Aardrijkskunde 2: Afbraak en vorming van landschappen
2.1 De aarde als systeem
Uit welke sferen is het systeem aarde opgebouwd en hoe functioneert het
systeem?
De eerste sfeer is de atmosfeer, deze bestaat dan ook weer uit sferen. In de
troposfeer (de laagste) komen de klimaatprocessen en water kringlopen voor. In de
sfeer daarboven, de stratosfeer, bevind zich de ozonlaag.
De tweede sfeer is de hydrosfeer, dit is al het water aan het aardoppervlak.
De biosfeer, zijn alle levende organismen op aarde.
En de lithosfeer is al het gesteente op aarde.
Welke rol spelen de verschillende kringlopen in dit systeem?
Kringlopen laten relaties tussen sferen zien. Zo zie je in de hydrologische kringloop
dat alle sferen van pas komen in dit proces.
Begrippen:
Hydrologische kringloop Proces waarbij water bij de oppervlakte va de aarde een
nooit eindigende kringloop van verdamping, transport, condensatie, en neerslag
doorloopt.
Stralingsbalans De optelsom van de kortgolvige instraling op aarde, de naar het
heelal teruggekaatste straling en de langgolvige uitstraling van de aarde
(energiebalans).
2.2 Klimaten
Welke klimaten komen voor, en hoe kun je de verschillende klimaten op aarde
verklaren?
Het klimaat wordt bepaald door de stralingsbalans, de luchtcirculatie,
luchtdrukgebieden en zeestromen.
Ook verschillende temperatuur- en neerslagfactoren hebben invloed op het klimaat:
Invalshoek van de zonnestralen, de hoogteligging, ligging aan zee of landinwaarts,
koude of warme zeestromen, ligging van gebergten en luchtdrukgebieden.
Klimatengebieden worden ingedeeld volgens het klimaatsysteem van Köppen.
Welke rol spelen de zeestromen en luchtstromen bij de verklaring van het
voorkomen van de klimaten?
De winden kunnen invloed hebben op de neerslag in een gebied. Mocht er een
aflandige wind waaien is er weinig neerslag, en waait er een aanlandige wind is er
veel neerslag. Hierdoor waaien er in Juli natte moessons boven India, en in Januari
droge moessons. Bij lagedrukgebieden (stijgende lucht) is er veel neerslag.
Warmtetransport via wind heet de atmosferische luchtcirculatie.
Warmtetransport via de zeestromen heet de oceanische circulatie. Warme en koude
zeestromen ontstaan door wind, temperatuur en zoutgehalte. De thermohaline
circulatie zorgt ervoor dat koud en zout water, via de diepte van de polen naar de
tropen gaat, waarna het als warm oppervlaktewater weer terug naar de polen gaat.
Begrippen:
Lagedrukgebied Gebied met een stijgende luchtbeweging, en veel neerslag.