Geschiedenis (examenstof)
3.1 De Renaissance (1500)
Kenmerkende aspecten: 1. Het veranderde mens– en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een
nieuwe wetenschappelijke
Middeleeuwen; groep is belangrijk, wat de kerk zegt is waar. (Memento mori)
Renaissance; individu belangrijk, twijfel over zaken (kritisch)
Observeren, redeneren, experimenteren. (=Griekse manier) (Carpe Diem)
Humanisten/wetenschappers bestuderen hoe de mens Grieks-romeinse mens leefden
Copernicus (1473-1543);
Heliocentrisme, aarde draait om de zon, zon is het middelpunt.
Renaissance-onderzoek-ontdekkingsreizen-ontdekkingen
-veranderd wereldbeeld
Kunst, gedetailleerd, zo realistisch en goed mogelijk en heeft perspectief (neo klassistisch),
Uomo universale – mens met veel kwaliteiten.
3.2 Europeanen ontdekken de wereld
Aspect 2; Europese expansie
Route via vasteland ging moeilijk
Men kon de zeen bevaren (technische uitvindingen)
Christelijke plicht om mensen te bekeren
Columbus bewijst aan de kerk dat de wereld niet plat is
3.2 De reformatie
16e eeuw; Maarten Luther heeft kritiek op de kerk: aflaten handel
Rijkdom
Geestelijken houden niet aan de regels van armoede en celibaat
Heiligenverering
Bijbel zelf interpreteren; zelf om vergeving vragen van zonden
Kerk moet sober zijn; het gaat om de inhoud
KA: tijd van hervormers en ontdekkers (1500-1600)
-de protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.
Calvinisme
Calvijn; kerkhervormer uit Frankrijk
Verschil met Luther;
Predestinatie: voorbestemming
Vanaf je geboorte staat vast of je in de hemel mag komen of niet
- Aflaathandel: hierbij was het mogelijk je zonden af te kopen door een priester ervoor te
betalen. Luther vond dat je in plaats daarvan zelf vergeving aan God moest vragen.
,- Heiligenverering: heiligen werden gezien als bemiddelaars tussen God en de gelovige en
werden zo vereerd, dat de persoonlijke relatie tussen gelovige en God ondergeschikt werd.
Luther vond dat onjuist en in strijd met de Bijbel: je moest je als gelovige tot God zelf richten.
- Sacramenten: voor alle sacramenten had je als gelovige een priester nodig; de priester
trad dus op als tussenpersoon tussen God en de gelovige. Luther vond dat je je als gelovige
rechtstreeks tot God moest wenden.
- Hiërarchie: in de middeleeuwse kerk waren mensen als de paus, de bisschoppen en de
geestelijken nodig om vergeving van je zonden te verkrijgen. Luther vond dat je je als
gelovige rechtstreeks tot God moest wenden.
De Contrareformatie was een poging van de katholieke kerk om de Reformatie
tegen te gaan en weer religieuze eenheid in Europa te brengen.
Leg uit waarom de Contrareformatie juist bijdroeg aan een verdere verharding
van de religieuze tegenstellingen
Om weer religieuze eenheid in Europa te brengen zette de katholieke kerk gewelddadige
middelen in, zoals kerkelijke rechtbanken (de ‘inquisitie’) om ‘ketters’ (protestanten) te
vervolgen en te onderdrukken. Deze pogingen tot onderdrukking leidden tot gewelddadige
tegenreacties. Mede hierdoor werden de religieuze tegenstellingen in Europa juist scherper.
4.1 Opstand in Europees perspectief
In Nederlander: Filips wil centralisatie; sturen vanuit 1 punt: Brussel. Met zelfde geloof
Landvoogd; landelijke plaatsvervanger (stadhouder: Willem van Oranje) omdat Filips de 5 e In Madrid
woonde.
Nederlanden wou geen centralisatie en iedereen een vrij geloof.
o Willem van Oranje wou een compromis sluiten met de Spaanse vorst over godsdienstvrijheid. En
meer vrijheid om de Nederlanden naar eigen inzicht te besturen.
o Compromis was gesloten + toenemende verzet tegen zowel de godsdienstvervolgingen als de
centralisatie leidde tot een conflict -> de opstand
o Filips II stuurde troepen en ontstond vanaf 1568 oorlog met de opstandelingen met de Spaanse
vorst. -> Gevolg; Noordelijke (Unie van Utrecht) en Zuidelijke Nederlanden (Katholiek).
o 1579 ontstond een nieuwe staat met het Plakkaat van Verlatinghe 1581 verbrak de
opstandelingen met de Spaanse vorst.
HOOFDSTUK 5 – absolutisme
Koningen in Europa streefden naar een regeringsvorm waarin de koning alle (absolute) macht
heeft -> absolutisme (volledig autoriteit beschikt)
Deze koningen waren ervan overtuigd dat ze door god werden
Droit divin- goddelijk recht
Lodewijk XIV (zonnekoning) koning vanaf 5e eeuw
Centralisatie:
Franse koning Lodewijk voerde het succesvol
Door: adel laten logeren in paleis, vertrouwen winnen
Zelf belasting innen
, Ambtenaren nemen taken van adel over
5.2 Burgerlijke en hofcultuur
Burgerlijke cultuur: Hofcultuur:
Land(en) met deze cultuur Republiek Frankrijk, Engeland, Rusland
Macht ligt bij: Staten-Generaal, stadhouders, Koning,
regenten/rijke burgers met
bestuursfunctie
Bestuursfuncties worden Staten-Generaal, stadhouders, Edelen of ambtenaren
uitgevoerd door: burgers met burgerschap
In hoeverre is er sprake van Er is een mate van vrijheid, want Weinig of geen vrijheid van
tolerantie/ vrijheid van er is geen koning en geen meningsuiting. De koning kan
meningsuiting? absolutisme dan sneller zijn macht verliezen,
Waarom wel of niet? hij heeft absolute macht dus wil
dat behouden.
Is er sprake van geloofsvrijheid? Mate van godsdienstvrijheid Nee het was meestal katholiek.
Kunst wordt besteld door? Rijke burgers Katholieke kerk, edelen en
koning
- De Franse hofcultuur wordt gekenmerkt door de almachtige positie van de koning
en de daarvan afhankelijke adel en burgerij. In de burgerlijke cultuur van de
Republiek staat, door afwezigheid van een koning, gelijkheid meer centraal.
- In de Franse hofcultuur is meer aandacht voor militaire verdiensten, in de
burgercultuur van de Republiek ligt meer nadruk op vrijheid en vrede (vanwege de
handel).
- In beide culturen wil de elite indruk maken met de kunst die ze laat vervaardigen (al
gebeurt dat op een andere manier).
- In beide culturen werken kunstenaars in opdracht of naar de smaak van het
publiek, omdat ze er financieel van afhankelijk zijn.
- In beide culturen komen thema’s uit de Bijbel en de klassieke oudheid voor (al
selecteert men daaruit vaak verschillend).
Ka’s 17e eeuw:
1. Streven naar absolute macht
2. Bijzondere positie in staatkundig opzicht met daarbij economisch en culturele bloei
3. Wetenschappelijke revolutie
5.3 de wetenschappelijke revolutie
Observeren, redeneren, concluderen
Het begrip ‘wetenschappelijke revolutie’ verwijst vooral naar een nieuwe manier van
denken en kijken: onderzoekers geloofden niet zomaar wat eerder (in de oudheid)
was beweerd, maar gingen zelf observeren of logisch redeneren.