Over de grenzen van disciplines
HC 1.1
De geschiedenis van de sociale wetenschap
Wetenschap is een manier om te komen tot kennis. Je hebt meerdere manieren, bijvoorbeeld religie,
intuïtie. Eigenschappen van wetenschap: wees kritisch, onafhankelijk, niet uit gaan van gezag, alles
kritisch onderzoeken totdat je weet dat het klopt. Je gebruikt hiervoor drie manieren:
kennisverwerving, methode en instituties. Wetenschap komt op in de 16 e/17e eeuw. Sociale
wetenschap ontstond in de tweede helft van de 19 e eeuw. Eerste verkenningen van problemen
rondom mens en maatschappij. Wat heb je nodig om een maatschappij in te richten? De roots liggen
in natuurkunde, geneeskunde, filosofie, literatuurwetenschappen en religiewetenschappen.
19e eeuw: opkomst
- Politieke economie; hoe breekt er geen opstand uit? Hoe zorg je voor eerlijke besturing?
- Psychologie: experimenteel onderzoek. Hoe werkt het denken? Hoe kan je dit onderzoeken?
Dit gebeurde nog heel primitief.
- Antropologie: kolonisatie van de ander. Westerlingen gaan naar andere culturen.
Eerste helft 20e eeuw:
- Specialisatie, processen van in- en uitsluiting en methodenstrijd. Disciplines worden
gevormd.
Tweede helft 20e eeuw:
- Professionalisering, opkomst toegepaste sociale wetenschappen, democratisering, kritische
functie. Verzelfstandiging vindt plaats. Sociale wetenschappen maken een groei door,
behoefte aan sociale wetenschappers en toename studenten sociale wetenschappen.
Begin 21e eeuw:
- Verstrengeling tussen wetenschap en maatschappij/politiek. We moeten laten zien dat de
wetenschap wat voorstelt en wat waard is, je moet je op de markt begeven. Voor het eerst
sterke interdisciplinaire samenwerkingsverbanden.
Overgang van learning communities naar communities of practice; er wordt van studenten wat
anders verwacht. Eerst braaf stof leren en theorieën leren, nu wordt er verwacht dat ze zelfstandig
de stof kunnen toepassen. Student is een coproducent van kennis geworden ipv enkel consument.
Community practice: deelnemen aan kennis en reproductie, steeds verantwoordelijkere rol als
student.
Weber
Schreef een opstel over het beroep wetenschapper. Had een visie die lang werd gezien als
maatgevend. Betrouwbaarheid van kennis en zuivere methoden stonden voorop. Het moet
onafhankelijk zijn. Gelden deze idealen nog steeds? Heeft dit betekenis gehad voor onze
wetenschappelijke vrijheid? Weber wees er ook op dat universiteiten de neiging hadden op
bureaucratisering van onderwijs en onderzoek.
HC 1.2
,Filosofische vragen
1. Ontologie – zijnsleer. Waaruit of hoe bestaat de sociale werkelijkheid? Zijn er dingen die je
niet kan aanwijzen? Sociale feiten, macht, cultuur? Staat dat onafhankelijk van ons? Bestaat
er een geest die zelfstandig denkt of is denken het product van hersenactiviteit? Is er iets
zoals vrije wil? Je hebt meerdere niveaus van zijn. Dingen aanwijzen met eigenschappen die
je wil verklaren. Reductionisme versus holisme: om iets te begrijpen kijk je naar
verschillende lagen. Óf je bekijkt iets in een groter geheel, bijv. om individu te begrijpen kijk
je naar sociale relaties (holisme) óf de andere kant op (reductionisme)
Monisme er is slechts een substantie met eventueel meerdere verschijningsvormen.
Filosoof Opvatting Wel/geen vrije wil
Spinoza Lichaam en geest zijn Geen vrije wil
verschijningsvormen van
dezelfde goddelijke
substantie. God is overal. Het
is een verschijningsvorm van
God. Het doen en laten is
gedetermineerd. ‘Mensen
zijn zich bewust van hun
verlangens, maar onbewust
van de oorzaken die hun
verlangens aansturen.’
Marx De maatschappij is het Wel vrije wil
resultaat van een historisch
noodzakelijk proces (de
klassenstrijd)
Swaab Het enige dat het denken Geen vrije wil
bepaalt, zijn
electrochemische processen
in het brein
Dualisme lichaam en geest zijn twee fundamenteel verschillende substanties die op elkaar
inwerken of uit elkaar voortkomen. Ze zijn van elkaar schijnen, ze komen uit elkaar voort
maar het is niet hetzelfde.
Filosoof Opvatting Wel/geen vrije wil
Descartes Het lichaam is uitgebreid en Wel vrije wil
deelbaar, het neemt plek in
in de ruimte. De geest is
niet-uitgebreid en niet-
deelbaar. Er is een
wisselwerking tussen
lichaam en geest via de
pijnappelklier.
Chalmers Het bewustzijn komt voort
, uit het denken maar is er
niet meer toe terug te
brengen. Het is logisch
autonoom tov fysische
processen, het volgt zijn
eigen principes
Durkheim Er bestaan dingen buiten
ons mensen, dat zijn social
facts vormen van
handelen, denken en voelen
die buiten het individu
plaatsvinden en hem/haar
beïnvloeden. Ze oefenen
controle uit over het
individu. Bijvoorbeeld
instituties als de kerk, de
staat.
2. Epistemologie- kennisleer. Wat is kennis? Hoe weet ik of mijn kennis van de wereld waar en
betrouwbaar is? Komt de kennis van de wereld overeen met de daadwerkelijke toestand in
de wereld en hoe weet je of dit klopt? Epistemische claim een kennisuitspraak. Doet
aanspraak op waarheid (dit of dat is het geval). Wordt geschraagd door rechtvaardigingen.
Elke rechtvaardiging kan zelf weer een epistemische claim zijn, die op zijn beurt wordt
geschraagd door rechtvaardigingen. Bijv. ‘vrijwilligerswerk maakt gelukkig’, dit wordt
gerechtvaardigd door ‘mensen die anderen helpen ervaren het leven als zinvoller’ en
‘mensen die vrijwilligerswerk doen zijn minder depressief’. Deze rechtvaardigingen kunnen
ook weer gerechtvaardigd worden door ‘iemand helpen versterkt je eigenwaarde’.
Epistemologische posities over de relatie tussen kennis en de wereld:
- Idealismeware kennis is gegeven (apriori), de relatie tussen kennis en de wereld is
mogelijk bij voorbaat, maar onze voorstelling van die kennis is beperkt en een afspiegeling. Je
moet zo dicht mogelijk bij de waarheid zien te komen.
- Empirisme kennis komt via waarneming tot stand (inductie) observaties doen om
regelmatigheden te ontdekken.
- Rationalisme kennis komt tot stand via afleiding uit noodzakelijke waarheden. (Deductie).
Kritisch rationalisme van Popper: je kan afleidingen doen die vervolgens onderzocht moeten
worden of ze waar of onwaar zijn.
- Relativisme er is geen onafhankelijke kennis mogelijk. Kennis is gebonden aan het
perspectief dat je inneemt.
- Constructivisme kennis is een gezamenlijk product
3. Methodologie- onderzoeksmethoden. Methoden: genetisch onderzoek, mri scans,
diepteinterviews, case study, experiment, survey, participerende observatie. Wat wordt er
verondersteld te bestaan in de wereld en hoe kunnen deze methoden kennis opdoen over
wat er bestaat?
4. Ontologie en epistemologie komen samen: hoe kunnen dingen die objectief bestaan alleen
bestaan dankzij het feit dat wij ze erkennen als feit? Bijv. geld. Searl: Geld heeft geen
intrinsiek bestaan. Het bestaat dankzij het feit dat wij waarde toekennen aan een stukje
papier/metaal/cijfers. Maar vanaf het moment dat dat het geval is, bestaat die waarde
ontologisch, het heeft een waarde gekregen die je niet meer kunt ontkennen.