1
Wat is Internaliserende problematiek?
Nauta en Scholling (2018) – H4 – In Prins & Braet
In de DSM-5 zijn stoornissen met angst als belangrijk symptoom ingedeeld in drie hoofdgroepen
1. De angststoornissen, met onder meer de separatieangststoornis, specifieke fobie, sociale
angststoornis, paniekstoornis, agorafobie en gegeneraliseerde angststoornis.
2. De obsessief-compulsieve stoornis en gerelateerde stoornissen (OCGS), met onder meer de
obsessief-compulsieve stoornis, de morfodysfore stoornis en de verzamelstoornis.
Kenmerkend voor deze stoornissen is dwangmatig gedrag, naast gevoelens van angst of
spanning
3. De trauma- en stressorgerelateerde stoornissen, met onder meet de posttraumatische
stressstoornis (PTSS) en de acute stressstoornis. Kenmerkend voor deze stoornissen zijn
herbeleving aan de traumatische gebeurtenis en vermijding van stimuli die daaraan doen
denken.
Eerst moet bepaald worden of de angst kan worden gezien als een normaal verschijnsel op de leeftijd
van het kind, eventueel als reactie op bepaalde gebeurtenissen, zoals een verhuizing. Jonge kinderen
zijn eerder angstig voor concrete stimuli (donker, vreemden, honden), terwijl oudere kinderen vaker
angstig zijn voor abstracte of globale stimuli (falen, pijn). Angst neemt af rond het 10 e jaar, om
vervolgens weer licht te stijgen rond het 15e jaar. Angststoornissen komen vanaf de puberteit tot de
volwassenheid vaker voor bij vrouwen.
Meetinstrumenten bij angst
- Anxiety Disorder Interview Schedule (ADIS)
- Structured Clinical Interview for DSM-5 Disorders (SCID)
- Spence Children’s Anxiety Scale (SCAS)
- Revised Child Anxiety and Depression Scale (RCADS)
- De angst- en vermijdingsschaal: vijf eigen situaties
Wat kan een orthopedagoog doen (interventies) en op wie richt de
interventie zich?
Nauta en Scholling (2018) – In Prins en Braet
In de diagnostische fase wordt aan de volgende zaken aandacht besteed.
De situaties die de angst oproepen (geconditioneerde en discriminatieve stimuli)
Het angstige gevoel (geconditioneerde respons of CR)
Het gedrag (R, operant gedrag)
De betekenis van de situaties en negatieve verwachtingen (US/UR-representatie)
De wijze waarop de angst is ontstaan
Nare beelden en herbelevingen van akelige gebeurtenissen
De gevolgen van de angst voor het functioneren
Strategieën die eerder wel of niet hebben geholpen
Behandeling
Gekozen voor technieken op basis van zowel klassieke als operante conditioneringsprincipes.
Effectieve elementen behandelprotocollen zijn exposure, cognitieve interventies,
ontspanningsoefeningen, psycho-educatie aan kind en ouder, modeling, zelfbeloning,
probleemoplossende strategieën (coping), beloningen en aandacht voor het voorkómen van terugval.
Hoe jonger het kind, hoe groter betrokkenheid ouders bij de behandeling. Cruciaal dat ouders
principes begrijpen en ondersteunen. Vaak wordt echter wel gekozen om te starten met individuele
therapie (vanaf 8 jaar). Is ook effectief gebleken.
Technieken op basis van klassieke conditionering
Blootstelling (exposure) aan de gevreesde stimulus
o Emoties bestaan uit betekenissen en responsen
o Habituatie (stapje voor stapje)
o Verwachtingsleren (context speelt rol, angstige verwachtingen nieuwe situaties
laten verwachtingen bijstellen)
o EMDR
o Gebruik van dimensies en angstladder (stappenplan of angsthiërarchie)
o Graduele exposure (opdrachten om angst te overwinnen)
, 2
o Exposureopdrachten kunnen de vorm van een rollenspel aannemen
o Thuisopdrachten zijn belangrijk. Ook leerkrachten kunnen bij de opdrachten betrokken
worden.
o Trucs en vaardigheden gebruiken om de exposure aan te gaan veiligheidsgedrag.
o De duur van de exposure hangt af van de daling van de geloofwaardigheid van de
angstige conditie.
o Imaginaire exposure (PTSS) traumatische ervaring wordt juist expliciet, zo levendig
mogelijk en herhaaldelijk in gedachten opgeroepen. Doel: Dat de herhaaldelijke
bloostelling zal leiden tot het verliezen van de lading en negatieve verwachtingen van
de herinneringen en beelden en dat ze daardoor niet meer in de vorm van intrusies,
herbelevingen en nachtmerries terugkomen.
o Modeling (principes sociaal leren – Bandura); een kind leert een nieuwe betekenis als
het ziet dat (belangrijke) anderen niet bang zijn.
Technieken op basis van operante conditionering
Gebaseerd op de gedachte dat de angst blijft bestaan, doordat het angstige gedrag (vermijden, huilen,
geruststelling vragen) voor het kind positieve gevolgen heeft.
Bekrachtiging van dapper gedrag
Negeren of straffen van angstig gedrag
Responspreventie
Angstbeheeringstechnieken (anxiety management, copinggedrag)
Gebaseerd op zowel klassieke als operante conditioneringsprincipes. Vooral gebruik als hulpmiddel
om moeilijke situaties aan te gaan.
Ontspanningsoefeningen
Cognitieve interventies (zoals Denken + Doen = durven en VRIENDEN)
Cognitieve gedragstherapie
Bosmans en Braet (2018) – H11 – In Prins & Braet
Cognitieve gedragstherapie
Aantal trends binnen de cognitieve gedragstherapie
1. Er zijn steeds meer toepassingsgebieden waarop methodieken uit de cognitieve
gedragstherapie voor kinderen en adolescenten bruikbaar lijken.
2. Het zoeken naar het best passende ‘format’ voor het behandelen van kinderen.
3. Het inschakelen van digitale ondersteuning of digitale deelbehandelingen in een cognitief-
gedragstherapeutische behandeling bij kinderen.
In dit hoofdstuk wordt nu stilgestaan bij nieuwe therapeutische stromingen, ook wel ‘derde generatie
behandelingen’ genoemd. Ten eerste modellen die gebaseerd zijn op ‘aanvaardings-’principes. Ten
tweede worden therapeutische modellen voorgesteld die gericht zijn op de invloed van relaties in de
ontwikkeling van psychopathologie. Ten derde worden programma’s voorgesteld die verondersteld
worden rechtstreeks in te werken op neurobiologische processen (EMDR) Tot slot is er aandacht voor
een trend waarbij transdiagnostische processen worden behandeld, zoals emotieregulatie.
Acceptance and Commitment Therapy (ACT)
ACT gaat ervan uit dat psychopathologie zich ontwikkelt als gevolg van problematische pogingen om
controle te krijgen over ongewenste ervaringen en gevoelens, zoals woede, angst, jaloezie of
somberheid. In essentie zal ACT dan ook proberen om de cliënt te helpen een meer accepterende
houding aan te nemen ten opzichte van ongewenste ervaringen om dan gedrag voor te stellen dat
meer in overeenstemming is met diens eigenlijke levensdoelen en waarden in plaats van alleen ‘in
zijn/haar hoofd te leven’. ACT maakt gebruik van metaforen, paradoxale interventies en technieken die
ontwikkeld zijn binnen mindfulness. ACT is onderverdeeld in verschillende fases.
1. FASE 1: Creatieve hopeloosheid
Gedurende deze eerste fase bekijken therapeut en kind de aard van de worstelingen van het
kind en welke inspanningen het kind al deed om deze worstelingen op te lossen
2. FASE 2: Controle is het probleem
Er wordt hier stilgestaan bij de worstelingen en hoe die samenhangen met de inspanningen
om niet geconfronteerd te worden met onaangename ervaringen. Vervolgens kan onderzocht
worden in welke mate deze inspanningen wel effectieve vormen van controle zijn om een
probleem te vermijden.