Hoofdstuk 1: Definities, recht van een functionele organisatie en recht van een
gemeenschap.
1.1. Definities
Europees recht gezien als in een functionele organisatie is: het geheel of systeem van
juridische regels betreffende doelstelling, inrichting en functioneren van de Europese
Unie.
Europees recht gezien als politieke gemeenschap in wording is: het geheel van juridische
regels, besluiten, feiten en structuren, ontstaan in de loop van de Europese integratie,
gericht op het instandhouden, het functioneren, de doelstellingen en waarden van de
Europese Unie. Deze Unie met haar lidstaten en burgers dient de vrede, de welvaart en
de ontwikkeling van Europa als een woonplaats van mensen met een gedeelde
werkelijkheid en gezamenlijke bestemming.
Europees recht gezien als politieke gemeenschap in wording heeft twee voordelen:
1. het zorgt voor eenheid binnen het Europees recht
2. de ontwikkeling van het Europees recht en van de Europese Unie is op deze
manier binnen de omschrijving gehaald.
De Europese ontwikkeling is niet logisch maar historisch, vandaar ook toevallig en grillig
en het onderwerp van concrete besluiten. Het Europese recht dient voor:
- Politieke ontwikkelingen
- Historische ontwikkelingen
- Instrumentele ontwikkelingen
- Sociaal-economische ontwikkelingen
- Individuele ontwikkelingen
1.2 Rechtsgeschiedenis van de Europese Unie
De rechtsgeschiedenis van de EU kent vier grote kenbronnen:
1. Primair recht
2. Secundaire regelgeving
3. Rechtspraak
4. Politieke praktijk
1951: Verdrag van Parijs tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en
Staal (EGKS), juridisch gezien was dit verdrag vooral origineel als vormgeving van het
idee van gedeelde soevereiniteit over de essentiële nationale middelen. Het verdrag
schiep een supranationale instantie met de bevoegdheid van regelgeving en bestuur wat
betreft de productie van kolen en staal.
Communautaire methode: methode van besluitvorming die kenmerk was voor Europese
Gemeenschappen, staat tegenover de intergouvernementele methode waarin regeringen
initiatief hebben.
Supranationaal orgaan = een internationaal orgaan met een zekere autonomie en eigen
bindende bevoegdheden over lidstaten.
1957: Verdragen van Rome voor de oprichting van de Europese Economische
Gemeenschap en voor de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
(Euratom).
Twee ambities EEG:
1. Vestigen gemeenschappelijke markt;
2. Instelling van enkele gedeelde sectorale beleidsgebieden: landbouw, vervoer,
mededingingsbeleid.
,Euratom had als doel de ‘energiebron van de toekomst’ en kernenergie
gemeenschappelijk te exploiteren.
Juridisch gezien waren er drie gemeenschappen apart, de Europese Gemeenschappen,
maar politiek gezien was het al 1 Europese Gemeenschap. Ze hadden dezelfde lidstaten
en deelde ook enkele instellingen. Toch bleven zij technisch en juridisch gescheiden.
1972: Verdrag gesloten waarbij Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken toetraden
tot de gemeenschapen.
1981: Griekenland trad erbij, 1985: Spanje en Portugal erbij, 1995: Zweden, Finland en
Oostenrijk erbij. In 2004 traden 10 Oost-Europese landen toe en in 2007 Bulgarije en
Roemenië.
1986: 12 leden sloten de Europese akte, de eerste van een reeks belangrijke verdragen
tot herziening van al bestaande verdragen en gemeenschappen.
1989: Val van de Berlijnse muur: er ontstonden spanningen en angst voor een groot
nieuw Duitsland.
1992: Verdrag van Maastricht, eerste verdrag waarbij de eenheid van West- en Oost-
Europa werd beklonken. Dit verdrag richtte de Europese Unie op, een organisatie die de
bestaande gemeenschappen overkoepelde maar ze wel in stand liet. De gemeenschappen
waren voornamelijk economisch en bestuurlijk van functie, met de oprichting van de EU
hebben zij ook verantwoordelijkheden voor lidstaten en zijn er politieke ambities.
1997: Verdrag van Amsterdam: wijzigde de vier juridische organisaties opnieuw.
2001: Verdrag van Nice, ook dit verdrag wijzigde de vier juridische organisaties.
2004: 25 lidstaten sloten een akkoord over het Grondwettelijk verdrag, Nederland en
Frankrijk hadden een negatieve referenda en het ging dus niet door.
2007: Europese Gemeenschap ging geheel op in de EU, alleen de Euratom bleef apart
bestaan.
1 december 2009: inwerktreding verdrag van Lissabon: van de vier oorspronkelijke
organisaties waren er nog maar twee over, de EU en de Euratom, De EU word geregeerd
door twee verdragen de VEU & de VWEU.
De EEG was in 1957 een kaderverdrag, alle doelstellingen moesten door nadere besluiten
worden uitgevoerd. Bij de naderende deadline werden alle lidstaten onderdruk gezet en
gedwongen tot het maken van nieuwe compromissen. Hierdoor ontstond de
secundaire/afgeleide wetgeving.
1963: Van Gend & Loos-uitspraak door het Hof van Justitie van de EU, het hof verklaarde
de gemeenschappen tot een nieuwe rechtsorde in het internationale recht en
introduceerde de rechtstreekse werking van het Europees recht. Op dit Europese recht
kunnen ook particulieren een beroep doen.
de gemeenschap ia een nieuwe rechtsorde in het internationale recht en het Europese
recht heeft rechtstreekse werking. De ‘directe werking’ is uitgegroeid tot een van de
grote leerstukken van het Europees recht.
1964: Costa/ENEL.
het Europees recht heeft op grond van de eigen rechtsorde voorrang boven het recht
van alle lidstaten. Het concept van de autonome rechtsorde.
, 1.3. Het rechtsgehalte van de Unie: rechtsorde, legaliteit, grondrechten, democratie
Rechtsorde is een afzonderlijk stelsel van recht dat zijn eigen ontwikkeling beheerst, via
juridische procedures en vooral een eigen rechter. Een rechtsorde heeft zijn eigen
leerstukken en doctrine of een rechtsgeleerd specialisme. Het recht van de Unie heeft
een zekere autonomie ten opzichte van lidstaten en ten opzichte van het algemene
internationale recht.
Overheidsgezag heeft het karakter van een rechtsstaat als:
- Alle uitoefening van overheidsbevoegdheden op de wet is te herleiden,
legaliteitsbeginsel.
- De grondrechten en andere fundamentele vrijheden worden gerespecteerd;
inclusief de toegang tot een onafhankelijke rechter.
1.4. Legaliteit: attributiebeginsel en het stelsel van bevoegdheden
art. 5 VEU; het attributiebeginsel/het beginsel van beperkte bevoegdheden bepaalt dat
de EU alleen die bevoegdheden heeft tot het nemen van bindende besluiten die haar zijn
overgedragen bij verdrag. Dus elk besluit van de EU moet een geldige rechtsbasis of
rechtsgrondslag in een specifieke bepaling van een verdrag hebben. Dit is zo geregeld om
enerzijds de bestuurlijke eigenmachtigheid en willekeur tegen te gaan door rechterlijk
toezicht en anderzijds om het primaat van politiek en democratie boven bestuur en
ambtenarij vorm te geven.
Het werkingsverdrag (VWEU) is bijna geheel gewijd aan de regeling van bevoegdheden.
Beperking van handelingsmogelijkheden:
1. Het attributiebeginsel betekent in principe dat beleidsterreinen die niet voorkomen
in verdragen, niet het voorwerp van bindende besluitvorming door Europese
instellingen kunnen zijn;
2. Bevoegdheden moeten worden uitgeoefend met het oog op vermelde
doelstellingen en de van toepassing zijnde rechtsbasis;
3. Het VWEU sluit bepaalde rechtsinstrumenten uit in bepaalde bepalingen;
4. Het attributiebeginsel is van belang bij het bepalen van besluitvormingsprocedure,
specifieke verdragsbepalingen waarop de wetgever een besluit moet baseren
bepaalt de rolverdeling tussen de raad, de commissie en het Europees parlement.
Een besluit dat genomen is in strijd met- of buiten een gegeven bevoegdheid, kan door
het Hof worden vernietigd of ongeldig worden verklaard.
Attributiebeginsel gerelativeerd:
- Het hof heeft het beginsel van implied powers erkend;
Bevoegdheden kunnen niet alleen voortvloeien uit uitdrukkelijke bepalingen van
verdragen maar kunnen ook worden afgeleid.
- Art. 352 lid 1 VWEU, dit artikel strekt ertoe leemten in bevoegdheden aan te
vullen wanneer bevoegdheden noodzakelijk blijken om de EU in staat te stellen de
doelstellingen te verwezenlijken. Dit kan alleen de bevoegdheden aanvullen en
niet de doelstellingen. (doelbevoegdheden)
Als de EU bevoegdheden heeft op een bepaald gebied kunnen lidstaten op hun eigen
gebied dan nog de bevoegdheden uitoefenen?
- In art. 3 VWEU staan de gebieden opgesomd waarop de EU exclusief bevoegd is.
Dit zijn er niet bijzonder veel.
- In art. 4 VWEU staan de bevoegdheden die gedeeld worden met de lidstaten. Wel
is het zo dat gedeelde bevoegdheden exclusieve bevoegdheden kunnen worden, in
het algemeen geldt dat wanneer de EU op basis van dergelijke bevoegdheden
bepaalde regels heeft ingevoerd deze niet meer doorkruist mogen worden door de
lidstaten = pre-emption.