Samenvatting Basisboek psychologie Sociaal verbonden hoofdstuk 1 t/m 7
Basisboek psychologie eerste druk 2017, tweede oplage 2020 – uitgeverij Coutinho
Jakop Rigter
ISBN 978-90-469-0578-4
Hoofdstuk 1 Hoe onze hersenen en onze erfelijkheid werken
1.1 Inleiding
Het ongeluk van Gage (stang door voorste deel van hersenen) heeft veel wetenschappers doen
beseffen dat de (frontale) cortex een belangrijke rol speelt bij emoties.
De patiënt behoudt de vermogens om zich te bewegen, taal te gebruiken, objecten te herkennen en
nieuwe informatie tot zich te nemen → worden op zichzelf staande capaciteiten, je kunt ze niet meer
op elkaar afstemmen. Dit kan leiden tot een persoonlijkheidsverandering (zoals extreem veel angst).
Tegenwoordig zouden we de casus van Gage als een voorbeeld van de verandering van
persoonlijkheid bij niet-aangeboren-hersenstelsel NAH (=alle schade aan de hersenen die na de
geboorte plaatsvinden) zien.
Psychologen zijn erg geïnteresseerd in de werking van het zenuwstelsel bij mensen (vooral de
hersenen). Dit zenuwstelsel bestaat uit 2 delen: het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg)
en de zenuwcellen (neuronen) en de gliacellen.
Psychologen maken veel gebruik van de evolutietheorie.
1.2 Hoe is ons zenuwstelsel opgebouwd?
De hersenen, het ruggenmerg en alle zenuwuiteinden en zenuwbanen in de rest van het lichaam
noemen we het zenuwstelsel. Het zenuwstelsel is een besturings- en communicatiesysteem tussen
de verschillende hersengebieden onderling, tussen de hersenen en spieren, organen en zintuigen.
Voorbeeld: je trapt op een spijker. De pijn gaat via pijnzintuigen in je voet en de zenuwbanen
achtereenvolgens in je voet, been en ruggenmerg naar je hersenen. Vanuit je hersenen en al eerder
vanuit je ruggenmerg wordt een signaal naar je been- voetspieren gestuurd dat je je voet moet
optillen.
Je voet is al teruggetrokken voordat je de pijn voelt → automatisch reflex die aangestuurd wordt
vanuit je ruggenmerg. Dit werkt autonoom: je kunt het niet tegenhouden. Waarschijnlijk roep je ook
au of ga je vloeken. Daar zorgen je hersenen voor en staan onder invloed van je wil → bewust gedrag
dat je kunt tegenhouden.
Het zenuwstelsel is voorwaardelijk voor al ons gedrag → zonder hersenen, ruggenmerg en
zenuwbanen is gedrag onmogelijk.
Figuur 1.2 bladzijde 25 Onderverdeling van het
zenuwstelsel
1
,De onderverdeling tussen het centraal zenuwstelsel en het perifeer zenuwstelsel is de belangrijkste.
Centraal zenuwstelsel: ‘centraal’ betekent in het midden, bij een lengtedoorsnee zit het centraal
zenuwstelsel in het midden → bestaat uit hersenen en het ruggenmerg.
Perifeer zenuwstelsel: ‘perifeer’ betekent aan de zijkant. Het perifeer zenuwstelsel bestaat uit een
netwerk van zenuwbanen en zenuwuiteinden → verzorgt communicatie tussen spieren, organen en
zintuigen en de hersenen en het ruggenmerg.
1.3 Waaruit bestaat ons centraal zenuwstelsel?
1.3.1 Inleiding
Het centraal zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. Hersenen wegen gemiddeld
1,3 – 1,4 kilo, de hersenen van mannen zijn vaak iets groter/zwaarder dan die van vrouwen. Dit zegt
niks over intelligentie. Mannen hebben over het algemeen een groter lichaam en daarom ook
grotere hersenen.
Het ruggenmerg brengt contact tot stand tussen de hersenen en de rest van het lichaam →
ruggenmerg loopt van de achterkant van de hersenen tot het onderste gedeelte van de rug.
Ruggenmerg is 45-50 cm lang, weegt 35-40 gram en heeft een doorsnede van 1 cm.
De hersenen worden beschermd door een stevige schedel. Tussen de schedel en de hersenmassa zit
een holte, gevuld met vloeistof (cerebrospinaal vocht). Dit vocht heeft veel functies, waaronder een
schok dempende functie.
Wetenschappers hebben een maat bedacht voor de relatieve hersengrootte bij diersoorten. Als je de
feitelijke hersengrootte van diersoort weet, dan kun je dit gewicht delen door het gewicht dat
verwacht wordt bij diersoorten met eenzelfde lichaamsgewicht → dit wordt encefalisatie-quotiënt
(EQ) genoemd.
Onderhoud en groei van de hersenen vergen veel. 2% van het lichaamsgewicht bestaat uit de
hersenen. Hersenen pakken 20% zuurstof en 25% energie uit eten/drinken, daarnaast bevatten ze
continu 20% van het totale bloed voor de afvoer van afstoffen en aanvoer van voedings- en
bouwstoffen.
Kinderen van mensen hebben bij de geboorte een groter hoofd dan bij andere zoogdieren. Door de
grote hersenen worden de kinderen vroeggeboren, hun ontwikkeling is nog niet af. Mensen kennen
een lange kindertijd en adolescentie. Leerprocessen hebben meer invloed op de ontwikkeling.
1.3.2 Welke onderdelen zijn te onderscheiden in onze hersenen?
Als je de hersenen van bovenaf bekijkt, zie je de hersenschors, de buitenkant van de grote hersenen.
We hebben 2 hersenhelften, wat op de structuur van een walnoot lijkt.
Aan de buitenkant van de hersenen zie je plooien (komt bij alle zoogdieren voor). De buitenste laag
(hersenschors of cortex) zit opgevouwen in de schedel. De hersenschors is een paar millimeter dik,
deze is zo geplooid, dat de totale oppervlakte veel groter is dan de omvang van de schedel.
De hersenschors van mensen verschilt, meer dan andere onderdelen, met de hersenen van andere
zoogdieren. Het bevat meer hersencellen en verbindingen tussen hersencellen = meer
mogelijkheden.
De hersenen bestaan uit de belangrijke onderdelen: grote hersenen, kleine hersenen en de
hersenstam.
2
,Grote hersenen:
De grote hersenen omvatten het grootste deel van de hersenen. Het buitenste deel zit direct onder
de schedel, de hersenkorst (cortex). De hersenkorst maakt het mogelijk dat we ingewikkelde
vaardigheden kunnen leren (zoals communicatie, jagen). Dieren hebben niet zo’n omvangrijke
hersenkorst als de mens → dit stelt mensen in staat dingen te leren, die dieren niet kunnen leren
(taal, plannen, sociale vaardigheden etc.).
Kleine hersenen:
Onder en aan de achterkant van de grote hersenen liggen de kleine hersenen (cerebellum). De kleine
hersenen kennen net als de grote hersenen ook 2 helften. Deze verschillen niet veel met die van
andere zoogdieren.
Kleine hersenen coördineren bewegingen en spelen een rol bij automatische handelingen, zoals het
bewaren van je evenwicht. Het tijdsverloop (voorbeeld: op het juiste moment de bal terugslaan)
sturen de kleine hersenen aan en nog een aantal cognitieve processen worden beïnvloed.
Bij beschadiging van de kleine hersenen zijn bewegingen minder gecoördineerd (zo kun je met je
ogen dicht je neus niet aanraken met je vinger).
Hersenstam:
De hersenstam vormt de verbinding tussen de grote hersenen, het ruggenmerg en de kleine
hersenen. De hersenstam ligt in het verlengde van het ruggenmerg en is belangrijk bij het aansturen
van vol automatische handelingen. Zo passen je pupillen zich aan bij vel/donker licht → gebeurt vol
automatisch, heb je geen invloed op.
De hersenstam stuurt ook het voelen van beweging en zwaartekracht, het regelen van de
spijsvertering, de hartslag, ademhaling en bloeddruk aan.
De hersenstam stuurt dus veel lichaamsfuncties aan zonder dat je het door hebt → automatisch.
Evolutionair gezien is de hersenstam het oudste onderdeel van de menselijke hersenen → alle
gewervelde dieren hebben een hersenstam → ook wel reptielenbrein genoemd.
Hersenkwabben:
De hersenschors bestaat uit 2 delen: de linker- en de rechterhersenhelft. Elke hersenhelft in 4
kwabben verdeeld: frontaalkwab, slaapkwab, pariëtaal kwab en achterhoofdkwab. Elke kwab kent
zijn eigen specialisatie, maar bij handelingen zijn meerdere kwabben betrokken. Dit noemen we
netwerken en die zijn niet tot één kwab of hersenonderdeel beperkt.
- Frontaalkwabben: de frontaalkwabben liggen direct boven/achter je ogen en houden zich
bezig met de fijne motoriek (schrijven, spraak etc.). Vaardigheden die je in de loop van je
leven ontwikkeld, zetelen ook in de frontaalkwab (impulscontrole, concentratievasthouding).
Taalbeheersing vindt vooral in de linkerhelft plaats.
De frontaalkwabben vervullen een soort regiefunctie voor onze hersenen. Er bevindt zich een
enorme concentratie zenuwbanen. Vanuit de frontale kwabben leiden ‘wegen’ naar alle
onderdelen van de hersenen.
De menselijke hersenen zijn in verhouding erg zwaar (dat wisten we al). Bij frontale kwabben
is dit in verhouding nog groter dan bij andere zoogdieren (29% van de totale cortex).
- Slaapkwabben: slaapkwabben spelen een rol bij het onthouden en herkennen van mensen,
voorwerpen, terughalen van herinneringen, geluidsherkenning en spraak.
- Pariëtaalkwabben: met de pariëtaalkwabben registreren en interpreten we lichamelijke
gewaarwording (temperatuur, pijn, tast). Tevens zijn zo ook actief als je een rekensom maakt
of leest.
- Achterhoofdkwabben: de achterhoofdkwabben houden zich bezig met het
gezichtsvermogen (herkennen van gezichten en interpreteren van plaatjes).
Kleurwaarneming, waarnemen van vormen en beweging vinden ook in deze kwabben plaats.
3
, Twee hersenhelften:
De hersenschors bestaat uit 2 hersenhelften. De linkerhersenhelft bestuurt de rechterkant van het
lichaam aan en de rechterhersenhelft bestuurt de linkerkant van het lichaam aan → wordt
lateralisatie genoemd. Beide helften zijn belangrijk en worden verbonden door de hersenbalk
(corpus callosum). Deze zorgt ervoor dat informatie in beide hersenhelften terecht komt en zo
kunnen samenwerken.
Voorbeeld: wanneer je rechterarm beweegt, geeft de linkerhersenhelft hiervoor de opdracht. Stap je
met je rechtervoet in glas, dan registreert de linkerhersenhelft dit, die vervolgens de informatie ook
doorgeeft aan de rechterhersenhelft.
Bij je ogen is dit ingewikkelder georganiseerd. Elk oog heeft een verdeling tussen wat links en rechts
op de retina (=netvlies) valt. Iets wat recht in ons gezichtsveld verschijnt, wordt meestal door zowel
het linkerdeel van het rechter- als linkeroog opgevangen. Beide linkeroogdelen sturen die informatie
naar de rechterhersenhelft → via hersenbalk wordt dit ook doorgestuurd naar de linkerhersenhelft.
De rechteroogdelen sturen de informatie naar de linkerhersenhelft → via hersenbalk wordt dit ook
doorgestuurd naar de rechterhersenhelft.
De taakverdeling tussen beide linkerhelften is niet hetzelfde → kan per persoon verschillend zijn.
Bij de meeste mensen is de linkerhersenhelft beter in het oplossen van problemen bij rekenen,
spraak en taal. De rechterhersenhelft is vaak beter in ruimtelijk inzicht en creatieve vaardigheden.
De indelingen zijn wel omstreden. Zo zit bij de meeste ‘westerse’ mensen het taalcentrum in de
linkerhersenhelft. In Japan kent met het karakterschrift en een alfabetisch schrift → worden beide
door elkaar gebruikt. Onderzoek toonde aan dat Japanners beide hersenhelften gebruikten als zij
lezen/schrijven.
Goldberg vermoedt dat de rechterhersenhelft meer wordt gebruikt in situaties en leeropdrachten die
nieuw zijn voor iemand. De linkerhersenhelft zou meer worden ingezet bij situaties die al bekend zijn.
De belangrijkste conclusie is dat we beide hersenhelften nodig hebben en even belangrijk zijn.
Een herseninfarct is meestal beperkt tot één hersenhelft. Door uitvalsverschijnselen kan vaak worden
vastgesteld in welke hersenhelft het infarct heeft plaats gevonden.
Bij mensen die last hebben van ernstige epilepsie wordt vaak als laatste redmiddel de hersenbalk
doorgesneden. De patiënten worden split-brainpatiënten genoemd. De hersenhelften kunnen niet
meer met elkaar communiceren.
1.3.3 Wat doet ons ruggenmerg?
Het ruggenmerg speelt een belangrijke rol bij het doorgeven van signalen van de hersenen naar de
rest van het lichaam en andersom. Ook speelt het een rol bij reflexen: reacties die niet zijn tegen te
houden. Er heeft dan in het ruggenmerg een schakeling plaats gevonden.
Bij een reflex wordt de binnenkomende (zintuigelijke) prikkel, meteen in het ruggenmerg
omgeschakeld naar een motorische prikkel waardoor je bijvoorbeeld je hand terugtrekt. Gelijktijdig
gaat er een prikkel naar de hersenen, waardoor het besef pas later komt.
Bij een dwarslaesie is het ruggenmerg beschadigd. Hoe dichter bij de hersenen de beschadiging is,
hoe groter de negatieve gevolgen. Je krijgt te maken met het verlies van functies, zoals de controle
over je spieren.
4