PIP week 1 Theorie hoofdstuk 1,2,3,4 en 5
Hoofdstuk 1; de essentie
In een project werken betekent iets nieuws maken met een speciaal daarvoor in het leven
geroepen team. Daarentegen zijn er een aantal factoren die een hoop gedoe met zich
meebrengen:
- Mensen worden vaak gedwongen om in projectvorm te werken
- Moeilijk om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen
- Veel regels en procedures, dat veel papierwerk meebrengt maar niet bijdraagt aan
een beter resultaat
Projectmatig Creëren is een andere aanpak, waarbij de traditionele kracht van
projectmanagement gecombineerd wordt met de kracht van scheppend vermogen,
commitment (inzet), samenwerking, plezier en inspiratie.
Dit biedt stevigheid en flexibiliteit, met ruimte voor groei en ontwikkeling.
Commitment
Dit is een van de belangrijkste oorzaken van problemen in projecten, het gebrek aan
commitment bij de hoofdrolspelers:
- In hoeverre is iedereen betrokken?
- In hoeverre neemt iedereen verantwoordelijkheid?
Commitment krijg je als je mensen iets laat creëren, oftewel ze iets laten doen waarin ze
geloven. Dan zet iemand zijn/haar beste kwaliteiten ervoor in. Ze zetten hun beste beentje
voor, omdat zij hun intrinsieke motivatie gebruiken en het niet doen omdat het moet.
De essentie van Projectmatig Creëren is ervoor zorgen:
- Dat alle betrokkenen zich mede-eigenaar voelen van het project
- Dat er energie loskomt
- Er wordt samengewerkt aan gedeelde doelen
Creëren
Een project levert succes op als er met vier aspecten rekening
wordt gehouden:
- Samenwerking (WIJ)
- Persoonlijk leiderschap (IK)
- Omgeving (ZIJ)
- Structuur (HET)
Wij – Alle deelnemers aan het project vormen een team, die samen het project gaan
vormgeven en aanpakken. Het team weet goed samen te werken met de opdrachtgever, de
organisatie, alle betrokkenen onderdelen en hun onderlinge verschillen.
Vraagt inzicht in elkaars kwaliteiten, dynamiek in het team en de organisatiecultuur.
Ik – Als iets bijdrage levert aan je eigen groei en ontwikkeling, dan zal het weinig/geen
moeite kosten om hiervoor gemotiveerd te raken. Het project wordt dan jouw project. Dat is
,de commitment. Je bent niet alleen betrokken, maar neemt ook de verantwoordelijkheid om
bij te dragen aan het succes ervan.
Zij – Ieder project begint vanuit een behoefte; de reden voor het project; het bestaansrecht.
De omgeving bepaalt hoe belangrijk het is, waarom en welke resultaten worden verwacht.
De omgeving voedt het project met middelen (mensen, geld en tijd) en energie (aandacht en
steun) en met ideeën.
LET OP; de opdrachtgever vertegenwoordigt die omgeving.
Het – Elk project heeft structuur nodig. Dit vraagt om een uitgebreid projectcontract met
een scherpe, eenduidige projectdefinitie. Er zijn duidelijke beslismomenten, beheersing van
tijd, geld, kwaliteit, informatie, communicatie en organisatie. Daarnaast is er ook een
risicoanalyse.
Projectmanagement is vooral gericht op de Het-kant. Creatie komt echter alleen tot stand
wanneer alle vier de aspecten aandacht krijgen. Bij projectmatig creëren wordt de structuur
niet opgelegd, maar creëert het team (wij) zelf de gewenste structuur (het). Op basis van
gemeenschappelijke ambities (zij), commitment en persoonlijke voorkeuren van teamleden
(ik), gaat het team een samenwerking aan (wij).
Lichte structuur, verantwoordelijkheden worden verdeeld, zodat het geheel een
minimum aan sturing eist.
Willen en kiezen
Iets willen zorgt voor de vonk om aan de gang te gaan, van binnenuit iets kiezen levert de
brandstof om het resultaat te bereiken. De eerste fase is daarom pas afgerond als er een
keuze is gemaakt voor een bepaald resultaat. Een duidelijk omgeschreven, glashelder
gespecificeerd resultaat. Het moment waarop je ergens voor kiest initieer je iets. Je erkent
dat het vooral aan jou ligt of het resultaat wel of niet wordt bereikt.
Hoofdstuk 2: projecten, programma’s en processen
Vele activiteiten worden in tijdelijke samenwerkingsverbanden georganiseerd. Dit kan zowel
met mensen buiten de organisatie als tussen andere afdelingen. Hierdoor kan de organisatie
nieuwe vragen beantwoorden en zo flexibel inspelen op de dynamischere omgeving.
Projecten, programma’s en processen zijn drie vormen van een tijdelijke organisatie.
Aantal kenmerken:
- Er is sprake van een begin en een eind
- Gaat om unieke, vaak complexe opgaven
- Mensen van verschillende disciplines, afdelingen of organisaties werken samen
- Aansturing buiten de lijn is noodzakelijk
Maar…. Er zijn ook duidelijke verschillen.
Om te weten wat de meest effectieve manier van werken biedt, moeten we één vorm
bewust kiezen.
,Project: is bedoeld om een of meer concrete resultaten tot stand te brengen. De weg ernaar
toe is redelijk voorspelbaar en er zijn vooraf bindende afspraken over kwaliteit, deadline en
beschikbaar budget.
Een resultaat is concreet. Je kunt het aanraken, erom heen lopen.
Programma: een verzameling activiteiten waarmee een of meer doelen moeten worden
bereikt. Een programma zorgt voor samenhang tussen de diverse activiteiten, zodat er zo
min mogelijk inspanning wordt gebruikt.
Een doel is datgene waar men naar streeft. Het is een voorgenomen uitkomst, voorziet in
behoefte en vereist actie.
Proces: Een niet duidelijk omlijnd vraagstuk en of een op voorhand nog niet te benoemen
oplossing. Het proces bestaat uit samenhangende activiteiten waarmee de betrokkenen
stappen in de gewenste richting zetten. Processen gekenmerkt door divergerende
(verkennende) en convergerende (selecterende) activiteiten.
Gaan vaak vooraf aan een programma of project. Het proces is dan de zoektocht waarin
verkend wordt wat het probleem is, welke partijen betrokken moeten zijn, welke aanpak
nodig is etc.
Een project dienst een concreet resultaat op te leveren, dat een doel nodig heeft. De
opdrachtgever zal voornamelijk kijken naar het achterliggende doel. Het projectteam en
opdrachtgever moeten kijken welk resultaat het beste kan bijdragen aan dat doel en hoe.
LET. OP: de projectleider is alleen verantwoordelijk voor het opleveren van het resultaat,
niet voor het bereiken van het achterliggende doel.
Improvisatie vs routine
Vele werkzaamheden worden tegenwoordig routinematig gedaan, een effectieve een
efficiënte manier om het werk te structureren. Ook ingewikkelde taken als een hartoperatie
of het ontwerpen van een vliegtuig kunnen het best via routinematig werk.
Bij improvisatie ligt niets vast. Het gaat om dingen uitproberen. Er wordt ad hoc en met
bestaande middelen gewerkt aan een acuut probleem, zonder vastomlijnd pad.
Als je iets improviserend of routinematig kan doen, moet
je het vooral niet vastleggen in een project. Er kan blijkbaar
resultaat worden verricht, zonder een tijdelijke organisatie
in het leven te roepen.
Programmamanagement
Een programma is vaak groter dan een project en loopt vaak verscheidene jaren.
Daarentegen kan een project ook groot zijn, maar dit is inhoudelijk altijd al afgebakend en
concreet. Iedereen weet vanaf het begin wat het resultaat moet zijn en wanneer het moet
worden opgeleverd. Dit is bij een programma anders. Daar staan de delen centraal. Er wordt
steeds bekeken welke activiteiten en resultaten kunnen bedragen aan die doelen. Een
programma kent dus ook een andere manier van sturing. De vraag luidt:
Leveren de activiteiten die uitgevoerd worden voldoende bijdrage aan de realisatie van het
programmadoel/ de programmadoelen?
, Het programmateam vraagt zich dus continu af of de juiste projecten worden uitgevoerd en
of andere activiteiten beter bijdragen aan de doelrealisatie.
LET OP: projecten die deel uitmaken van het programma zijn en blijven de
verantwoordelijkheid van de projectleider. De programmamanager houdt wel de resultaten
(WAT) van de projecten bij, maar laat de verantwoordelijkheid (HOE) bij de projectleider,
zolang alles volgens afspraak gaat.
Indien projectmanager ook opdrachtgever voor de projectleiders is, dan keurt hij ook de
projectcontracten wel of niet goed.
Multiprojectmanagement en portfoliomanagement
Multiprojectmanagement: aansturen van een verzameling projecten die inhoudelijk
onderling niet samenhangen maar wel beroep doen op dezelfde middelen. Focus ligt op de
efficiëntie van de allocatie (verdeling) van middelen.
Portfoliomanagement: op strategisch niveau managen van de effectiviteit van de totale
portefeuille aan projecten en programma’s in een organisatie.
- Welke projecten/ programma’s zijn het interessantst om uit te voeren gezien de
doelen?
- Welke kunnen we beter uitstellen gezien hun beslag op beperkte middelen?
Hoofdstuk 3: Fasen in een project
Elk project doorloopt vier fasen:
1. Initiatieffase – eindigt met projectbrief (opdracht van de opdrachtgever aan de
projectleider aan zijn/haar team)
2. Definitiefase – eindigt met een project contract dat de opdrachtgever en de
projectleider met elkaar sluiten.
3. Uitvoeringsfase – eindigt met oplevering van concrete resultaten en de formele
acceptatie daarvan door de opdrachtgever
4. Afrondingsfase – eindigt met evaluatiedocument van projectleider en team.
Na elke fase wordt er een afweging gemaakt, doorgaan of stoppen? Daarnaast verandert er
per fase het beslag dat het project legt op mensen (aantal en inzet) en financiële middelen.
In de eerste twee fases heb je bijvoorbeeld nog weinig geld nodig en in de uitvoeringsfase
veel geld, waarna het weer afneemt.
Initiatieffase: het project komt van de grond, waarbij minimaal één persoon het idee
bedenkt en optreedt als opdrachtgever. Deze persoon is de eigenaar van het idee en moet
ervoor zorgen dat het wordt uitgevoerd. Vanaf het moment dat de opdrachtgever gaat
zoeken naar een potentiele projectleider, dan is de initiatieffase begonnen. Samen met de
projectleider gaan ze het idee verkennen. Er wordt een afweging gemaakt of het project
bestaansrecht krijgt.
Soms wordt er een kosten en baten analyse, ook wel een business case, gemaakt. Een
business case is een document waarin het bestaansrecht staat, met een beschrijving van de
redenen om het uit te voeren, de risico’s en de te verwachten kosten en baten. Deze case
wordt gedurende het project steeds bijgesteld – vandaar levend document.
Deze fase eindigt met een projectbrief; scope wordt geschetst, strategie, gewenst effect,
randvoorwaarden en projectresultaat.