Week 2 - Internaliserend
Wat is internaliserende problematiek?
Nederlands Jeugdinstituut (2021); DSM-5 (APA, 2013)
Internaliserende problematiek (i.e., emotionele problemen) = stoornissen
met angst-, depressieve en somatische symptomen (gerelateerde fysiologische-
en cognitieve symptomen) (DSM-5, 2013).
- Depressie -
Stemmingswisselingen kunnen overgaan in stemmingsproblemen (i.e.,
internaliserende problemen of emotionele problemen) (NJI, 2021).
Stemmingswisselingen worden problematisch als:
Emotionele ontregeling (verdriet, somberheid of labiel) duurt langer dan
2 weken.
De stemmingswisselingen beïnvloeden het functioneren op een
negatieve manier, of het kind/jeugdige lijdt eronder.
Kenmerkend voor depressie = rusteloosheid, somberheid, een verminderd
gevoel van eigenwaarde en concentratieproblemen, nergens meer plezier aan en
weinig energie om iets te ondernemen.
Bij kinderen en jongeren wordt een depressie vaak niet herkend omdat
zij doorgaans niet het typische gedrag van depressieve volwassenen laten
zien.
- Zo kunnen kinderen met een depressie juist prikkelbaar zijn en geen lol
meer hebben in activiteiten die ze eerder wel leuk vonden.
Depressie gaat bij kinderen/jongeren vaak samen met leer- en
gedragsproblemen
- Ook klachten die voorkomen bij depressieve volwassenen =
slaapproblemen, vermoeidheid, boosheid en prikkelbaarheid,
verminderde of juist vermeerderde eetlust, angst- en
concentratieproblemen, lichamelijke klachten (buikpijn, hoofdpijn) en
ook stemmingswisselingen.
o Vaak negatief zelfbeeld, en suïcidale gedachten.
- Angst -
Angst = een beklemmende, onaangename emotionele toestand die wordt
veroorzaakt door dreiging of gevaar.
Angst wordt problematisch wanneer er een overmatige uiting is van
normale angsten, zodanig dat deze het normaal dagelijks functioneren
negatief beïnvloedt.
- Onderzoekers vatten angstproblemen en stemmingsproblemen vaak
samen onder de noemers internaliserende problemen of emotionele
problemen.
Verschillende soorten angst:
1
, - Sociale angst = bang of gespannen in gezelschap van anderen,
waarbij een kind denkt dat anderen een gevaar of dreiging vormen.
- Scheidingsangst = angst wanneer gescheiden van vertrouwde
verzorgers.
o Zeer heftige angstreactie (overstuur of in paniek), reactie duurt
erg lang (kind blijft ontroostbaar) en de angst pas niet bij het
ontwikkelingsniveau van het kind.
- Specifieke vrees = voorbijgaande angst en spanning bij een bepaald
voorwerp/situatie die een gevoel van dreiging of gevaar geeft.
- Dwanggedachten en dwanghandelingen = ontwikkelen van rituele
handelingen/gedachten om van bepaald angstgevoelens af te komen.
- Piekeren tijdens adolescentie = gedachten m.b.t. aansturen van
gedrag die angst veroorzaken (bv. negatieve beoordelingen door
anderen).
Angsten worden problematisch als = ze langer duren dan verwacht mag
worden (o.b.v. aanleiding) en ze het functioneren negatief beïnvloeden of
het kind eronder lijdt.
Angststoornis = aanwezigheid van pathologische angst, waarbij angst niet
reëel is en iemand er sociale problemen door ondervindt. Verschillende uitingen:
Fysiologisch = trillen, hoofdpijn, buikpijn.
- Verhoogde hartslag, versnelde ademhaling.
Cognitief = vervelende gedachten over nare dingen die kunnen
gebeuren, overmatig piekeren.
Gedragsmatig = angstige situaties uit de weg gaan, huilen, verstijven,
bevriezen, prikkelbaar of opstandig gedrag, en geruststelling vragen.
Verschillende angststoornissen (DSM-5, 2013):
1) Specifieke fobie.
2) Sociale fobie.
- Selectief mutisme = in bepaalde situaties spreekt een kind consequent
niet.
3) Separatie-angststoornis.
- Enige die specifiek in kindertijd wordt geconstateerd.
4) Paniekstoornis = regelmatig paniekaanvallen zonder duidelijk
aanwijsbare oorzaak.
5) Gegeneraliseerde angststoornis = overmatig piekeren over allerlei
dagelijkse onderwerpen (bv. huiswerk, vrienden).
Bij al deze stoornissen sprake van een bepaalde mate van bezorgdheid of
vrees voor objecten/situaties, en een bepaalde mate van vermijding en angst-
reducerend gedrag. De focus van de angst verschilt tussen de stoornissen.
Andere stoornissen (NJI, 2021):
Obsessief-compulsieve stoornis = telkens terugkerende (angstige of
soms verwerpelijke) gedachten of beelden, die vaak door
dwanghandelingen bezworen worden.
- Hierachter schuilt een irreële angst voor wat er kan gebeuren wanneer
iemand met de dwanghandelingen ophoudt.
2
, o Deze onderliggende vrees wordt door kinderen niet altijd goed
herkend = kinderen ervaren dan vooral een gevoel van onbehagen
en spanning wanneer ze de handeling niet uitvoeren, of het gevoel
dat het niet klopt als het niet uitvoeren.
- Zichtbare gedragingen (bv. handen wassen) of meer in gedachten (bv.
veelvuldig tellen).
Posttraumatische stressstoornis = na een zeer stressvolle
gebeurtenis (bv. seksueel misbruik), waarbij jonge mensen met PTSS
overmatig last hebben van herbeleving van de gebeurtenis, en vervolgens
alles wat zij daarmee zouden kunnen associëren vermijden.
- Soms last van overreageren of slaapproblemen.
Anti-angsttechnieken (Nauta & Scholing, 2018).
In DSM-5 zijn stoornissen met angst als belangrijkst symptoom in 3 groepen
ingedeeld:
1) Angststoornissen.
2) Obsessief-compulsieve en gerelateerde stoornissen (OCGS).
- Dwangmatig gedrag naast gevoelens van angst of spanning.
3) Trauma- en stressgerelateerde stoornissen.
- Herbeleving aan de traumatische gebeurtenis en vermijding van stimuli
die daaraan doen denken.
Wat kan een orthopedagoog doen (interventies) en op wie richt de interventie
zich?
Anti-angsttechnieken (Nauta & Scholing, 2018).
Bij behandeling wordt er gekozen voor technieken o.b.v. klassieke als
operante conditioneringsprincipes.
De technieken kunnen door zowel de therapeut (individuele
behandeling van kind) als door de ouders (mediatietherapie) worden
toegepast.
- Hoe jonger het kind, hoe groter de betrokkenheid van de ouders tijdens
de behandeling = goede uitleg over de klachten, instandhoudende
factoren en principes van de behandeling.
o Ook leren om positief en trots te reageren op dapper gedrag, en
angstig gedrag zoveel mogelijk negeren.
Individuele behandeling is effectief vanaf 8 jaar.
Belangrijkste elementen van behandeling:
Exposure.
Cognitieve interventies.
3