Risjord H1 – Introduction
In de wetenschapsfilosofie komen er grofweg drie belangrijke thema’s naar voren:
normativiteit, naturalisme en reductionisme.
Wat is de filosofie van sociale wetenschappen?
Menselijke natuur is sociale natuur. De filosofie van sociale wetenschappen onderzoekt
sommige van de eeuwigdurende vragen van filosofie door deel te nemen aan empirische
studies van menselijke society. De vragen worden omvat door drie brede thema’s, namelijk
normativiteit, naturalisme en reductionisme. Uiteindelijk gaan al deze vragen over onze plek
in het universum. In het boek wordt onder sociale wetenschap verstaan dat alle
systematische empirische onderzoeken worden inbegrepen in de activiteiten van mensen
met een speciale interesse in de dingen die we samen doen als onderdeel van een grotere
sociale groep.
Normativiteit
Issues over normen, waarden en regels zijn binnen de sociale wetenschappen te vinden op
twee nogal verschillende manieren. Aan de ene kant zijn de normen, waarden en regels van
specifieke samenlevingen onderdeel van wat er wordt bestudeert, maar aan de andere kant
zijn er normen, waarden en regels die sociale wetenschappers herkennen en onderdeel zijn
van hun eigen samenleving. Belangrijk bij normativiteit is het begrip objectiviteit. We moeten
begrijpen op welke manieren wetenschapen value-laden is en of de wetenschap objectief
kan zijn. Vragen over de rol van waarden in sociale wetenschappen leiden uiteindelijk tot de
manier waarop we feit en waarde conceptualiseren.
Naturalisme
De vraag óf en hóe de sociale wetenschappen verschillen van de natuurkundige
wetenschappen. Naturalisme is de naam voor een verscheidenheid aan denkbeelden die
van mening zijn dat de sociale wetenschappen zou moeten zijn als de natuurkundige
wetenschappen op een belangrijke manier. Kan menselijke actie causaal worden verklaard?
Epistemologische vormen van naturalisme gaan over issues over theorie, verklaren en
methode. Het verschil tussen kwalitatief en kwantitatief. Metafysische vormen van
naturalisme zijn van mening dat mensen onderdeel zijn van de natuurlijke wereld en dat ze
daarom moet worden begrepen in termen van dezelfde oorzaken en mechanismen die alle
andere schepsels bezielt.
Reductionisme
Filosofen denken vaak dat de wetenschappen hiërarchisch zijn ingedeeld. Kunnen sociale
wetenschappen worden gereduceerd tot psychologie en dat weer tot biologie etc.? Ook hier
is er weer verschil tussen epistemologisch; theorieën op één level kunnen worden vervangen
door theorieën van een lager level, en metafysisch; entiteiten, bezittingen, processen of
eventsop één level zijn niks anders dan objecten op een ander level. Geesten bestaan niet,
alleen hersenen. Reductionisme en naturalisme overlappen enigszins. Sociale theorieën
moeten sociale evenementen verklaren in termen van keuzes, geloven en attitudes van
individuele mensen epistemologisch. Kerken, scholen, leger e.d. staan boven het individu
metafysisch. Sociale bewegingen ontstaan door patronen van individuele acties. Maar je
hebt ook anti-reductionisten, ook wel holisten genoemd.
,Risjord H3, H4 (-4.3) en H9 (alleen 9.2)
Naturalisme vs. Interpretativisme
Kernvraag: kunnen we de objectieve wereld kennen? (Wat is de aard van de sociale
werkelijkheid?) Dit is een ontologische/metafysische vraag. Het gaat dus over ‘wat er
is’ in de sociale werkelijkheid.
Naturalisme:
- Modelleert sociale wetenschap als natuurwetenschap (zelfde aanpak en
benadering)
- Veronderstelt het bestaan van een sociale werkelijkheid los van de waarnemer
- Kernvraag: hoe kunnen we de sociale werkelijkheid zo objectief mogelijk kennen?
- Ambitie: het formuleren van (causale) wetmatigheden (en daarop gebaseerde
voorspellingen)
Interpretativisme:
- Stelt dat sociale wetenschap fundamenteel anders is dan natuurwetenschap
- Gaat ervan uit dat de sociale werkelijkheid wordt geconstrueerd door mensen
- Kernvraag: hoe kunnen we de subjectieve betekenis die mensen geven kennen?
- Ambitie: het begrijpen van sociale betekenissen
Wat is interpretatie? Het toekennen van betekenis.
Waarom is interpretatie belangrijk? Zonder interpretaties mis je iets cruciaals; de
mogelijkheid om over alles om je heen te kunnen communiceren.
Hermeneutische cirkel
Een cirkel die wisselwerking vormt tussen de context en het object van interpretatie (tekst,
beeld, uitspraak, situatie, gebeurtenis):
Context is nodig om een gebeurtenis te snappen
Er zijn in principe de volgende elementen van interpretatie:
- Het gaat om het achterhalen van betekenis
- Interne samenhang/consistentie is belangrijk
- Wisselwerking tussen symbool en context
- ‘Principle of charity’
Discussies rondom interpretatie:
- Wat vraagt om interpretatie? Zie verder in samenvatting
- Het risico van overinterpretatie overthinking
- Interpretatie en relativisme
Voor een goede interpretatie moet je weten wat het referentiekader van een ander
is. Als je dit doortrekt kom je uit op het relativisme: er zijn geen absolute maatstaven,
maar het hangt er vanaf hoe je ergens naar kijkt.
, Hoofdstuk 3
Realisme vs. anti-realisme
Het realisme stelt dat het doel van wetenschap is om waarheden te ontdekken, ook
mechanismen en entiteiten die niet direct te observeren zijn.
Het anti-realisme stelt daarentegen dat het doel van wetenschap niet het ontdekken van
deze waarheden en theorie-afhankelijke feiten moeten zijn, omdat wetenschap niet correct
de realiteit kan weergeven.
Een eerste vorm van anti-realisme is instrumentalisme:
Dit is de kennistheoretische opvatting dat kennis, wetenschap en moraal slechts
middelen zijn om ons aan de wereld aan te passen, haar te beheersen en te
veranderen. Het instrumentalisme is een opvatting binnen de wetenschapsfilosofie waarbij
gesteld wordt dat theorieën en begrippen louter ‘instrumenten’ zijn. Hierbij is het van
ondergeschikt belang of deze theorieën of begrippen juist of onjuist zijn. Wat wel van
belang is, is niet dat ze correct de realiteit weergeven, maar of ze op een afdoende
wijze het verschijnen van bepaalde fenomenen kunnen verklaren en voorspellen. Het gaat
erom of het model doet wat het moet doen, niet of het aansluit bij hoe de werkelijkheid
echt is. Een voorbeeld hiervan is het IQ van mensen als meetstaaf.
De tweede vorm van anti-realisme is het sociaal constructivisme:
Deze benadering gaat ervan uit dat de werkelijkheid wordt geconstrueerd door
sociale interactie. Om het fenomeen van sociaal constructivisme kracht bij te zetten,
maakt Risjord onderscheid tussen natural en nominal kinds.
Natural kinds zijn natuurlijke objecten, die geclusterd kunnen worden door hun
specifieke eigenschappen (bijvoorbeeld een dier of een boom).
Nominal kinds zijn objecten of subjecten die gemaakt zijn door mensen en
afhankelijk zijn van menselijke acties (bijvoorbeeld een universiteit of een huwelijk).
Er zijn ook nog social kinds. Alles in de sociale wereld is een social kind, een steen
dus niet bijvoorbeeld. Social kinds kunnen op verschillende manieren geïnterpreteerd
worden. Volgens sociaal constructivisten zijn social kinds gelijk aan nominal kinds.
Naturalisten zien social kinds als natural kinds, omdat ze een objectieve waarde krijgen
als zij zijn ontstaan. Social kinds hebben een bepaalde dynamiek dat ook wel een
looping effect wordt genoemd. Wanneer beschrijvingen van subjecten (en bepaalde
fenomenen) worden veranderd, heeft dit als gevolg dat subjecten hun gedrag op deze
nieuwe beschrijvingen aanpassen (beschrijvingen beïnvloeden gedrag). Een voorbeeld
hiervan is de verandering van percepties over homoseksualiteit. Eerst werd het gezien als
een mentale stoornis, nu is het homohuwelijk mogelijk gemaakt in veel landen.
Max Weber
Ideaaltype
Een subject kan pas begrepen worden als gekeken wordt naar de specifieke motivaties,
gedachten en percepties van zo’n subject. Deze moeten worden beschreven in het
onderzoek. Schutz gaat verder op deze benadering door de begrippen common-sense
thinking en verstehen toe te voegen. Hij redeneert dat subjecten hun eigen ideaaltypes
hebben; zij hebben hun eigen begrip van de mogelijkheden tot bepaalde acties, hun eigen
common-sense thinking. Als je niet goed begrijpt wat mensen zeggen en hoe zij de wereld
zien, ga je zelf die zienswijze interpreteren en wellicht de betekenis verdraaien zodat er
weinig meer van klopt. Verstehen is daarom noodzakelijk. Verstehen wordt volgens hem
volledig toegepast wanneer onderzoekers inzien hoe hun onderzoeksubjecten de wereld
zien. Een valkuil bij het toepassen van deze benadering is dat de onderzoeker niet verder
kan gaan dan de zienswijze van het subject, waarin geen lastige concepten, constructen en
theorieën voorkomen. Ten tweede kan de taal van de wetenschap ook een barrière vormen.