Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 – De onderneming in perspectief................................................................................................ 2
Hoofdstuk 2 – Het ondernemingsplan............................................................................................................ 6
Hoofdstuk 3 – Ondernemingsvormen............................................................................................................. 8
Hoofdstuk 4 – Kostenindelingen en kostprijs.................................................................................................. 9
Hoofdstuk 5 – Kostensoorten....................................................................................................................... 13
Hoofdstuk 6 – Kosten van duurzame productiemiddelen..............................................................................16
Hoofdstuk 7 – Bijzondere calculaties............................................................................................................ 17
Hoofdstuk 13 – Financiële rekenkunde......................................................................................................... 20
Hoofdstuk 14 – Investeringen....................................................................................................................... 22
Hoofdstuk 15 – Financiële structuur............................................................................................................. 24
Hoofdstuk 16 – Eigen vermogen................................................................................................................... 27
Hoofdstuk 17 – Vreemd vermogen............................................................................................................... 31
Hoofdstuk 18 – Activiteit en rentabiliteit...................................................................................................... 34
Formuleblad................................................................................................................................................ 36
,Hoofdstuk 1 – De onderneming in perspectief
Een organisatie streeft ernaar om een bepaald doel te bereiken. Om deze doelen te bereiken
moeten zij een planning maken en economisch handelen: resultaat bereiken met een zo
klein mogelijke opoffering van de natuur, arbeid en kapitaalgoederen. Als een organisatie er
zelf voor zorgt dat er voldoende opbrengsten zijn om de kosten te dekken, is het
economisch zelfstandig. Zo niet hebben ze een subsidie nodig. Onder een organisatie zijn
nog twee delen:
- Bedrijf, een economisch zelfstandige organisatie.
- Onderneming, bedrijf dat streeft naar winst.
Elke organisatie moet drie belangrijke dingen vaststellen:
1. Missie, waar de organisatie voor staat, reden van bestaan.
2. Visie, het doel dat de organisatie nastreeft.
3. Strategie, op welke manier zij de doelen bereiken.
De doelstellingen van ondernemingen kunnen we onderscheiden in vijf soorten:
1. Boekhoudkundig, winst en bedrijfsresultaat
2. Waarde-georiënteerd, toegevoegde waarde en cashflow
3. Groei-gerelateerd, marktaandeel
4. Niet-financieel, werkgelegenheid en klanttevredenheid
5. Maatschappelijk, duurzaamheid
Bij het nastreven van meerdere doelen, kunnen ze strijdig zijn en elkaar negatief
beïnvloeden. Door doelstellingen te operationaliseren kun je het op een later moment
meten.
Bij duurzaam ondernemen gaat het om de triple P:
- Planet, circulaire economie
- People, welzijn van personeel, afzien van kinderarbeid
- Profit, winst maken om continuïteit te garanderen
Binnen een onderneming kennen we de volgende groepen participanten (belanghebbenden,
stakeholders):
- Werknemers
- Leidinggevenden
- Vakbonden
- Uitzendbureaus
- Verschaffers van vreemd vermogen
- Verschaffers van eigen vermogen
- Overheid
- Leveranciers
- Afnemers
- NGO
,Corporate governance staat voor goed ondernemingsbestuur. Een bijzondere vorm van
doelstellingen is beschreven in de balanced scorecard. Deze onderscheidt vier categorieën
perspectieven. In elke categorie wordt gekeken naar de doelstelling, maatstaven,
geoperationaliseerde maatstaven en initiatieven:
1. Financieel
2. Klanten
3. Leren en groeien
4. Interne processen
Benchmarking wordt gebruikt om een vergelijking te maken met de prestaties van andere
ondernemingen.
PDCA-cyclus; Plan, Do, Check, Act. Bepaal het doel, voer het plan uit, vergelijk de uitvoering
met het plan en kijk of je moet bijsturen.
Om aan te geven welke functies bedrijven vervullen in het proces kun je ze indelen in
sectoren:
- Primaire sector, product winnen uit de natuur
- Secundaire sector, producten vormen en samenstellen, industriële bedrijven
- Tertiaire sector, de commerciële dienstensector, handel, transport, verzekering etc.
- Quartaire sector, niet-commerciële dienstensector
De collecterende handel koopt kleine en grote hoeveelheden, sorteert de goederen in
standaardkwaliteiten, slaat deze voor korte of lange tijd op en vervoert de goederen naar
een bepaalde plaats.
De distribuerende handel koopt groot in en verkoopt vaak in kleinere hoeveelheden aan
bedrijven en consumenten in een bepaald land of in een bepaalde regio.
Of een onderneming een sterke positie inneemt op de markt hangt van een aantal factoren
af:
- Het aantal aanbieders, bij veel aanbieders zullen ze niet op elkaar letten, bij weinig
wel en bij één aanbieder kan diegene zelf alles bepalen.
- Het soort goed, goederen zijn homogeen als de afnemers alleen op de prijs letten en
niet op de verschillen, goederen zijn heterogeen als de afnemer wel verschil ziet.
- De toetreding, bij vrije toetreding kan elke aanbieder meedoen, bij meer
belemmeringen is het moeilijker om toe te treden.
- De doorzichtigheid, of een onderneming op de hoogte is van alle relevante factoren
die op de markt een rol spelen.
Op basis van bovenstaande factoren kunnen wij verschillende marktvormen onderscheiden:
- Volledige vrije mededinging, komt niet veel voor.
1. Veel aanbieders
2. Homogene goederen
3. Vrije toetreding
4. Grote doorzichtigheid
, - Monopolie, de aanbieder is prijszetter. Bij een wettelijk monopolie gunt de overheid
de productie maar aan één aanbieder. Bij een natuurlijk monopolie hebben andere
aanbieders niet de mogelijkheid om aan bepaalde grondstoffen te komen.
1. Eén aanbieder
2. Homogene goederen
3. Toetreding is onmogelijk of moeilijk
4. Beperkte doorzichtigheid
- Monopolistische concurrentie, komt veel voor. Elke aanbieder biedt een eigen
variant aan.
1. Veel aanbieders
2. Heterogene goederen
3. Vrije toetreding
4. Beperkte doorzichtigheid
- Oligopolie, de aanbieders letten op elkaar.
1. Weinig aanbieders
2. Homogene of heterogene goederen
3. Beperkte toetreding
4. Beperkt doorzichtigheid
Er zijn verschillende productieprocessen:
- Massaproductie, productie waarbij geen rekening wordt gehouden met individuele
wensen van de afnemers.
1. Homogene massaproductie, een enkel product.
2. Heterogene massaproductie, verschillende producten.
- Seriemassaproductie, productie waarbij rekening wordt gehouden met een groep
afnemers.
- Stukproductie, productie volgens de wensen van de afnemer.
- Seriestukproductie, productie waarbij meerdere stuks gemaakt worden op basis van
individuele wensen van een individuele afnemer.
De circulaire economie
zorgt dat de belangen van
mens, natuur en economie
samengaan. In dit systeem
verliezen grondstoffen,
onderdelen en producten
hun waarde zo min
mogelijk, hernieuwbare
grondstoffen worden
gebruikt en systeem
denken staat voor op.
In de gesloten kringloop bestaat geen afval. Hernieuwbare energie is afkomstig van
natuurlijke hulpbronnen die zich vernieuwen (wind, zon, etc.). Bij systeemdenken vormen
de actoren in de economie een netwerk waarbij alle consequenties voor de korte en lange
termijn de keuzes bepalen.