I&M Gedragswetenschappen
HC 1 Persoonlijkheid
Persoonlijkheid
• Ieder mens is uniek (Zimbardo)
• Persoonlijkheid = psychologische kernmerken van hele persoon
• Het gaat ook over: processen (o.a. wisselwerking met omgeving)
– Nature (aangeboren) versus nurture (opvoeding)
– Karaktertheorieën (beschrijving van persoonlijkheid op basis van karakter) versus
procestheorieën (hoe gaat iemand met omgeving om)
Definitie
• Een dynamisch en georganiseerd geheel van karakteristieken (voelen, denken, doen)
Theorieën over persoonlijkheid
Karaktertheorie
zoals dispositionele theorieën: Betreft theorieën over persoonlijkheid op basis van temperament,
karaktertrek, persoonlijkheidstype
- big five: 5 basistrekken = trekdimensies
Extraversie, vriendelijkheid, zorgvuldigheid, emotionele stabiliteit, openheid of
intellect. Elke dimensie heeft een tegenhanger
- temperament: Bepaalt niet hoe ontwikkeling verder verloopt. Ontwikkeling ook bepaald
door opvoeders/ anderen. Van belang kan zijn: opvoeders adviseren
- Temperament kind: 3 typen
Makkelijk kind (40%)
Rustig, slaapt goed, makkelijk logeren
Moeilijk kind (10%)
Houdt van vaste patronen, van slag als anders, slechte eter…
Kind dat langzaam op gang komt (15%)
Past zich gaandeweg aan bij verandering, gematigd
Restcategorie (35%)
Psychodynamische theorieën
voorbeeld Freud: persoonlijkheid volgens de psychoanalyse. Van het over grote deel ben je niet
bewust. Ego, Id, Superego
- ontwikkeling volgens psychoseksuele fasen:
Kind gaat door reeks psychoseksuele fasen (orale, anale, fallische, latentie, genitale)
Als gevolg van seksuele en agressieve driften
Elke fase: erotisch genot
o Fixatie: stagnatie in psychologische ontwikkeling => verklaring voor
verslaving? Je komt niet goed door een fase heen (stagnatie)
- Ego-afweermechanismen: Vooral onbewuste strategie om conflict/ situatie niet aan te gaan
Procestheorieën
Voorbeeld Humanistische theorie: Maslow
- De piramide; eerst onderste behoeften voldoen voordat je verder kan
Carl Rogers:
- De mens is een volledig functionerend persoon, die door nieuwe ervaringen, zijn deze
positief dan neemt het zelf beeld toe. zijn ze negatief kan het zelfbeeld in gevaar komen
Sociaal cognitieve theorie
Voorbeeld: Bandura
• We leren ‘sociaal’
– Observationeel leren
, – Je leert door te kijken wat er met anderen gebeurt
– Rolmodellen
– Je denk na, cognitie belangrijk
– Je leert ook van slechte voorbeelden…zie het experiment van Zimbardo:
HC 2 Leren & leermodellen
Leren is = Een blijvende verandering in gedrag of mentale processen als gevolg van een bepaalde
ervaring
Habituatie = prikkels om je heen (bv. tijdens het leren) niet meer horen of niet meer op reageren
Sociaal emotionele ontwikkeling deel van een leerproces:
- Hechting
Aangeboren (nature)
Aangeleerd (nurture)
- Veilige en onveilige hechting
Klassieke conditioneren (Pavlov (hond vlees en bel)):
- Prikkel veroorzaakt bepaald gedrag (respons) dat oorspronkelijke niet door de prikkel werd
veroorzaakt = een geconditioneerde respons
o Ongeconditioneerde stimulus (UCS) (vlees)
o Ongeconditioneerde respons (UCR) (kwijlen)
o Geconditioneerde stimulus (UCS) (bel)
o Geconditioneerde respons (UCR) (kwijlen bij de bel)
- Uitdoving (gedrag van het kwijlen met de bel kan snel uitdoven als je bij de bel lange tijd
geen vlees meer aanbied)
- Spontaan herstel (zodra er weer vlees word aangeboden tijdens het rikkelen van de bel is er
heel snel weer herstel)
- Stimulusgeneralisatie : de gelijkenis van de geconditioneerde stimulus (als je een andere bel
laat rinkelen die er enig sinds op lijkt en ook vlees aanbied gaan hij bij beide kwijlen)
- Stimulusdiscriminatie: je herkent het verschil… (laat je een andere bel rinkelen die er enig
sinds op lijkt rinkelen maar geen vlees aanbied herkent hij het verschil)
Operante conditionering
- Stimulus-responsleren
- Trail and error
- Bekrachtiger: omstandigheid (aanbieden of weghalen stimulus) na respons
- Positieve bekrachtiging (aanbieden)
- Negatieve bekrachtiging (weghalen):
o Regen (stimulus => paraplu (respons)
o Je wilt dus dat stimulus verdwijnt
Sociaal constructivisme
- Leren in sociale interactie
- ‘transfer of learning’
Je gebruikt eerder opgedane kennis en ervaring
Zie ook het leren volgens Piaget (jaar 1)
Principes worden ook toegepast in het onderwijs: een college met kennisoverdracht
is niet genoeg
,Zelfregulering (als manier van leren)
• Leren door reflectie op eigen denken en handelen met 3 stadia:
1. Zelfobservatie
2. Zelfevaluatie
3. Zelf-versterking of zelf-afzwakking
Systeemdenken (er is een wisselwerking tussen mensen die bij zelfde betrokken zijn)
• (Probleem-) gedrag kan je beschrijven en verklaren aan de hand van interacties
• Wisselwerking + beïnvloeding!
• Circulaire causaliteit
– Kind past zich aan aan ouders en omgekeerd.
hoe meer ouders het niet met elkaar eens zijn -> hoe meer problemen bij kind + hoe
meer problemen bij kind -> hoe meer ouders oneens!!
Maar hoe leer je “verslaving”
• Automatische gewoonte
– Dooft niet zomaar uit
• Geconditioneerde sensitisatie
– Verslavende stof versus hersenen
• Operant leren
– positief effect (dopamine) = beloning
• Klassieke conditionering
– Je komt langs de AH..
HC 3 Zelfmanagement en leefstijl (herstel en
empowerment)
Veranderingen in de zorg
• Ontwikkelingen rondom (de toename van) chronisch zieken
Vergrijzing
Technologie
Leefstijl
• Ambitie overheid
Aantal chronisch zieken te verminderen
Leeftijd van manifesteren chronische aandoening te verhogen (als de leeftijd waarop de ziekte
zich laat zien omhoog gaat,
Complicaties uitstellen
Kwaliteit van leven en maatschappelijke participatie te verhogen
Het ondersteunen van zelfmanagement is een essentieel onderdeel van goede zorgverlening: de
zorgverlener is behandelaar en coach
Definitie zelfmanagement = Zelfmanagement is het zodanig omgaan met de chronische aandoening
(symptomen, behandeling, lichamelijke, psychische en sociale consequenties en bijhorende
aanpassingen in leefstijl) dat de aandoening optimaal wordt ingepast in het leven. Zelfmanagement
betekent dat chronisch zieken zelf kunnen kiezen in hoeverre men de regie over het leven in eigen
hand wil houden en mede richting wil geven aan hoe beschikbare zorg wordt ingezet, om kwaliteit
van leven te bereiken of te behouden’
De 3 aandachtsgebieden:
- leven met de aandoening
- eigen aandeel in de zorg
, - organiseren van zorg- en hulpbronnen
Ondersteuning van zelfmanagement
- Uitgangspunt is de kracht en niet de klacht
- Aandacht voor zelfvertrouwen van cliënt en zijn naasten
- Aandacht voor herstel (leven met de ziekte) en empowerment
5 stappen model ( het 5 A model): vorm geven aan het proces van zorg verlenen samen met de
cliënt
- Achterhalen: Actuele situatie in kaart brengen
Hoe leeft de cliënt met zijn aandoening
In hoeverre kan en wil de cliënt een aandeel hebben in de zorg en hoe zorg/
hulpbronnen worden benut
Wat is de rol van naasten (mantelzorgers, lotgenoten en ervaringsdeskundigen)
- Adviseren: Verklaren bevindingen cliënt , geven van informatie op maat
Uitgangspunt: cliënt toe te rusten voor leven met de aandoening (zoals hij/zij dit
wenst)
Gezamenlijke conclusie van de situatie én wat cliënt zou willen veranderen en wat
niet
- Afspreken
Helpen met haalbare doelen
Bevorderen gezond gedrag
Gedeelde besluitvorming
- Assisteren
Assisteren bij omgaan met persoonlijke barrières en het inventariseren van de
behoefte aan ondersteuning
De cliënt zelf bewaakt bij voorkeur dat het een haalbaar doel is
Motivatie van de cliënt achterhalen
- Arrangeren: Plan opstellen voor het vervolg van de ondersteuning
Interventies en tijdspad
Bewaking voortgang
Eventueel verwijzen naar andere zorgverleners
Afspraken over rol lotgenoten, ervaringsdeskundigen & naasten
Herstel =
• Recovery
• Uniek, persoonlijk proces
• De draad weer oppakken
• Leven opnieuw inhoud en richting geven
• Herstellen doet de cliënt zelf ! (en moet het ook willen)
Herstel is niet gelijk aan genezen:
Herstel betekent niet dat het lijden en de symptomen zijn verdwenen en een terugkeer op het
niveau van vóór de aandoening heeft plaatsgevonden. Je moet er mee leren omgaan.
Herstellen van:
• Ziekte
• Stigma (van rondom je ziekte)
• Iatrogene (effect van de behandeling op zich (bijwerkingen) effecten van opname en
behandeling
• Gebrek aan zelfbepaling
• Negatieve gevolgen van werkeloosheid
• Verstoorde dromen