaktevergroting
6. Kern -> genetische informatie, DNA
7. Kernlichaampje (nucleolus) -> aanmaak ribosomen voor translatie, dus RNA-
fragmenten die je nodig hebt voor ribosomen.
8. Cytoskelet -> stevigheid van de cel, zijn polymeren die zorgen voor stevigheid in de
cel en voor de vorm en beweeglijkheid van de cel, kan dus veranderingen ondergaan.
Doen bijvoorbeeld microfilamenten, microtubilli en intermediaire filamenten.
Hoe ontwikkel je een complex, multicellular organisme, dat uit vele weefsels en organen
bestaat, uit één cel?
1e stap is vorm bepaling; morfologische embryonale ontwikkeling De cel gaat delen
(proliferatie), bewegen (migratie) en differentieren (specificatie en differentiatie).
2e stap is aansturing, signalering. Moleculaire embryonale ontwikkeling.
Signaalstoffen, zijn eiwitten, deze beinvloeden celgedrag.
1.Wat is de drager van de informatie die nodig is voor eiwitsynthese (aanmaak)?
Het erfelijk materiaal, het DNA
2. Waar bevindt zich het erfelijk materiaal?
In de celkern
3. Welke functies vervullen eiwitten in een cel?
Bouwstenen voor celstructuren
Katalyseren (versneld laten verlopen) van chemische reacties, enzymen
Regulatie van genexpressie
Regulatie van cel-beweging
Regulatie van cel-communicatie
29/10/2019
Les 2
DNA structuur en organisatie
, • DNA: De(s)oxyribonucleïnezuur
– Drager van erfelijke informatie, van generatie op generatie.
– Bevat genen die coderen voor de aanmaak van eiwitten.
– Polymeer opgebouwd uit nucleotiden, bestaande uit deoxyribose (suiker) en
fosfaatgroepen (samen: de leuning) en stikstofbasen (treden).
– Dubbelstrengs; complementaire stikstofbasen vormen paren.
– Chromosoom: 1000 genen per chromosoom.
Eén dubbelstrengs DNA-molecuul (46 in een diploïde humane cel).
• Genoom: alle chromosomen bij elkaar (al het genetische materiaal)
Totaal aan chromosomen per celkern (dit is dus veel meer dan ‘alleen’ de genen!).
Van klein naar groot; nucleotide, DNA, chromosoom, genoom (alle chromosomen samen).
Het genoom van de mens kan bepaald worden door sequensen.
Per individu is het DNA in alle cellen hetzelfde, bijvoorbeeld neuron of huidcel.
Als je naar verschillende individuen kijkt hebben we dezelfde genen maar andere
combinaties.
De genomen kunnen op wel 10 miljoen plaatsen van elkaar verschillen, door bijvoorbeeld
inserties of puntmutaties.
Opvouwing van genoom
DNA ligt opgerold rond 8 histonen, deze zijn altijd met zijn 8en. Histonen
bevatten veel aminozuren met positieve lading (arginine, lysine), hierdoor
kan een histon binden aan het negatieve DNA. Kan met de lading van
histonen gespeeld worden en daardoor kan je interactie met DNA ook
weer beïnvloeden strakker of losser oprollen. De histonen vormen
samen met het DNA eromheen een nucleosoom. Lengte hoeveelheid DNA om histon heen is
147 basenparen.
Nucleosoom = 8 histonen + 147 basenparen
Evolutionaire conservering
Over een lange tijd bewaard, door de hele evolutie zijn bepaalde dingen niet veranderd ->
heel erg belangrijk. De volgorde van een gen is behouden gebleven, dit geldt voor het histon-
4-eiwit. De volgorde van histon-4-eiwit kan je niet veranderen (blijkbaar heel belangrijk), als
dit wel een keer gebeurt kan die niet vouwen en gaat die dood.
Staarten van histonen kunnen gemodificeerd worden, zo wordt DNA meer of minder
toegankelijk.
Celcyclus (DNA opvouwing) is een dynamisch proces.
G1-fase (eerste groeifase): toename van cytoplasma waardoor de cel
groeit; aanmaak van eiwitten
S-fase (synthesefase): DNA-replicatie
G2-fase (tweede groeifase): afbraak van cytoskelet; ontdubbeling van het
centriolenpaar
M: mitose, celdeling
, Functie opvouwen van DNA;
1. Garanderen van juiste replicatie en vervolgens verdeling over 3 dochtercellen na
delen.
2. Toegang behouden voor reparatie en transcriptie enzymen.
Chromatin-remodelling complexes
Kan DNA streng een klein beetje verplaatsen rond het
nucleosoom. Bepaalde elementen van genen die je nodig hebt
voor expressie kunnen eerst niet toegankelijk zijn maar door
kleine verschuiving kan die dan nu wel afgelezen worden.
Chromatine = DNA + eiwitten
Histon staart modificaties
Als je inzoomt op H3 staart en de aminozuren bekijkt zie je dat bepaalde aminozuren
gemodificeerd kunnen worden, aankoppelen. Bijvoorbeeld methionine op nummer 4, je
krijgt een histon code en op basis wat er allemaal aanzit wordt bepaald hoe strak DNA
eromheen zit. Functie; chromatine condensatie (strak of los) of eiwitbinding (kan net een
bindingsplaats zijn voor een aminozuur -> genen tot expressie).
Welk eiwit is nodig om eiwit te lezen? -> RNA-polymerase om af te lezen.
Replicatie -> DNA-polymerase
DNA is een heel drukbezet molecuul waar eiwitten ook veel mee bezig zijn (aflezen,
repareren).
Heterochromatine -> erg compact, bindingsplaatsen zitten verstopt dus transcriptie
onderdrukt.
Euchromatine -> wat losser, transcriptie actief.
Bij vrouwen wordt 1 X geïnactiveerd, dit gebeurt random. Vervolgens handhaven de
nakomelingen hetzelfde patroon, maternaal of patronaal inactief.
Chromosomen
Eén dubbelstrengs DNA-molecuul (46 in een humane cel)
• Chroma = kleur; soma = lichaam
• Telomeer, centromeer
• Lange (q) en korte (p) arm
• Autosomen & geslachtschromosomen, X en Y
• Diploïd (2 chromosomen per paar, in lichaamscellen)
• Haploïd (1 chromosoom per paar, in voortplantingscellen)
Hoe verder je gaat in karyotype, ze worden steeds kleiner.
Nucleotide Op het 5e C-atoom zit de fosfaatgroep en op 3e C-atoom een OH-groep, heeft
polariteit = 2 verschillende kanten. Stuk sequentie met veel C en G heel strak. 5’ end
upstream -> 3’ end downstream. Altijd van ‘5 naar ‘3.