Dit is een samenvatting van de Grasple lessen van Kennismaken met Onderzoeksmethoden en Statistiek (KOM) op de Universiteit Utrecht, opleiding Pedagogische Wetenschappen jaar 1.
De onderwerpen kwalitatief onderzoek, correlationeel onderzoek, experimenteel onderzoek en wetenschappelijke integriteit...
Kennismaken: de theorie-data-cyclus
Uitspraken kunnen worden gebaseerd op intuïtie, ervaring of autoriteit. Dit is niet altijd verstandig:
- Ervaring kan alternatieve verklaringen niet uitsluiten
o Ervaring is confounded
- Een autoriteit is mogelijk niet objectief
- Onze intuïtie kan een vertekend beeld geven (bias)
Sociaalwetenschappelijke onderzoekers gaan daarom niet af op hun intuïtie, ervaring of een
autoriteit, maar baseren hun uitspraken op empirisch onderzoek. Zij doen uitspraken op grond van
wetenschappelijk onderzoek dat is gebaseerd op systematische observaties.
Empirisch onderzoek gaat via een cyclisch proces: de theorie-data-cyclus.
1. Idee/theorie. Een goede wetenschappelijke theorie is:
a. Falsifieerbaar: een theorie moet weerlegd
kunnen worden met systematische waarneming.
b. Probabilistisch: uitspraken binnen een theorie
gelden niet voor alle gevallen of op elk moment
in de tijd.
c. Spaarzaam (parsimonious): als een eenvoudige
theorie volstaat, is het niet nodig om deze
complexer te maken.
2. Onderzoeksvraag. Verschillende typen:
a. Fundamenteel (basic)
b. Toegepast (applied)
c. Translationeel (translational)
3. Onderzoeksontwerp
a. Kwalitatieve gegevens: interviews of beschrijvingen van observaties.
b. Kwantitatieve gegevens: verzameld middels vragenlijsten en testen of systematische
observaties.
Bij wie worden de gegevens verzameld? niet bij iedereen, dus een steekproef
Keuzes in het onderzoeksontwerp beïnvloeden de geldigheid van de resultaten (bijv.
verhoudingen m/v). Het vooraf onderbouwen en vastleggen van deze keuzes
verhoogt de controleerbaarheid van het onderzoek.
4. Hypothesen
Een specifieke uitspraak over wat de onderzoeker verwacht waar te zullen nemen in
het onderzoek. Dit wordt over het algemeen niet gedaan in kwalitatieve
onderzoeken.
5. Data-verzameling en analyse
Kwalitatieve gegevens: afnemen van interviews, interpreteren van de
interviewverslagen.
Kwantitatieve gegevens: afnemen van tests en systematisch analyseren van de
cijfermatige gegevens.
Onderzoek stelt een data-managementplan op waarin staat hoe de onderzoeker
zorgvuldig omgaat met de vertrouwelijke gegevens. Dit draagt bij aan de
controleerbaarheid van het onderzoek.
6. Na de data-analyse
Conclusies op grond van de resultaten geven meer of minder ondersteuning aan de
theorie.
De conclusies gaan gepaard met een grotere of kleinere mate van onzekerheid, het is
nooit helemaal zeker. Onderzoek wordt dus vaak herhaald om meer zekerheid te
krijgen.
,Kwalitatief hoorcollege 1
Het voornaamste doel van kwalitatief onderzoek is:
- Sociale fenomenen te begrijpen vanuit hun natuurlijke context dit is dus heel anders dan
onderzoek dat in een laboratorium plaatsvindt.
- Om empirische patronen te vinden deze patronen zijn weer een startpunt voor nieuwe
theorievorming.
o Ontwikkelen van een nieuwe theorie
o Aanpassing of uitbreiding van een bestaande theorie.
1. Kenmerken van een kwalitatief onderzoek:
- De onderzoeker is geïnteresseerd in de natuurlijke omgeving van de respondent.
- De onderzoeker heeft een contextuele benadering.
- Het perspectief van de respondenten staat centraal.
- Via specifieke observaties probeert de onderzoeker:
o De sociale werkelijkheid te omschrijven in al haar diversiteit.
o Naar algemeenheden te zoeken die nieuwe theorieën vormen of bestaande
theorieën aanpassen: inductie.
2. Een onderzoeksvraag van een kwalitatief onderzoek kun je herkennen aan de volgende
elementen (SPI(C)E):
- Setting: waar, in welke context? Bijvoorbeeld in Nederland.
- Perspective (of Population): voor wie? Bijvoorbeeld eerstejaars studenten.
- Interest: wat? Bijvoorbeeld daten.
- (Comparison: vergeleken met wie/wat?)
- Evaluation: met welk resultaat? Bijvoorbeeld de motieven.
3. De onderzoeksvraag heeft betrekking op motieven om te daten kwalitatief interview. De
interviewer stelt vragen over ideeën, motieven of ervaringen met betrekking tot een sociaal
fenomeen. De onderzoeker is nadrukkelijk aanwezig bij de dataverzameling.
Soorten interviews:
- Ongestructureerd: inhoud volgorde en formulering van de vragen hangen af van het
verloop en context van het interview.
- Semi-gestructureerd: er is wel een topiclijst, maar de inhoud, volgorde en
formulering van de vragen hangen af van de context van het interview.
- Gestructureerd (meer een survey voor kwantitatief onderzoek): inhoud, volgorde en
formulering van de vragen worden vooraf vastgelegd door de interviewer.
Hoe worden deelnemers geselecteerd?
- Case study logic: onderzoeker gaat op zoek naar specifieke individuen die belangrijke
informatie kunnen geven. Elk specifiek verhaal is waardevol en draagt bij aan een
beter begrip.
- Sample for range: de onderzoeker gaat opzoek naar een zo breed mogelijke scala
aan ervaringen.
4. Bij kwalitatief onderzoek is het stellen van een hypothese niet gebruikelijk.
5. Verzamelde data: vaak wordt het interview opgenomen, en later volledig uitgetypt in een
transcript:
- Letterlijk transcript: woorden zoals ‘eh’ en pauzes worden ook opgeschreven.
- Woordelijk transcript: zonder de woorden ‘eh’ en de pauzes. Alleen alles wat is
gezegd.
Tijdens het interview maakt de onderzoeker field notes: aantekeningen die waardevol
kunnen zijn tijdens het analyseren van de data in een later stadium. In de field notes komen
ook dingen terug zoals of er gestoord wordt tijdens het interview, het gedrag van de persoon
en de eerste ideeën van de onderzoeker over het interview.
, Kwaliteit van het kwalitatief interview:
Betrouwbaarheid: verloop van het interview hangt af van de interviewer. De interviewer moet zich
bewust zijn van zijn eigen rol.
Validiteit: Interviewer kan doorvragen om er achter te komen wat de respondent echt bedoelt. De
interviewer moet zich bewust zijn van non-verbale signalen van de respondent: deze geven
informatie over hoe zeker of eerlijk de respondent is over het gegeven antwoord. Ook is de
verstandhouding van belang: kennen de interviewer en de geïnterviewde elkaar al en is er dus al een
vertrouwensband?
Focusgroep: groepsgesprek. Een aantal mensen uit de doelpopulatie in een gesprek met een
interviewer, maar er is ook interactie tussen de personen.
Taken van de moderator:
1. De vragen stellen die de onderzoeker heeft geformuleerd.
2. Ervoor zorgen dat het gesprek niet te veel afdwaalt van het onderwerp.
3. Ervoor zorgen dat iedereen de kans krijgt om actief deel te nemen aan het gesprek.
Groepssamenstelling: moderator met 6 tot 10 personen met een homogene achtergrond, maar
verschillende (heterogene) ervaringen.
De privacy moet gewaarborgd worden: anonimiteit en vertrouwelijkheid.
Kwalitatief hoorcollege 2
Observatie: waarnemen en registreren van gedragingen, gebeurtenissen en interacties.
Typen van observatieonderzoek:
1. Participeren vs. Niet-participerend: bestudeerd de onderzoeker de mensen van buitenaf of
wordt de onderzoeker deel van de groep?
2. Verhuld vs. Onverhuld: weten de mensen dat ze geobserveerd worden?
3. Systematisch vs. Niet-systematisch: zijn de fenomenen waar naar gekeken wordt van te
voren vastgelegd?
Keuzes voor het type hangt af van het onderzoeksdoel.
4 rollen van een etnografisch onderzoeker:
1. Complete participant: onderzoeker gaat ‘undercover’, niemand weet dat hij/zij onderzoeker
is. Een gevaar is ‘going native’: de onderzoeker raakt té betrokken.
2. Participant observer: onderzoeker participeert in het veld, maar de mensen weten dat ze
geobserveerd worden.
3. Observer: onderzoeker participeert zo min mogelijk en observeert alleen maar. De mensen
weten dat ze geobserveerd worden.
4. Covert observer: onderzoeker observeert (vaak in publieke ruimtes), mensen weten niet dat
ze geobserveerd worden.
Het observatieonderzoek wordt uitgevoerd op een bepaalde site: een plaats. Verkrijgen van toegang
tot een ‘site’ gebeurt vaak via een gatekeeper: iemand die wel weet van het onderzoek, vaak een
baas of directeur van het bedrijf.
Interactie tussen onderzoeker en respondent speelt weer een belangrijke rol. Hierbij is het belangrijk
om een key informant te vinden: iemand waarmee het contact veel intensiever is, een maatje.
Een goede verstandhouding (rapport) tussen de onderzoeker en de participanten is erg belangrijk.
De verzamelde data bestaan o.a. uit field notes:
- Directe observaties: chronologisch verloop, fysieke beschrijvingen.
- Inferenties: interpretatie van de onderzoeker
- Eigen gevoelens
- Analyse: koppeling observaties aan theorie.
Je kan ook bestaande gegevens verzamelen. Gegevens die niet specifiek voor de huidige situatie
worden verzameld.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper aliekekunst. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.