Samenvatting middeleeuwse geschiedenis
A.h.v. medieval Europe (en de genoemde leerdoelen per hoofdstuk)
Chapter 1, Romans, Christians and Barbarians
- The most important political and religious trends of the early Middle Ages.
In deze tijd had je aan de ene kant een Romeinse cultuur en aan de andere kant een barbaarse
cultuur.
Het Christendom was erg belangrijk. Monniken en nonnen hielden de literatuur in leven. In Rome
was er nog een autoriteit aan de macht, maar nu in de vorm van de “kerk”. De Carolingians werkten
samen met de geestelijken om een nieuw rijk op te bouwen dat zich uiteindelijk strekte over het
westelijke christendom. Dit rijk viel uiteen door nieuwe invallen.
- “Roman peace” and when it lasted.
(31 BCE – 180 CE)
De pax romana of Romeinse vrede begint met Augustus. Het gaat hierbij om een periode van
politieke stabiliteit.
De Romeinse (rijkelijke) cultuur raakte alleen een dunne sociale laag. De “normale” mensen hadden
nog hun eigen tradities. De Romeinse en Griekse cultuur liepen min of meer in elkaar over. De
Romeinen werden minder beïnvloed door de Kelten.
De Romeinen hadden een zeker vast territorium, waarin hun power redelijk sterk was tijdens de
Romeinse vrede. Het Rijk was verbonden door de kracht van het leger, de administratie van de
steden en de loyaliteit van de elite. Het idee van “Rome en het burgerschap” was ook belangrijk. Het
Romeinse Rijk en de kracht die hiermee komt wordt in latere tijden nog veel gebruikt.
De Romeinse vrede was in de eerste 2 eeuwen CE niet helemaal vredig, maar wel in vergelijking met
wat daarna komt.
Vanaf de 3e eeuw gaat het fout met barbaren die staan te loeren aan de grenzen, vele korte leiders
en plagen. In de late 3e en begin 4e eeuw wordt dit wel weer rechtgetrokken waarbij de wortels voor
oost en west al in de maatregelen liggen.
- Het begin van het vroege christendom en de grote veranderingen in Christendom tussen de 1 e en 5e
eeuwen.
Het christendom was geworteld in de tradities van het jodendom, aangepast door de leer van Jezus
en zijn discipelen en vergroot door de intellectuele en institutionele tradities van Rome.
Het christendom begon klein, maar werd snel groter. Onder St. Pauls leiderschap werd het
christendom geopend voor iedereen die Jezus en God als redder beschouwden.
Het christendom was één van vele mysterie godsdiensten in de vroege eeuwen CE. Het verschilde
van anderen in twee belangrijke zaken: de founder en redder was een echt historisch persoon & de
christelijke God was de enige.
In het vroege christendom woonde het aanhang vooral in de steden (rijken en armen).
De christenen hadden verscheidene tradities als het heilige maal en baptism. Ze werden ook
geïnspireerd door heilige mensen of saints. Terwijl ze dit alles aan het ontwikkelen waren, groeide
ook de structuur. In de 4e en 5e eeuw waren er zo kerken waar ze samenkwamen ipv in hun huizen. Er
kwam een verschil tussen de geestelijkheid en de leken. Ook binnen de geestelijkheid ontstond een
soort hiërarchie.
Er waren vervolgingen tegen de Christenen omdat zij niet offerden voor de Romeinse goden. Een
martelaarsdood was een begrip die zo ontstond. Vanaf 313 gebruikten de Romeinse leiders juist als
,een soort lijm om het rijk bij elkaar te houden. Het christendom werd zo langzaamaan in 400 de
staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk.
De religie werd zo ook geopend voor de Grieks-Romeinse gedachtegang. Het neoplatonisme sloot zo
bijvoorbeeld goed aan bij het christendom (zij namen ideeën van deze stroming over in de leer).
Andere Christenen verafschuwden dit.
Onder de vroege christenen kwamen ook vraagstukken over hun geloof naar boven waar afspraken
overgemaakt werden. Wie het hier niet mee eens was, was een heretic. Het orthodoxe en heresy
vormde het religieuze landschap van de vroege middeleeuwen.
Augustine was een belangrijke christen wiens teachings bepaalde zaken van het christendom
vormden voor de komende eeuwen. Bijvoorbeeld over het celibaat, wat opkwam nadat de
martelaarsdood “niet meer kon”. Volgens Augustine was het huwelijk hier wel een goed alternatief
op.
- De belangrijkste stammen van barbaren en hun uiteindelijke plaatsen.
In de 4e eeuw kwam er een druk op de grenzen bij de Rijn en Donau, waarbij de Romeinen deze
buitenstaanders steeds meer binnenlieten. Dit waren erg gevarieerde groepen. Zij liepen in het begin
achter op de Romeinen, maar vanaf 370s toen de grote migraties begonnen, hadden zij de Romeinse
cultuur geabsorbeerd. De barbaren werden waarschijnlijk gedreven door de Hunnen en het betere
leven en klimaat in het Romeinse Rijk. Een veelvoorkomend “verhaal” in deze tijd was; een barbaarse
groep onder druk, Romeinse autoriteiten laten hun toe, conflict tussen barbaren en Romeinen en
uiteindelijke settlement. Zo ging het bijvoorbeeld met de Visigoten. Zij waren ook degene die in 410
Rome plunderden en daarna naar zuidelijk Gaul en Iberia, waar ze een koninkrijk stichtten. Andere
barbaren deden dit ook; Angles, Saxons and Jutes van Noord-Europa gingen naar Engeland. Andere
stammen, onder andere de Franken en Bourgondiërs settelden in Gaul. De Vandalen settelden
uiteindelijk in Afrika. De Hunnen onder leiding van Attila waren in de 5 e eeuw ook bezig in het
westelijke rijk, na zijn dood gingen de Hunnen op in de andere stammen.
- The reasons for the decline of the western part of the Roman Imperium.
Een combinatie van factoren; politieke, militaire, economische en environmental. Er was een tekort
aan krachtige leiders, er ging gebied verloren en de barbaren vielen binnen. Daar bij kwam kijken dat
de altijd al zwakke economie van het westen ging nog slechter in de 4 e en 5e eeuw. Bovendien
speelden klimaatveranderingen en ziektes mee.
CONCLUSIE
In West-Europa rond 500 een interessant mix van mensen en plaatsen. Dit creëerde de Europese
middeleeuwen. Drie factoren (uit dit hoofdstuk): pre-Romeins en barbaars custom, dalende
Romeinse traditie en infrastructuur en de christelijke godsdienst.
,Chapter 2, Early Western Christendom (ca. 500-700)
- De rol van de omgeving voor het vormen van de vroege middeleeuwse geschiedenis.
In 500 ging het politiek niet goed in het westen, ze hadden het verder van de natuur wel goed; goed
bereikbaar vanaf de kust, goed klimaat en goede bronnen.
Barbaren reisden in de 5e en 6e eeuw in transalpine Europa waar ze Romeinen tegenkwamen die nog
in oude imperium steden woonden. Ook de Kelten woonden in dit gebied, zij waren voornamelijk
boeren en stonden bekend om enkele (creatieve) vaardigheden. Sommigen waren handelaren voor
hun goederen en stichtten steden naast hun routes. Tijdens het Romeinse Rijk werden de Kelten als
slaven gebruikt.
In de 6e en 7e eeuw ging het binnen deze wereld slecht; het werd kouder, vulkaan uitbarsting en
hierdoor zonsverduistering (536), een plaag. Romeinse boerderijen en steden werden verlaten.
Nieuwe groepen van Europeanen kwamen op en kregen de namen van de oude barbaarse stammen
(“etniciteit” geven of hoe dit tot stand kwam is een lastig “proces”). Deze nieuwe etniciteiten
kwamen met nieuw militairisme. De elite van de middeleeuwen ontstond uit de blending van de
Romeinse en barbaarse elite; rijk en tot veel in staat. Polygamie was gebruikelijk hier, wat zorgde
voor ingewikkelde kwesties over erfenis. Vrouwen in deze tijd hadden zo soms ook makkelijker
toegang tot het queenship, maar werden ook gewoon “gegeven” binnen families.
- Herkennen van de drie hoofddelen van culturen van de Europese middeleeuwen en de rol van deze
beoordelen.
Kelten, Romeinen en Barbaren.
- Wat is “localism” en voorbeelden hiervan in de vroege middeleeuwse samenleving.
In de sfeer (van geweld, onteigening en leiden) die in deze tijd hing was de lokale macht het
effectiefst. Het had verschillende betekenissen in de stad en op het platteland.
Platteland: aristocratische families werden gouverneurs van de gebieden om hun landgoed. Deze
lokale lord of lady woonde in een groot huis hier en zorgde voor de belasting, bescherming en recht.
Stad: bisschoppen waren hier aan de macht. Steden overleefden de slechte economische
omstandigheden omdat zij werden opgenomen door zo’n bisschop die een kathedraal in de stad had.
In de stad had de bisschop dus naast religieuze taken ook beschermde, rechtelijke en belasting taken.
Localism betekende niet het einde van kingship, maar koningen hadden voor autoriteit nu steun van
lokale aristocraten of bisschoppen nodig. Loyaliteit was in dit systeem het belangrijkste.
Deze politieke geschiedenis verloopt in verschillende trajecten op verschillende plaatsen.
- Vergelijken van het politieke, religieuze en intellectuele leven van verschillende “successor states”.
Successor states zijn nieuwe localism geblend met oude imperiale politieke die zo stabiele staten
werden, zo genoemd omdat ze na het westerse empire kwamen. Bijv Italië, Gaul en Iberia.
Italian Peninsula: Ostrogoten, Lombarden en Byzantijnen:
Ostrogoten koning Theodoric gedroeg zich vergelijkbaar als een oude Romeinse heerser, na het
veroveren van het Italiaanse peninsula in 493. Onder hem, door zijn filosoof Boethius, kwam er een
serie van werk dat het fundament legde voor de nieuwe middeleeuwse intellectuele traditie (d.m.v.
vertalingen van het werk van Plato en Aristoteles. En de basis voor het quadrivium en trivium. Hij
schreef een boek.). Boethius opvolger, Cassiodorus, legde ook een belangrijke basis voor het
middeleeuwse onderwijs. Hij stelde een leeslijst op voor studenten en hij moedigde monniken aan
om teksten te kopiëren als heilige taak.
, De stabiliteit van Theodoric’s rijk ging verloren door invallen. Vanaf 530 onder de heerser Justinian
en vanaf 560 de Lombarden
Merovingian Francia (Franken nu Fransen)
Zelfde tijd als Theodoric was Clovis een Frankish koninkrijk aan het stichten in Francia (Gaul), wiens
politiek gevoerd werd door wreedheid tegen rivalen. Hij was één van de weinig barbaarse koningen
die katholiek christelijk was (niet pagans of arian christelijk). Hij was een verdediger van de kerk van
de bisschop Gregory (van Tours). Clovis had goede relaties met de aristocratische
grootgrondbezitters. Na Clovis bleven deze Romeinse landbezitters goede relaties houden met de
Frankische. Clovis Salic law zien we een work-in-progress van een samensmelting tussen de Keltische,
Romeinse en Barbaarse cultuur. De Merovingian dynastie na Clovis bestond uit kwesties tussen
broers omdat het koningschap aan hun achtergelaten werd, dit resulteerde in allemaal kleine
koninkrijkjes; zelfs het koningschap was gelokaliseerd. Ze waren koningen waar lokale macht
belangrijker was dan koninklijke. Af en toe was er wel eentje die over een verenigd rijk regeerde, bijv
Dagobert l.
Visigothic Iberia
De Visigoten op Iberia waren beter dan de Merovingen in het behouden van het Romeinse systeem
in de 6e eeuw. De Visigotische koning Reccared maakte in 587 de switch van arianisme naar
katholiek. Deze christelijke harmonie zorgde voor een integratie van Romeinse en Visigotische
landbezitters. Hiernaast waren er in dit rijk ook Joden die met geweld werden gedwongen om zich te
bekeren. De aristocraten beschermden hen wel is, als vorm om de royale autoriteit te negeren. Ook
de Visigoten verloren hun macht langzaam aan door de aristocraten. Het rijk valt onder de Moslims
einde 7e eeuw.
- De ontwikkeling van het kloosterleven en voorbeelden van varianten hiervan in het vroege
middeleeuwse Europa.
Kuisheid was het beste onder de Christenen. Zo groeide communties van monniken en nonnen. St.
Anthony wilde in de 3e eeuw leven als een ascetic kluizenaar en maakte zo de eerste christelijke
community van ascetics. De kluizenaars verzamelden zich om hen heen, maar hadden weinig
communicatie met elkaar. Deze mensen stonden voor de andere gelovigen tussen hen en God in.
Basil the Great richtte een meer down-to-earth community op, deze vonden companionship op weg
naar een heilig leven belangrijk.
De Ieren waren in de 5e eeuw in aanraking gekomen met het christendom door St. Patrick. In 600
hadden ze hier een creatieve en kenmerkelijke Christelijke cultuur. De Ieren kenden geen structuur
om hun bisdommen op te bouwen. Hier namen de hoofden van kloosters deze taak op zich. Voor de
Ierse monniken was de pelgrimstocht belangrijk, waarbij zij zo erop uit trokken om pagans te
kerstenen.
Er waren ook dubbele kloosters met zowel monniken als nonnen.
Vroege middeleeuwse kloosters waren gelinkt aan machtige lokale families die hen supporten.
St. Benedict had een moderate “Rule” gemaakt wat voor altijd van belang is geweest. Zijn regels
draaiden om het verzetten tegen de drie grootste verleidingen; geld, seks en ambitie. Twee/drie
eeuwen na zijn dood was het verspreid door het westelijke christendom. Het ware autonome
kloosters die een zelfde manier van leven deelden. De monniken en nonnen regelden het
schoolsysteem in deze tijd en bewaarden teksten. Ze hadden ook een belangrijke rol bij het
rechtspreken en adviezen geven. Een monnik of non was arm maar de Benedictine abbeys hadden
een corporate wealth en werden bijvoorbeeld grote landhouders en hadden zo een politieke rol over
de omgeving. In het kort; Benedictine kloosters kregen een grote beschaving invloed over het vroege
Christelijke westen, toegewijd aan bidden, mediteren en service naar God.