Aansprakelijkheidsrecht – samenvatting
Hoofdstuk 1: Waar het aansprakelijkheidsrecht goed voor is
1.1. Plaats van het aansprakelijkheidsrecht in de maatschappij
Wetgeving, verzekeringen en het aansprakelijkheidsrecht spelen een belangrijke rol in het reguleren
van risico’s en de gevolgen ervan.
Het aansprakelijkheidsrecht vervult drie functies:
- Vaststellen welke rechten en belangen voor bescherming in aanmerking komen;
- Vaststellen in hoeverre deze rechten en belangen behoren te worden beschermd; en
- Vaststellen hoe geschonden rechten en belangen moeten worden hersteld.
Naast het handhaven rechten door middel van preventie, bescherming en herstel heeft het
aansprakelijkheidsrecht ook de functie van preventie, vergoeding, spreiding van schade, bestraffing en
genoegdoening.
Fout aansprakelijkheid en risicoaansprakelijkheid vormen de belangrijkste kaders voor het vinden van
de juiste balans tussen vrijheid en bescherming.
Met aansprakelijkheidsverzekeringen wordt het risico gereduceerd tot het betalen van een premie en
een eventueel eigen risico.
Achter de benadeelde staat vaak first part-verzekeraars (schadeverzekeraars) en achter de
veroorzaker third party-verzekeraars (aansprakelijkheidsverzekeraars).
1.2. Plaats van het aansprakelijkheidsrecht in het rechtssysteem
Het aansprakelijkheidsrecht maakt deel uit van het verbintenissen recht, dat wordt geregeld in Boek 6
van het BW. Naast het aansprakelijkheidsrecht omvat het verbintenissenrecht het contractenrecht en
een drietal verbintenissen uit de wet: zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en
ongerechtvaardigde verrijking.
Wanprestatie: toerekenbare tekortkoming in de nakoming.
Het EVRM biedt burgers primair bescherming tegen aantasting van hun fundamentele rechten door
de Staat maar in bepaalde gevallen ook tegen andere burgers en bedrijven. Door middel van het
Handvest van het Unierecht wordt regelgeving van het aansprakelijkheidsrecht in de nationale
rechtspraak gebracht.
1.3. Wat beschermt het aansprakelijkheidsrecht?
Het aansprakelijkheidsrecht beschermt een veelheid van aspecten van de menselijke persoonlijkheid.
Te denken valt aan bescherming van het leven, de lichamelijke en geestelijk integriteit, privacy, eer en
goed naam, zelfbeschikking en de vrijheid van beweging.
Het recht op leven wordt gezien als het meest fundamentele mensenrecht maar het
aansprakelijkheidsrecht beschermt dit recht als zodanig niet. Daarentegen is het recht op lichamelijke
integriteit waarschijnlijk het best beschermde recht in het aansprakelijkheidsrecht.
Bij de bescherming van de persoonlijke levenssfeer kunnen diverse aspecten worden onderscheiden:
het lichamelijke aspect, het territoriale aspect (woning), het communicatieve aspect en het
informatieaspect (publiceren van privéaangelegenheden in de media).
Het aansprakelijkheidsrecht beschermt ook iemands eer (gevoel van eigenwaarde) en goede naam
(het aanzien dat iemand bij anderen geniet). Dit recht moet vaak worden afgewogen tegen de
bescherming van de vrijheid van meningsuiting.
Recht op zelfbeschikking: het beschermen van de keuzevrijheid van de mens om zijn leven vorm te
geven zoals hem goeddunkt.
1
,Het aansprakelijkheidsrecht bescherming ook het eigendom, zoals roerende en onroerende zaken.
Daarnaast kan worden gedacht aan de hierop gebaseerde zekerheidsrechten pand en hypotheek,
alsmede zakelijke gebruiksrechten van erfdienstbaarheid, erfpacht, vruchtgebruik, opstal en het
appartementsrecht.
Dit recht kan op drie manieren worden geschonden:
- Beschadiging of vernietiging;
- Genot voor de eigenaar is verminderd;
- De zaak zelf blijft ongeschonden, maar kan door toedoen van een ander niet langer worden
gebruikt.
Indien iemand schade lijdt die niet het gevolg is van de schending van een persoonlijkheidsrecht
(persoonsschade) of een eigendomsrecht (zaakschade), spreekt men van zuivere vermogensschade.
Hoofdstuk 2: Onrechtmatigheid
2.1. Inleiding
Art. 6:162 lid 2 BW: onrechtmatige daad
Onrechtmatigheidscategorieën:
a) Een inbreuk op een recht;
b) Een doen op nalaten in strijd met een wettelijke plicht;
c) Een doen of nalaten in strijd met het ongeschreven recht.
Het ongeschreven recht kan worden vastgesteld aan de hand van bestaande jurisprudentie, aan de
hand van de Kelderluik-factoren, en aan de hand van een vergelijking van het gedrag van de
veroorzaker met dat van een redelijk handelende persoon.
Onrechtmatigheid (gedrag) en toerekening (persoon) kunnen worden onderscheiden en dit is ook wat
de wet doet (lid 2 en 3).
Het risico wordt bepaald door de Kelderluik-factoren:
a. De ernst van de schade (risico);
b. De waarschijnlijkheid van de schade (risico);
c. De bezwaarlijkheid van voorzorgsmaatregelen (zorg);
d. De aard en het nut van de gedraging (zorg).
2.2. Schending ongeschreven recht
2.2.1. Omvang risico (1): ernst van de schade
De ernst van de schade kan worden onderverdeeld in aard van de schade en de omvang van de schade.
Bij de aard van de schade wordt onderscheiden tussen personenschade, zaakschade en zuivere
vermogensschade. Bij de omvang van de schade kan in de eerste plaats gekeken worden naar het
gevorderde bedrag, maar daarnaast ook vergoeding voor derden.
2.2.2. Omvang risico (2): waarschijnlijkheid van een ongeval
De tweede onrechtmatigheidsfactor is de waarschijnlijkheid dat iemand gedrag tot een ongeval leidt.
Het gaat niet om de kans dat iemands gedrag tot de specifieke schade zou leiden maar om de kans dat
zich een ongeval voordoet. En nog nauwkeuriger gaat het om de waarschijnlijkheid dat iemand gedrag
in het algemeen tot een ongeval leidt (generalisering).
2
, In het algemeen is het voldoende om vast te stellen of de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval
groot, minder groot of gering is. Als de waarschijnlijkheid gering is, is dit niet per definitie een beletsel
om onrechtmatigheid aan te nemen.
Consideratieplicht: verplichting om met onvoorzichtig gedrag rekening te houden (in het bijzonder bij
weggebruikers, werknemers, consumenten en kinderen).
2.2.3. Omvang zorg (1): aard en nut van de gedraging
De aard van de gedraging bepaalt mede de omvang van de te betrachten zorg.
Het nut van de gedraging hangt nauw samen met de aard ervan en kan een beperkende invloed
hebben op te nemen voorzorgsmaatregelen. Het kan gaan om gedragingen waarvan het
maatschappelijk nut de omvang van de zorgplicht beperkt. Het kan gaat om gevallen van hinder,
economische mededinging, stakingsrecht, contractsporten, publicaties in de media en
overheidshandelen.
Bij een rechtvaardigingsgrond gaat het niet om het nut van een gedraging in het algemeen, maar om
het specifieke nut in een bepaalde situatie. Te denken valt aan overmacht, noodweer, uitvoering van
een wettelijk voorschrift of van een bevoegd gegeven ambtelijk bevel.
Lid 2 geeft aan dat er geen sprake is van onrechtmatigheid als een rechtvaardigingsgrond van
toepassing is.
Noodtoestand (art. 40 Sr): een plotselinge en onverwachte gebeurtenis of combinatie van
omstandigheden die om een onmiddellijk reactie vraagt.
Noodweer (art. 41 Sr): een gedraging die geboden is door de noodzakelijke verdediging van eigen of
andermans lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Een ongeschreven rechtvaardigingsgrond is de toestemming of risicoaanvaarding van de benadeelde
voor een bepaalde gedraging (volenti non fit iniuria).
Bij nalaten gaat het om risico’s die niet door de aangesproken persoon in het leven geroepen zijn maar:
1) Door de benadeelde (het zich zonder toestemming toegang verschaffen tot een bouwplaats);
2) Door een derde (een leerling die steen door een raam gooit waarvoor de leraar wordt
aangesproken);
3) Door de natuur (een boom die bij een storm omwaait en op een auto terechtkomt);
4) Door een zaak (de vloer van een winkel die door schoonmaakwerkzaamheden glad is
geworden en waarop iemand uitglijdt).
Verantwoordelijkheidsrelaties:
1) Relatie met de plaats van het ongeluk;
2) Relatie met de roerende zaak die de schade veroorzaakt;
3) Relatie met de direct aansprakelijke persoon;
4) Relatie met het slachtoffer.
Als het niet gaat om één van deze gevallen, is er sprake van zuiver nalaten.
2.2.4. Omvang zorg (2): bezwaarlijkheid voorzorgsmaatregelen
Het uitgangspunt is dat het risico moet worden weggenomen, maar soms is dat te duur of onpraktisch.
In die gevallen kan het risico worden beperkt, zoals door middel van het houden van toezicht of door
middel van waarschuwen en informeren. Voor onbekende risico’s kan een observatieplicht gelden en
is het voorzorgsbeginsel van belang.
Het nemen van voorzorgsmaatregelen is pas bezwaarlijk als de financiële belasting niet opweegt tegen
de omvang van het risico en het maatschappelijk verkeer zich op dit risico kan instellen.
Soms zal het wegnemen van het risico het nut van de activiteit wegnemen (zoals sporten of afzetten).
In veel gevallen mag het risico daarom blijven bestaan mits het voldoende wordt beperkt.
3