Overheidsbeleid: Een inleiding in de beleidswetenschap
Hoofdstuk 1: Beleid, processen en effecten
1.1 Beleid en beleidswetenschap
Beleid
- Behandelen of de wijze van behandelen van een zaak
- Gevolgde beginselen of gedragslijn en de gewenste richting
- Overleg, bedachtzaamheid en omzichtigheid
- Besef van wenselijkheden
- Besef van mogelijkheden en onmogelijkheden
Zowel kennis uit de maatschappelijke, bestuurlijke en ook de wetenschappelijke praktijk
wordt gebruikt.
Beleidswetenschap bestudeert de inhoud, processen en effecten van beleid in hun
politieke en maatschappelijke omgeving.
Microbenadering: individuen en kleine groepen staan centraal in het beleid
Mesobenadering: grote groepen en organisaties staan centraal in het beleid
1.2 De beleidsinhoud
Beleid is streven (doelgericht handelen) en daartoe behoren zowel activiteiten (het
handelen) als denkbeelden over wat haalbaar en wenselijk is
Van een beleidsvoerder verwacht je niet alleen een visie op problemen en oplossingen,
maar ook daden om de visie in een praktisch handelen om te zetten
Een beleid omvat middelen en doeleinden beleidsdenken is denken in doeleinden en
middelen finaal denken
Een beleid is niet altijd (doel)rationeel. Het is juist de bedoeling dat onderzocht wordt in
hoeverre een beleid (doel)rationeel is
Het is van belang om tijdskeuzen op te nemen in de definitie van beleid. Dit is van belang
omdat de formuleringen van doeleinden en middelen veelal impliciet of expliciet naar een
bepaald tijdstip, een bepaalde periode of een bepaalde tijdsvolgorde verwijzen
Zonder keuzen van tijdstippen kan een beleid onvolledig zijn
Beleid heeft twee gezichten
- Samenstel van doeleinden, middelen en tijdskeuzen
- Antwoord op een probleem
Een probleem is een verschil tussen een maatstaf, zoals een beginsel of norm, en een
voorstelling van een bestaande of verwachte situatie
Beleidsveld: relatie tussen een beleid en het deel van de maatschappij waarop het zich
richt
Je moet goed kijken naar beleidsmiddelen wil je een grote afstand tussen het beleid en
het beleidsveld tegengaan. Dit is van betekenis voor de beleidsvoerder én voor de
doelgroepen in het beleidsveld (zie hoofdstuk 10)
Beleidsinstrument of middel is alles wat een actor gebruikt of kan gebruiken om het
bereiken van één of meer doeleinden te bevorderen
Bestuursinstrumenten: zij zijn gericht op de coördinatie tussen beleidsbepalende en
beleidsuitvoerende organisaties
Beleidstheorie uit de beleidspraktijk: het geheel van veronderstellingen waarop een
bepaald beleid berust
Veronderstellingen kunnen 3 verschillende relaties betreffen
- Relaties tussen doeleinden en middelen (finale relaties)
- Relaties tussen oorzaken en gevolgen (causale relaties)
- Relaties tussen waarden en normen (normatieve relaties)
Als de veronderstellingen waarop een beleid berust niet houdbaar zijn, is de kans
groot dat het beleid niet doeltreffend, niet doelmatig en niet aanvaardbaar is
1.3 Het beleidsproces
Beleid is het resultaat van allerlei maatschappelijke krachten en het brengt zelf ook
maatschappelijke krachten op gang. Tot die krachten behoren meer blijvende en
gestabiliseerde verhoudingen (structuren) en meer tijdelijke en beweeglijke
verhoudingen: processen
Proces: ontwikkelingsgang of verloop kenmerken: dynamisch, wederzijdse beïnvloeding
of wisselwerking tussen de factoren die tot het proces behoren (bij een sociaal proces ook
,tussen actoren), verloop (opeenvolging van gebeurtenissen) en een herkenbaar verloop
(deelprocessen)
Beleidsproces: verloop van de gebeurtenissen rond een beleid omvat een reeks van
onderling samenhangende handelingen beleidsproces is het dynamische verloop van
handelingen, argumenten en interacties met betrekking tot een beleid
Deelprocessen binnen een beleidsproces (hoeft niet in deze volgorde te gaan)
- Agendavorming: bepalen welke problemen aandacht krijgen
- Beleidsvoorbereiding: het verzamelen en analyseren va informatie en het
formuleren van adviezen met het ook op het te voeren beleid ontwerpen van
beleid en planning
- Beleidsbepaling: het nemen van beslissingen over de inhoud van een beleid
- Invoering en uitvoering (implementatie)
- De naleving van het beleid en de handhaving
- Beleidsevaluatie
Elk van de deelprocessen van het beleidsproces ontvangt in de praktijk een eigen kleur
door de kenmerken van de actoren: de handelende personen en groepen in dat
deelproces
Politieke systeem: geheel van opvattingen, gedragingen en posities die tot doel hebben
de inhoud, processen en effecten van overheidsbeleid te beïnvloeden van aanvoer
(steun en eisen) naar omzetting naar afvoer (overheidsbeleid) nationale en
internationale samenleving en de natuur
Politieke actoren: ministers, Kamerleden, ambtenaren, belangengroepen en politieke
partijen
Input: eisen en steun
Poortwachters en gatekeepers zijn hetzelfde
1.4 De beleidseffecten
Beleidsprocessen: elke deel van de samenleving waarop een beleid zicht richt
veldprocessen: productieprocessen, consumptieprocessen, onderwijsprocessen en
migratieprocessen
Overheidsbeleid is veelal een poging om het beleid van actoren in een beleidsveld in ene
bepaalde richting te duwen of te trekken doeleinden, informatie of macht van burgers
en hun organisaties te beïnvloeden voorlichting, voorschriften, subsidies of heffingen
Deelvragen over de effecten en gevolgen van een beleid
- Worden de doeleinden van het beleid bereikt? doelbereiking
- In hoeverre is het bereiken van de doeleinden veroorzaakt door het toepassen van
de gekozen beleidsinstrumenten? doeltreffendheid/effectiviteit
- Welke zijn de niet-beoogde effecten – neveneffecten – van het beleid?
bijwerkingen
- Hoe is de verhouding tussen de kosten van de ingezette middelen en de baten van
de bereikte doelen? doelmatigheid/efficiëntie van het beleid
- Hoe gelijk of ongelijk verdelen e kosten en baten van het beleid zich over
bepaalde groeperingen van de bevolking en diverse overheidsinstanties?
relatieve profijt van het overheidsbeleid
Uit welke bestuurlijke en andere factoren valt het een en ander te verklaren?
- Zijn de instrumenten van het beleid met het oog op de gekozen doeleinden op een
correct manier toegepast? conformiteit
- In hoeverre wordt het beleid door de betrokkenen als juist beschouwd en
gesteund? legitimiteit van het beleid
Wie kan het beste het probleem oplossen
- Overheid
- Markt
- Particulier initiatief: niet op winst gerichte privaatrechtelijke instellingen
1.5 Het beheer van de beleidsorganisatie
Intern gericht beleid: beheer of management zorg voor de financiën, het personeel, de
informatie (ICT) en meer in het algemeen het functioneren van de eigen organisatie
Primaire processen: essentiële taken, die rechtstreeks bijdragen aan de centrale
doeleinden van de organisatie, zoals de zorg voor onderwijs, werkgelegenheid etc.
, Secundaire processen: zorg voor de personele, financiële en andere middelen die de
organisatie nodig heeft om te kunnen functioneren
Evenwichtig beleid toont zowel aandacht voor zowel het externe als het interne beleid en
voor zowel primaire als secundaire processen streven naar vermindering van
maatschappelijke problemen (zowel doelmatig, doeltreffend en aanvaardbaar)
1.6 Verandering van beleid op lange termijn
Vormen van ontwikkelingen in een beleid
- Rationalisering: redelijkheid (houdbaarheid van de argumentatie, zowel normatief
als empirisch) toeneming van de doelrationaliteit (toeneming van
doelgerichtheid, doeltreffendheid en doelmatigheid)
- Democratisering: meer beïnvloeding
- Differentiatie: toenemen verscheidenheid van doeleinden en middelen in het
beleid en een toenemende taakverdeling en specialisatie in beleidsorganisatie
- Integratie: toenemende afstemming en bundeling van onderdelen van het beleid
en van de organisatie tot een samenhangend geheel
De vier tendenties zijn te beschouwen als gevolgen van continue pogingen om de vier
centrale factoren (doelgerichtheid, informatie, macht en taakverdeling/coördinatie) te
versterken waardoor beleidsprocessen in de veranderende samenleving goed verlopen
Veranderingen van overheidsbeleid op lange termijn kunne ook bezien worden onder het
gezichtspunt van fundamentele politiek waarden die een beleid ten grondslag kunnen
liggen
Fundamentele politieke waarden: vrijheid, gelijkheid, solidariteit en verdraagzaamheid
1.7 Samenvatting
In dit hoofdstuk zijn een aantal centrale begrippen en theoretische benaderingen uit de
beleidswetenschap omschreven en toegelicht. Samen vormen zij een hulpmiddel om
beleid en daarmee verbonden verschijnselen te analyseren, te verklaren, te beoordelen
en te verbeteren.
De beleidswetenschap houdt zich bezig met de studie van de inhoud, processen en
effecten van beleid in hun politieke en maatschappelijke omgeving. Kenmerkend voor
beleid is het streven naar het bereiken van bepaalde doeleinden met bepaalde middelen
en bepaalde tijdskeuzes. Tegelijk is een beleid ook een antwoord op een probleem. Van
groot belang met het oog op de oplossing van een probleem is het geheel van
veronderstellingen waarop het beleid berust: de beleidstheorie uit de beleidspraktijk.
Het beleidsproces omvat een reeks deelprocessen, van agendavorming tot
beleidsevaluatie en bijsturing. Als het om een overheidsbeleid gaat, maakt het
beleidsproces deel uit van de politieke kringloop. Belangrijk is het onderscheid tussen een
intern en een extern gericht beleid. De veranderen die zich op de lange termijn in een
beleid voordoen, kunnen zinvol worden bezien onder de gezichtspunten van
rationalisering, democratisering, differentiatie en integratie.
Overheidsbeleid: Een inleiding in de beleidswetenschap
Hoofdstuk 2: Overheden
2.1 Inleiding
Overheden: instanties die binnen een omschreven domein met gezag bindende
beslissingen nemen en handhaven bindende besluiten 2 kenmerken
- Ze kunnen met gezag besluiten nemen
- Ze kunnen de naleving van deze besluiten afdwingen
Gezag = legitimiteit
De meeste burgers in landen met een zwakke overheid vinden dat de overheden daar te
weinig optreden
2.2 Argumenten voor het instellen van overheden
Vier argumenten die politieke denkers naar voren brengen om het instellen van
overheden te rechtvaardigen
- zonder krachtige overheid, geen openbare orde: in een samenleving zonder overheid
worden sommige individuen in hun begeerte niet gehinderd door gedeelde normen, of
door de vrees voor effectieve sancties. Bij het ontbreken van een handhavende overheid