Maatschappijwetenschappen H3 tot H10: Samenvattingen.
3.1 Cultuur
Manieren van kleden en van vieren van een verjaardag horen bij groepen mensen
die dezelfde cultuur hebben. Een cultuur bestaat uit elementen die mensen met
elkaar delen en doorgeven aan de volgende generatie (socialisatie)
Instituties (elementen) bij een cultuur:
Wat mensen in hun hoofd meedragen:
- Waarden: Idealen (gelijkheid, vrijheid, veiligheid))
- Opvattingen: Ideeën die passen in een groter geheel van opvattingen
(islamitische,linkse, hedonistische opvatting: waardensystemen)
- Voorstelling: Beelden, ideeën\, verhalen die mensen hebben over een
gebeurtenis. (oorlog, heldhaftige gebeurtenis uit het verleden)
Wat je aan de buitenkant kunt zien of merken:
- Uitdrukkingsvormen: Bijv, symbolen als een kruis (christenen) of de hamer
en sikkel (communisten). Klompen of molens (nederlands) Dit zijn materiële
aspecten van een cultuur.
En hoe hun gedrag geregeld wordt:
- Normen: Regels die horen bij waarden zoals de regel: ik scheld andere
mensen niet uit. Die hoort bij de waarde ‘respect’.
- Instituties: een geheel aan gedragsregels die het gedrag van mensen
reguleren. Bijv, regels rondom huwelijk of politiek bedrijven.
Materiële aspecten: Tastbaar en concreet (symbool, taal, gebouwen, producten,
gebruiksvoorwerpen, kunst)
Immateriële aspecten: zaken die je niet meteen ziet, maar die wel belangrijk zijn
voor de mensen en hun gedrag. (geen discriminatie, gelijkheid)
Culturen zijn relatief, ze zijn plaats- en tijdgebonden.
Dominante cultuur: Elementen als taal, politiek, recht en economie. (Nederlands
=nederlands spreken)
Subculturen: kleinere culturen die passen in de dominante cultuur. (gezin, school,
geloofd- en sportvrienden, jeugdculturen)
Tussen Culturen: waarin enkele generaties de oude steeds meer verdrongen wordt
door de nieuwe dominante cultuur (immigranten die hun originele cultuur dragen)
Tegencultuur: Mensen die niet willen horen bij de dominante cultuur. (geen
acceptatie van de democratie of regels die daarbij horen)
, 3.2 Nature-nurture
Nature: aangeboren dingen.
Nurture: Aangeleerd gedrag.
Nature-nurture-debat: De vraag of eigenschappen van mensen die meer worden
bepaald door natuur of cultuur. Biologische en erfelijke factoren verklaren het
Nature-deel en opvoeding en omgevingsfactoren (socialisatie, cultuur) door
Nurture-deel)
3.3 Dimensies van Hofstede
Dimensies van Hofstede, verschillende cultuurverschillen die op verschillende
niveaus zichtbaar zijn:
- Microniveau: bij gezinnen en families
- Mesoniveau: in school en op het werk
- Macroniveau: in gezondheidszorg, consumentengedrag, politiek en geloof
Op die onderdelen kunnen we dus samenlevingen met elkaar vergelijken om de
cultuur in kaart te brengen.
1. Collectivistische dimensie: De enkeling schikt zich naar een groep. De
belangen van de groep gaan voor die van het individu. (uitgebreide families
en leven veel meer mensen met elkaar)
Individualistische dimensie: Individuele belang gaat voor. (kinderen dingen
aangeleerd om eigen mening te vormen)
2. Masculien dimensie:mannelijk (vroeger= jagen, ze scoren en moeten
assertief zijn)
Feminien dimensie: vrouwelijk (vroeger = zorgen voor gezin, voor het huis)
3. Onzekerheidsvermijding dimensie: Daarbij gaat het over de mate waarin
mensen zich bedreigd voelen door onzekere of onbekende situaties.
4. Langetermijngerichtheid dimensie: streeft naar een toekomstige beloning
(door te sparen en vol te houden)
Kortetermijngerichtheid dimensie: gericht op het in stand houden van
tradities uit het verleden.
5.
3.4 vergelijkingen
Microniveau: gedrag van individuele personen