Hoofdstuk 3
Paragraaf 1: Wonen in een stedelijke omgeving
★ Een stad begint met de stadskern, vervolgens
krijg je urbanisatie en daarna heet het een
agglomeratie. Daarna gaan mensen de steden
weer uit, suburbanisatie, en ontstaan de
stadsgewesten. Tot slot gaan deze steden en
met elkaar een stedelijk netwerk creëren en
noem je het een stedelijk gebied.
★ De stadsgewesten functioneren als 1 geheel
door de samenhang tussen stedelijk gebied
en platteland.
★ Twee relaties tussen hoofdkern en gemeenten
eromheen:
○ Woon-werkrelaties: Het stadsgewest is
een soort regionale arbeidsmarkt en
woningmarkt.
○ Voorzieningen in de centrale stad. De
bewoners van het verstedelijkte
platteland benutten de centraal
gelegen voorzieningen.Dit model laat zien hoe de meeste steden zijn
opgebouwd.
○ Historische binnenstad: smalle wegen, oude gebouwen, vaak uit de
middeleeuwen, veel winkels en restaurants en iedereen woont door
elkaar. Sommige steden hebben dit niet.
○ Negentiende-eeuwse arbeiders- en industriewijken: Tijdens industriële
ontwikkeling (+/- 1870 -1900) ontstonden, vooral langs spoorlijnen en
waterwegen, arbeiders- en industriewijken. Kleine slechte
arbeiderswoningen en fabrieken, vaak in smalle straten met weinig
groenvoorzieningen en geen tot kleine tuinen. Vaak is het nu vernieuwd
of gesloopt.
○ Vooroorlogse stadswijken 1900-1940: De overheid kreeg vanaf 1900 meer
invloed op de woningbouw (Woningwet 1901). Woningen werden beter en
wooncorporaties belangrijker. Verder van het centrum werd ruimer
gebouwd. Deze ‘tuindorpen’ hadden meer groen en woningen vaak
groter met erkers en glas-in-loodramen. Langs uitvalswegen van
centrale steden werden ook grote huizen gebouwd. Nu vaak kantoren
van advocaten of makelaars. Het was vooral mogelijk door de stijgende
middenklasse en welvaart.
○ Naoorlogse wijken: Oorlogsschade, geldgebrek, bevolkingsgroei, meer huwelijken →
woningnood. Huizenbouw daarom snel en goedkoop: rijtjeshuizen en hoogbouw.
Systeembouw van gehorige etage- of portiekwoningen. Flats veranderden wel van vorm
met meer groen ertussen. Voorzieningenniveau was laag.Vanaf de jaren zestig steeg het
aantal koopwoningen. Steeds meer aangepast aan individuele wensen: woonerven en
bloemkoolwijken
○ Verstedelijkt platteland: De suburbanisatie vanaf de jaren zestig was
selectief; jonge rijkere gezinnen. Het platteland rondom de centrale
steden verstedelijkte daardoor snel. De overheid wees groeikernen aan
ter bescherming van landschap en dorpskarakters. Het inwoneraantal
van de groeikernen nam snel toe
★ De suburbanisatie zorgde voor problemen, de rijkere mensen gingen weg en er
bleven vooral ouderen en armere mensen over. Er was veel leegstand en
gebouwen waren in zeer slechte staat. Ook was er een fileprobleem van en naar
de steden.
, ★ Deze problemen moeten tegengegaan worden en daarom probeerd(e) de
overheid met alle macht de mensen in het centrum te houden. Het fenomeen
dat mensen terug naar de stad gaan is re-urbanisatie.
★ Een deel van het plan was het bouwen van nieuwbouwwijken, Vinex-wijken, die
tegen de rand van de stad aan liggen. Dit gaat vooral het tekort aan huizen
tegen.
Paragraaf 2: Werken aan leefbaarheid
★ Een belangrijk aspect van de leefbaarheid is hoe de openbare ruimte beleefd
wordt door bewoners en bezoekers. Ook type woningen, de aard van de
voorzieningen vormen belangrijke ingrediënten van het leefklimaat.
★ Leefbaarheid kun je verbeteren door het herinrichten van openbare ruimtes en
het toezicht en de toepassing van digitale hulpmiddelen.
★ Je kan het in kaart brengen met een buurtprofiel, hierin zie je allerlei
verschillende kenmerken van een buurt.
○ Woningkenmerken: Ouderdom, soorten huizen etc.
○ Bewonerskenmerken: Migratieachtergrond, huwelijke staat, leeftijd etc.
○ Woonomgeving: Buurtvoorzieningen, recreatie etc.
○ Mening van de bewoners
★ Soms worden deze gegevens in indexcijfers verwerkt zodat je in 1 opslag kan
kijken hoe de leefbaarheid van een buurt is.
★ De sociale cohesie is de sfeer en samenhang van de wijkbewoners. Dit is ook
een belangrijke factor voor de leefbaarheid.
○ Vergrijzing en de leeftijdsopbouw hebben hier invloed op.
○ De sociaal-economische samenstelling oefent ook invloed uit, in NL is de
ruimtelijke segregatie niet groot. Vaak leven arm en rijk relatief veel
door elkaar.
★ In nederland is de etnische segregatie groter dan de sociaal economische,
vaak zijn deze wijken compleet gescheiden en dit kan voor spanningen zorgen.
★ Wijkvoorzieningen zorgen ook voor sociale samenhang. Sommige
voorzieningen zijn er overigens wel alleen als het sociaal verantwoord is.
★ Decentralisatie zorg: overheidsdiensten naar gemeenten/inzet buurtgenoten → sociale cohesie
wordt belangrijker.
○ Het is ook belangrijk bij decentralisatie van de zorg, hierdoor worden
buurtbewoners en gemeenten namelijk steeds meer verantwoordelijk.
★ De openbare ruimte is ook belangrijk voor de leefbaarheid, dit is het gebied
tussen de gebouwen en is voor iedereen toegankelijk. Het gevoel van
leefbaarheid hierbij ligt aan de voorzieningen en de veiligheid Je hebt 2
vormen van sociale veiligheid:
○ Objectieve veiligheid, dit zijn de cijfers van criminaliteit
○ Subjectieve veiligheid, dit is de beleving van veiligheid
★ Steden worden voortdurend opnieuw ingericht. Dit proces van renovatie en
sanering van buurten en wijken wordt stadsvernieuwing genoemd.
○ Aanleidingen: hiervoor zijn, economische veranderingen, selectieve
migratie, voorzieningenniveau, verkeersafwikkeling.
★ Bij herstructurering gaat het om heftigere ingrepen dan bij stadsvernieuwing.
Hierdoor veranderd de buurt en dus ook de bewoners.
★ Gentrificatie is dat een buurt voor bepaalde mensen gebouwd en vervolgens
een prijsverandering is geweest dat de buurt nu door een rijkere groep
bewoont wordt. Het is niet altijd gunstig want de oorspronkelijke bewoners
kunnen zich buitengesloten voelen. Filtering down is het tegenovergestelde,
hierbij blijven de armen in een buurt juist over.
Paragraaf 3: Stad van de toekomst
★ Er is heel veel vraag naar bebouwing in de steden, maar er moeten met 3
belangrijke dingen rekening gehouden worden.