Hoofdstuk 10 (zonder 10.1!!!)
10.2: Koloniën worden onafhankelijk
Samenvatting
Inheems nationalisme
Vlak na de Tweede Wereldoorlog kwam er een einde aan de macht van Europese landen in Afrika
en Azië. Vrijwel alle koloniën werden onafhankelijk. Dit proces van dekolonisatie zorgde voor een
verlies van de status voor de Westerse landen. Een motief voor de kolonisatie was dat de
Europeanen hun grondsto en, voedings- en genotsmiddelen en zelfs de afzetmarkt uit hun
koloniën haalden. Nog een motief was de white man’s burden: de Europeanen zagen het als hun
taak de westerse beschaving te verspreiden, omdat die superieur was. Voor het besturen en
exploiteren van hun koloniën, hadden ze de inheemse bevolking nodig. Om een inheemse
intellectuele elite te creëren, kwamen overal opleidingsinstituten. De overheid en scholen van de
missie en de zending, brachten de bevolkingen in contact met westerse denkbeelden. Begrippen
als nationalisme, vrijheid, gelijkheid en democratie inspireerden ontwikkelde inheemsen. Ze
kregen behoefte aan zelfbestuur. Ook door de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog waren
de nationalistische gevoelens toegenomen. Dat had drie oorzaken:
- In de Eerste Wereldoorlog liet Groot-Brittannië en Frankrijk mannen uit hun koloniën
meevechten in de loopgraven. Deze soldaten zagen dat de westerse beschaving kon leiden tot
dood en verwoesting.
- In de Tweede Wereldoorlog maakten de nederlagen van Groot-Brittannië, Frankrijk en
Nederland tegenover Japan grote indruk op Aziatische nationalisten. De zogenaamde
superieure blanken verloren van de niet-blanke Japanners. Bovendien werd de oorlog gezien
als een bevrijdingsstrijd van Azië.
- Na 1945 kreeg de VS en de SU, tegenpolen, het voor het zeggen in de wereld. Ze waren het
eens dat het kolonialisme afschuwelijk is. De VS was in de 18e eeuw immers ontstaan uit een
vrijheidsoorlog tegen het koloniale Engeland. De SU streefde naar gelijkheid en beschouwde
het imperialisme als laatste fase van het kapitalisme.
Dekolonisatie van India en Pakistan
Brits-Indië was lang de belangrijkste kolonie van Groot-Brittannië, in 1947 werd het onafhankelijk.
Dit kwam vooral door Mahatma Gandhi, de leider van de nationalistische Congrespartij. Gandhi
protesteerde al sinds 1920 tegen de Britse overheersing. Hij deed dat met geweldloos verzet en
burgerlijke ongehoorzaamheid. Hierdoor kreeg hij een grote aanhang. In 1930 organiseerde hij de
zoutmars, een zegetocht. De Britten hadden nieuwe belastingen op zout ingevoerd. Gandhi
marcheerde samen met anderen naar de oceaan, om zelf zout te winnen. Duizenden Indiërs
werden gevangen gezet, waaronder Gandhi zelf.
Zijn belangrijkste volgeling Jawaharlal Nehroe voerde de onderhandelingen met Groot-Brittannië.
Na 1945 kwam er een Labourregering die bereid was India onafhankelijkheid te geven. De strijd
tussen de hindoes en moslims was echter een groot probleem. De Moslim Liga streefde al lang
naar een aparte staat: Pakistan. De Britten deden weinig om dit tegen te gaan. Toen de
onderhandelingen over een vrij India begonnen, braken er overal in het land gevechten uit tussen
hindoes en moslims. In 1947 ontstonden daardoor twee staten: India en Pakistan. Veel hindoes
Pakistan verhuisden naar India en andersom. Door deze volksverhuizingen overleden veel mensen
door onderlinge gevechten. In 1948 werd Gandhi vermoord door een hindoe, omdat hij meende
dat Gandhi te soft was tegenover de moslims. Nehroe kreeg als premier van India veel problemen:
overbevolking, welvaartsverschillen, etnische en religieuze tegenstellingen en spanningen met
China.
Nederland en de Republik Indonesia
Het onafhankelijkheidsstreven van de inheemse bevolking van Nederlands-Indië liep uit tot een
oorlog. Nadat Japan op 15 augustus 1945 capituleerde, maakten de twee nationalistische leiders,
ff
, Soekarno en Hatta, meteen gebruik van de gelegenheid en riepen de Republik Indonesia uit. Veel
mensen vonden Soekarno echter een collaborateur, omdat hij samenwerkte met een Japanse
bezetter. De Nederlandse regering nam deze verklaring niet serieus. Ze gingen onderhandelen met
nationalisten, maar zonden tegelijkertijd een troepenmacht naar Nederlands-Indië om de
plantages etc. terug te winnen. Door twee politionele acties (1947-1948) lukte het Java en
Sumatra grotendeels onder controle te krijgen en ze kregen zelfs Soekarno achter de tralies. De
guerrilla-aanvallen werden echter steeds heviger. Aan beide kanten werden wreedheden en
oorlogsmisdaden gepleegd.
De internationale publieke opinie keerde zich steeds meer tegen Nederland, vooral nadat Groot-
Brittannië de onafhankelijk gaf aan Brits-Indië. De VS koos de nationalistische kant, vooral omdat
ze bang waren voor de communistische invloed in Zuidoost-Azië. Ze zette Nederland onder druk
door te dreigen de Marshallhulp te stoppen. Nederland moest wel gaan onderhandelen met de
nationalisten. In 1949 was er een akkoord, waar de Republiek Indonesië onafhankelijk werd. Het
gezag over Nederlands Nieuw-Guinea bleef twijfelachtig. Deze moeilijkheden leidden in de jaren
50 tot het verbreken van de betrekking tussen Nederland en Indonesië. Wie als indo (half
Nederlands) of Nederlander in Indonesië woonde, werd behandeld als vijand. Veel indo’s hadden
gewerkt bij (Nederlandse) overheidsinstanties en zaten sinds de dekolonisatie zonder werk. In
1957 verslechterden de betrekkingen nog meer, toen de laatste Nederlandse bezettingen werden
genationaliseerd. Tussen 1949 en 1962 vertrokken 300.000 naar Nederland. Nieuw-Guinea kwam
in 1962, door bemiddeling van de VS, onder Indonesisch bestuur. Al eerder was er een grote
groep Molukkers naar Nederland gekomen (1951), door de politiek van president Soekarno, die
een eenheidsstaat wilde vormen. Op de Zuid-Molukse eilanden was in 1950 een eigen staatje
gevormd, waar Soekarno met geweld een einde aan maakte. Deze Molukkers stelden Nederland
verantwoordelijk voor hun veiligheid, waar ze gelijk voor kregen. Ze gingen naar Nederland.
De dekolonisatie van Noord-Afrika
Door de dekolonisatie in Azië, waren de verwachtingen in nationalistische groepen in Afrika
hooggespannen. Noord-Afrika liep in de ontwikkelingen voorop. Egypte was al sinds 1922
onafhankelijk, maar Groot-Brittannië wilde de invloed behouden door het Suezkanaal. In 1956
nationaliseerde de Egyptische president het kanaal, waardoor de Suezcrisis ontstond. Groot-
Brittannië pakten samen met Frankrijk met wapens aan. Dit ging echter niet door, omdat de
grootmachten het afkeurden. President Nasser won dus. De Franse regering wilde Algerije niet
kwijt, omdat er bijna een miljoen Fransen op woonden. De spanningen leidden tot een oorlog
(1954-1962) tussen de Fransen en het Arabische Front de Libération Nationale (FLN). De Franse
veiligheidsdiensten maakten zich berucht door martelingen en andere daden openbaar te maken.
Vier jaar lang wilde Parijs geen toegeven weten aan de nationalisten. Pas in 1958 met een nieuwe
regering onder leiding van Charles de Gaulle, werd zelfbeschikking voor Algerije bespreekbaar. In
1962 lag er uiteindelijk een akkoord. De Franse kolonisten verhuisden massaal naar Frankrijk.
Algerije werd onafhankelijk en zocht toenadering tot andere Arabische landen. Vergeleken met
deze onafhankelijkheidsstrijd verliep de dekolonisatie van Tunesië en Marokko rustig. Beide
werden in 1956 onafhankelijk van Frankrijk. Ook Libië werd in 1951 onafhankelijk van Italië.
Dertig jaar strijd in Vietnam
Na de capitulatie van Japan (1945), wilde de Vietnamese bevolking af van de Franse koloniale
overheersing. Nationalist en communist Ho Chi Minh riep de onafhankelijke Democratische
Republiek Vietnam uit. De Parijse regering was echter niet van plan Vietnam op te geven en in
1946 begonnen de gevechten. De Fransen vochten tegen de geurrillastrijders van de Vietminh. De
VS steunde Frankrijk om haar als bondgenoot te houden tegen de SU. Toen in 1949 ook China
communistisch werd en samen met de SU steun gaf aan de Vietminh, kwam deze oorlog steeds
dichterbij de Koude Oorlog. De VS was bang voor de dominotheorie als Vietnam communistisch
zou worden (kwam uit de containmentpolitiek).
In Genève in mei 1954 begonnen onderhandelingen over de toekomst in Vietnam, na de
nederlaag van Frankrijk bij Dien Bien Phu. In deze Geneefse Akkoorden werd afgesproken dat
Frankrijk zich zou terugtrekken en dat Vietnam verdeeld zou worden: het communistische Noord-
Vietnam en het prowesterse Zuid-Vietnam. In 1959 ontstond in het zuiden de Vietcong,
guerrillabeweging, tegen de corrupte president Diem. In augustus 1964 werd een Amerikaanse
torpedobootjager aangevallen in de Golf van Tonkin, wat de VS zag als een agressieaanval van
Noord-Vietnam. Dit Tonkin-incident werd als reden genomen om het Amerikaanse Congres een