100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting hoofdstuk 1 t/m 7 geschiedeniswerkplaats VWO 4 t/m 6 €3,98
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting hoofdstuk 1 t/m 7 geschiedeniswerkplaats VWO 4 t/m 6

 13 keer bekeken  0 keer verkocht

Een supergoede samenvatting van alles wat bij mij op school in 4 VWO is behandeld. Voor alle toetsen een dikke voldoende gehaald!

Voorbeeld 3 van de 17  pagina's

  • Nee
  • Hoofdstuk 1 t/m 7
  • 13 oktober 2021
  • 17
  • 2019/2020
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (4891)
avatar-seller
laurawerkman
Geschiedenis 4v
Kenmerkende aspecten H1: De levenswijze van jager-verzamelaars, het ontstaan van landbouw en
landbouwsamenlevingen, het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.

Paragraaf 1.1:

De prehistorie of tijd van jagers en boeren is een periode zonder schriftelijke bronnen. Het tijdvak
stopte in 3000 v.C. toen in het Midden-Oosten het schrift ontstond. Door archeologie zijn we wel veel
te weten gekomen over de cultuur en levenswijze van de jager-verzamelaars. Omdat er geen
geschreven bronnen zijn weten we niet wat ze dachten, ook is er hierdoor niks bekend over de
individuele mens en concrete gebeurtenissen. 2 miljoen jaar geleden ontstonden de eerste
mensensoorten, zij leefden in een samenleving van jager-verzamelaars. 400.000 jaar geleden
begonnen ze vuur te gebruiken en uiteindelijk bleef alleen de moderne mens over, die 200.000 jaar
geleden ontstond. 50.000 v.C. kwam de mens in Azië, 40.000 v.C. in Europa en 30.000-15.000 v.C. in
Amerika. Tot 9000 v.C. leefden mensen als jager-verzamelaar: ze waren nomaden, hadden weinig
bezit, duidelijke rolverdeling, ze jaagden en verzamelden, simpele werktuigen, ze leefden in kleine
groepen, ze hadden een kamp van tenten/hutten en magische rituelen. Vanaf 50.000 v.C. maakten ze
ook ingewikkeldere werktuigen en vanaf 30.000 v.C. brachten ze hun gedachten uit in kunst
(vrouwenbeeldjes, grotschilderingen). Dit liet zien dat de cultuur van hun ingewikkelder werd, ze
gingen denken in symbolen, zij begrepen dat er iets anders bedoeld werd dan zichtbaar was.

Paragraaf 1.2:

Rond 9000 v.C. ontstond de akkerbouw in de vruchtbare halvemaan, in 8000 v.C. ontstond daar de
veeteelt. Deze verandering is een revolutie, die de hele manier van samenleven veranderde. Door
migranten werd de landbouw verspreid over de rest van de wereld, 6500 v.C. in Griekenland en 5500
v.C. in Nederland. Maar de landbouwrevolutie ontstond ook in andere landen zelfstandig, 7000 v.C.
in China en Midden-Amerika, later pas in de rest van de wereld. De landbouwrevolutie had de
volgende oorzaken: 1) klimaatverandering, in het nieuwe milieu groeiden gewassen goed. 2) Mensen
ontdekten dat ze gewassen konden uitzaaien, ze gingen wilde planten domesticeren. 3) De wilde
dieren waarop gejaagd werd stierven uit, ze gingen dieren temmen/domesticeren en 5000 v.C.
gebruikten ze de dieren ook om het land te bewerken. 4) Uitvindingen van nieuw gereedschap als de
ploeg. Mensen gingen in de landbouwsamenleving op 1 plek wonen, een sedentaire leefwijze. Ze
werden autarkisch (zelfvoorzienend), op een gegeven moment was er te veel voedsel en dus gingen
mensen zich specialiseren in nijverheid. Sommigen kregen daardoor meer bezit en daardoor meer
aanzien en macht, er ontstond sociale ongelijkheid. Als je helemaal geen bezit had, werd je tot slaaf
gemaakt. De sociale ongelijkheid bleek ook uit de graven, voor rijken waren er monumenten en
werden er giften meegegeven voor in het hiernamaals. Ze geloofden ook in natuurgodsdiensten, om
die gunstig te stemmen voerde ze rituelen uit als offeren.

Paragraaf 1.3:

De dorpen werden steeds groter, maar omdat ze nog leefden van de landbouw was het nog geen
stad. Een stad is een van het platteland afgescheiden plaats met veel bewoners waarvan de meeste
geen boer zijn. Vanaf 4000 v.C. werden in Mesopotamië de eerste dorpen uitgebreid met
bestuursgebouwen, pakhuizen en tempels door de soemeriërs. Een landbouwstedelijke samenleving
ontstond, omdat de minderheid van de bevolking in een stad woonde. Om vervolgens ervoor te
zorgen dat het land niet overliep bouwden ze dijken, de elite gaf daarin de leiding. In de landbouw
waren er boeren die zich bezig hielden met nijverheid, maar in steden waren er echt mensen die zich
specialiseerden in 1 ambacht. Steden waren daarom ook afhankelijk van handel, omdat niet alles wat

,je nodig had voor de nijverheid in het gebied was. Uit de elite kwam altijd 1 leider naar voren, een
vorst die rekening hield met de aanzienlijke mannen. De rest van de mensen waren onderdanen. In
Egypte was 1 staat met een farao aan het hoofd, in de stadstaten in Mesopotamië was er een koning-
priester die in nauw contact stond met de goden en daardoor meer gezag kreeg. In deze hiërarchie
waren het boeren en slaven die onderaan stonden, zij moesten een deel van het voedsel afstaan aan
de overheid als belasting om de ambtenaren te voeden. De soemeriërs hadden een hoge beschaving
en een polytheïstische godsdienst met een aantal goden aan het hoofd. Ze verklaarden alles uit het
handelen van de goden, zo ontstonden mythes. In 3300-2900 v.C. vonden zij het schrift uit, dit wordt
het spijkerschrift genoemd.



Kenmerkende aspecten H2: Ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over
burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat. De groei van het Romeinse Imperium waardoor de
Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde. De klassieke vormentaal van de Grieks-
Romeinse cultuur. De ontwikkeling van het Jodendom en het Christendom als de eerste
monotheïstische godsdiensten. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse
cultuur.

Paragraaf 2.1:

Toen het schrift ontstond, was de oudheid begonnen oftewel de tijd van de Grieken en de Romeinen.
De oudste beschaving daaruit was de Minoïsche beschaving op Kreta, van 2000-1700 v.C. Er is hier
weinig over bekend, omdat ze weinig konden ontcijferen van de kleitabletten waar ze toen op
schreven. De Minoïsche beschaving is vernoemd naar koning Minos, een koning die voorkwam in de
Griekse mythes. Van 1500-12e eeuw v.C. was er de eerste Griekse beschaving, de Myceense
beschaving. Deze beschaving strekte zich uit over het Griekse vasteland en de eilanden daar om
heen, dit gebied werd gedomineerd door krijgsheren genaamd basileus. Zij voerden vaak oorlog
tegen elkaar, maar in de 13e eeuw v.C. vochten ze samen tegen de Hittieten. De oorlog ging onder
meer over de stad Troje, die in 1250 v.C. werd verwoest. Vanaf de 8 e eeuw kwam er een nieuwe
Griekse beschaving, ze leefden in onafhankelijke stadstaten (poleis) met een landbouwstedelijke
samenleving. Er kwam een bloeiende economie die bevolkingsgroei tot gevolg had, Grieken gingen
zich toen vestigen in koloniën aan de kust van de middellandse zee en zwarte zee. De Grieken
leefden niet in 1 staat, maar vormden wel 1 volk doordat ze dezelfde taal, geschiedenis, goden en
munt hadden. Door de kolonisatie en dezelfde munt, groeide de handel en nijverheid en daardoor
ook de steden. In de 5e eeuw v.C. kwam de Griekse wetenschap en beeldhouwkunst tot bloei, deze
beschaving wordt klassiek genoemd, omdat de gedachten en vormen zo goed waren. De Grieken
bouwden in verschillende stijlen, eerst Dorische stijl: sobere, dikke zuilen. Toen Ionische stijl:
slankere zuilen met een voetstuk en sierlijke krullen en daarna Korinthische stijl: Met bladeren in
plaats van krullen. De beelden weken heel erg af van de stijve emotieloze beelden van voor de
klassieke tijd, nu gaven ze alles veel levendiger en echter weer. De antieke Grieken voelden zich
verbonden tegenover de Barbaren, maar voerden daarnaast ook oorlog met elkaar. In 338 v.C.
werden alle stadstaten verenigd door het koninkrijk Macedonië. Hierdoor werd de Griekse cultuur
nog meer verspreid, de koning van Macedonië bewonderde de cultuur en gaf zijn zoon Alexander
een Griekse opvoeding. In de jaren 334-323 v.C. veroverde Alexander het Perzische rijk en Egypte,
waar hij de hoofdstad Alexandrië stichtte. Na zijn dood viel het rijk uiteen en heerste de Griekse elite
elk over een stukje. Als een polis werd bestuurd door een erfelijke koning was het een monarchie, als
het werd bestuurd door een groepje edelen is het een aristocratie. Rijke handelaren vonden dat zij
ook recht hadden op hoge bestuursposten, een polis die werd bestuurd door edelen en rijke mensen
wordt een oligarchie genoemd. Soms wilde een rijke macht, maar dat kreeg die niet, dan kwam het

, weleens voor dat die met geweld de macht greep, een tiran. In Athene gebeurde dat ook, maar toen
de zonen van de tiran het overnamen ontstond er verzet. Kleisthenes greep de macht en maakte in
507 v.C. een democratie van Athene. Het was een directe democratie, autochtone vrije mannen
stemden direct in de volksvergadering. Niet iedereen was voor de democratie, denker Socrates en
zijn leerling Plato verafschuwde de democratie. Plato’s leerling Aristoteles was minder negatief,
democratie was goed zolang het niet om willekeur en eigenbelang ging. In de 6 e eeuw v.C.
ontwikkelde Griekse filosofen een rationele manier van denken, ze verklaarden alles met hun
verstand. Hiermee maakten ze de wetenschap los van de praktijk, ze ging nadenken over abstracte
begrippen.

Paragraaf 2.2:

De Romeinen dachten dat Rome in 753 v.C. gesticht was door Romulus en in 510 v.C. een republiek
was geworden. Hiervan is vermoedelijk weinig waar, Rome werd waarschijnlijk in de 4 e eeuw v.C.
geleidelijk een republiek. De republiek had 2 consuls die 1 jaar de meeste macht hadden, gekozen
werden door een volksvergadering en alleen mochten werken onder toestemming van de senaat.
Tussen 343 en 290 v.C. breidden Rome zich uit in Italië, tussen 264 en 146 v.C. ook buiten Italië, ze
rekenden toen af met Carthago (westelijk middellands zeegebied). In die tijd veroverden ze ook
Griekenland, daarna hebben ze hun rijk uitgebreid tot de Rijn, Sahara en Tigris. De Romeinen hadden
een wereldrijk, omdat ze volken aan zich bonden, sommige overwonnenen lieten ze staatsburger
worden en de verslagen vijanden werden bondgenoten, ze kregen zelfs een deel van de buit.
Sommige bedreigde staten sloten zich dan ook vrijwillig bij de Romeinen aan. In de 1 e eeuw v.C.
werden verschillende legeraanvoerders te machtig, zij voerden lange tijd burgeroorlogen en 44 v.C.
liet Julius Caesar zich benoemen tot dictator voor het leven, kort daarna werd hij door senatoren
vermoord. Nieuwe burgeroorlogen begonnen en de achterneef/zoon van Julius, Octavianus, greep
nu de macht. Hij liet de instellingen van de republiek staan en benoemde zich tot princeps. In 27 v.C.
begon met Octavianus het Keizerrijk, hij liet zich ook benoemen tot Imperator en veranderde zijn
naam naar Augustus (verhevene). Er volgden 2 eeuwen van rust en vrede: Pax Romana. Het
imperium was verdeeld in provincies met elk een gouverneur die nieuws bracht, adviezen van de
keizer opvolgde en inheemse elite benoemde om steden te besturen, soldaten kregen soldij van de
overheid. Romeinen legden wegen en havens aan, dat zorgde voor meer handel en een bloeiende
economie. In Rome ontstond een multiculturele samenleving en werd voorzien van luxe goederen. In
het westen ontstond nu ook een landbouwstedelijke samenleving met geldeconomie, die er in het
oosten als was. De Griekse cultuur was al over Egypte en West-Azië verspreid voordat de Romeinen
daar kwamen, de Romeinen namen er veel van over en de Grieks-Romeinse cultuur ontstond. Ze
namen ook de goden over, ze geloofden dat hun staat werd beschermd door staatsgoden,
ambtenaren en bestuurders moesten dus de staatsgodsdienst aanhangen. Er was wel tolerantie,
mensen mochten geloven in wie ze wilden, maar ze moesten wel de keizer en Romeinse goden mee
vereren. Op het gebied van wetenschap, filosofie en literatuur traden er veel Grieken in Romeinse
dienst. De Romeinen maakten wel hun eigen vormentaal, de Grieken beeldden alles perfect af,
terwijl de Romeinen veel realistischer waren. In de bouwkunst vermengde het wel, de Grieken
gebruikten zuilen en de Romeinen gebruikten dan weer zuilen met bakstenen, bogen en koepels. In
het oosten van het rijk was de voertaal Grieks, in het westen Latijn. Het leger speelde een belangrijke
rol bij de Romanisering, zij moesten duizenden kilometers van hun geboorteplaats vechten en bleven
daar dan ook wonen. De inheemse elite speelde ook een rol, zij gingen Latijn praten en zich gedragen
als Romeinen, omdat ze dat beschaafd vonden. Zij waren vaak ook al Romeins staatsburger
benoemd. In 212 n.C. kregen alle vrije mannen in het rijk burgerrecht.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper laurawerkman. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,98. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 51662 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€3,98
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd