SAMENVATTING INFORMATIEMANAGEMENT 2020-2021
Vijf IT-megatrends, Deze moeten managers begrijpen om ‘in business’ te blijven.
1. Mobile
2. Social Media
3. Internet of Things; echte dingen ‘ophangen’ in internet, zoals sensoren waarbij je op je mobiel een
melding krijgt als bijv. dat een lift ergens stilhangt.
4. Cloud Computing; data is beschikbaar in de cloud, je kunt er overal en altijd bij komen.
5. Big data
Knowledge workers: professionals die goed geëduceerd zijn en die kennis creëren, veranderen of
synthetiseren als taak voor hun werk.
Een informatiesysteem creëert, verzamelt, verwerkt, bewaart en distribueert data.
Componenten van informatiesystemen:
- Mensen
- Hardware
- Software
o Systeemsoftware
o Toepassingssoftware
- Data
- Telecommunicatie
Data: Ruwe symbolen (bijv. getallen of letters), deze hebben geen betekenis. Op meerdere manieren te
interpreteren.
Informatie: Data krijgt een betekenis, en is verwerkt waardoor het nuttig is. Een representatie van de
werkelijkheid, om antwoorden op vragen te beantwoorden. De context.
Kennis: De informatie begrijpen, mening/standpunt vormen, beslissingen en voorspellingen maken gebaseerd
op de informatie.
Type informatiesystemen: Betekenis van de categorieën nog opzoeken.
PAPA-principe Privacy rondom informatiesystemen/informatietechnologie
- Privacy Privacy
- Accuracy Nauwkeurigheid / betrouwbaarheid van data
- Property Eigendom
- Accessibility Beschikbaarheid
1.2
Procesmodelering om 2 redenen:
- Procesmodellen van de huidige situatie in een organisatie om te kijken/analyseren welke problemen
zich in de informatievoorziening voordoen
o Bestaan uit:
Handmatige processen (H) niet onlosmakelijk verbonden met
geautomatiseerde processen
Geautomatiseerde processen (A) hier komt vaak iets van handmatig wel bij te pas
maar dat blijft gewoon geautomatiseerd heten, het is een onderdeel van het
geautomatiseerde systeem
- Om een nieuwe situatie te schetsen waarin de gesignaleerde problemen opgelost worden.
o Bijvoorbeeld nieuwe op veranderende processen.
Groen: Nieuwe processen
Oranje: Gewijzigde processen
Rood: Verwijderde processen.
,Functionele eisen (requirements): Te maken met functies van een informatiesysteem, wat moet het kunnen
Kwaliteits eisen: Eisen op het gebied van kwaliteit, zoals beveiliging
Een techniek voor procesmodellering is Data Flow Diagrams (DFD’s): 2 typen
De symbolen die bij procesmodellering in DFD’s gebruikt worden:
Data store is het voorraadpunt van de productiestromen.
Hetgeen dat data ontvangt of uitzend. Geen invloed op.
Een contextdiagram is het hoofddiagram met 1 proces, er kunnen wel meerdere van de andere symbolen
voorkomen. De contextdiagram krijgt het cijfer 0. De gegevensopslagen (data store) komt niet in dit
hoofdproces voor. (level-0 diagram)
Goed opletten wat je beschouwingsgebied is, gegevensstromen tussen 2 externe entiteiten worden dus niet
weergegeven in een DFD.
VOORBEELD:
Nummering van aantal processen kan max. 9 zijn. Een DFD kan nooit meer dan 9 processen bevatten.
Veel voorkomende fouten
- Alleen input of alleen output
- Gegevensstromen tussen gegevensopslag
- Gegevensstromen tussen meerdere externe entiteiten
- Recursieve gegevensstromen
Zie de reader voor meer regels en fouten bij het opstellen van een DFD.
,Dataflows kunnen steeds verder gedetailleerd worden in een volgende DFD.
- • proces 0 detailleren in proces 1.0, 2.0, etc. in level-0-diagram, vervolgens
- • proces 1.0 detailleren in proces 1.1, 1.2 etc. in level-1-diagram, en vervolgens
- • proces 1.1 detailleren in 1.1.1, 1.1.2, etc. in level-2-diagram
- • etc.
De DFD op het laagste niveau, wanneer er geen verdere detaillering mogelijk is, wordt de primitieve DFD
genoemd.
Wanneer stoppen met verdere detaillering: stopcriteria
- Voor elk proces dat niet verder gedecomponeerd wordt, geldt dat het geautomatiseerd of handmatig
is
- Voor elk geautomatiseerd proces dat niet verder gedecomponeerd wordt, geldt dat het elementair is
d.w.z. dat elke keer als een dergelijk proces wordt uitgevoerd dat door één persoon, op één tijdstip en
op één plaats wordt gedaan
- Elementaire geautomatiseerde processen worden wel ingedeeld in CRUD:
o Create (of insert): Invoeren (toevoegen) van nieuwe gegevens
o Read (of select): Opvragen van gegevens
o Update: Wijzigen van gegevens
o Delete: Verwijderen van gegevens
In balans zijn: Alle gegevensstromen tussen het contextdiagram en andere level-diagrammen moeten gelijk
zijn. Dus ook tussen bijvoorbeeldlevel-0 diagram en level-1 diagram.
Voorbeeld hierboven dus niet in balans, want er zijn in het level-0 diagram meer inputs dan in
het contextdiagram.
Hierbij niet letten op de gegevensstromen tussen de subprocessen. (Zoals ‘Formatted A’)
Richtlijnen bij een DFD:
- DFDs moeten compleet zijn:
o Alle noodzakelijke componenten moeten aanwezig zijn en volledig beschreven
- DFDs moeten consistent zijn:
o DFDs van verschillende niveaus mogen niet in tegenspraak met elkaar zijn
- DFDs zijn ‘tijdloos’:
o Tijd en volgorde worden niet weergegeven in DFDs
- DFDs worden iteratief ontwikkeld:
o Het maken van DFDs gebeurt in rondes (dat tijdens een hoorcollege lastig te tonen is)
Het is niet makkelijk eerst context, dan level-0, dan level-1, in de werkelijkheid ga je
telkens heen en weer om de diagrammen weer aan te passen.
Het manipuleren van data gebeurt door mensen (handmatig) en door software (geautomatiseerd).
, Informatiemanagement HC2
Entiteit-relatie-diagrammen (ERD) zijn een techniek voor conceptuele datamodellering.
Die beschrijven de structuur van de data van een organisatie, onafhankelijk van het Data Base
Management Systeem dat gebruikt wordt.
Datamodellering met ERDs leidt tot:
- Een ERD dat grafisch de categorieën van data en hun onderlinge relaties, beschrijft.
- Gedetailleerde beschrijvingen van de data in een repository (behandelen we niet).
Requirments determination: Eisen via een tekst beschrijven in een programma van eisen
Requirements structuring: Eisen nader structureren met proces- en datamodellen.
Overzicht symbolen in een ERD:
Entiteit typen: Zaken waarover we informatie (data) willen vastleggen in een organisatie.
Attributen: Kenmerken van de entiteit type.
Entiteit typen
Een entiteit is een persoon/plaats/object/gebeurtenis/concept waarover een organisatie data wil bij houden.
Een entiteit is onderscheidbaar van andere entiteiten.
Een entiteittype is een verzameling van entiteiten met dezelfde kenmerken.
Een instantiatie (van een entiteittype) beschrijft 1 entiteit. (bijv. Medewerker Jansen)
Entiteittypenamen (benaming van entiteit) zijn altijd enkelvoudige zelfstandige naamwoorden, specifiek, en beknopt.
Entiteittypedefinitie geven van instantiaties aan wat de unieke kenmerken zijn, wanneer ze ertoe behoren etc.
Bijv. “wanneer is iemand een medewerker in het systeem”
Attributen zijn kenmerken van entiteittypen (bij een medewerkers is dat bijv. Naam, Adres, …).
- Ook altijd unieke zelfstandige naamwoorden, beginnend met een hoofdletter.
Attribuutdefinities geven aan wat er toe behoort, of een waarde verplicht is of niet, of een waarde gewijzigd
mag worden, of een attribuut gerelateerd is aan een andere atribuutwaarde.
Kandidaatsleutel is een attribuut dat of combinatie van attributen die een instantiatie van een entiteittype
uniek identificeert.
Een van die kandidaatsleutel wordt gekozen om instantiaties te identificeren, dit is de primaire sleutel
(identifier), deze is uniek Moet altijd een waarde hebben die niet mag veranderen (dik+onderstreept)
Soorten attributen:
- Vereist attribuut: Een attribuut die een waarde moet hebben voor een instantiatie. (dikgedrukt)
- Samengesteld attribuut: Een attribuut dat betekenisvolle componenten heeft. (2 delen)
o De componenten hebben afzonderlijk van elkaar ook een betekenis (voor & achternaam)
- Optioneel attribuut: Een attribuut dat geen waarde hoeft te hebben voor instantiatie. (niet dikgedr.)
- Afgeleid attribuut: Een attribuut waarvan de waarde kan worden ‘berekend’ uit andere
attribuutwaarden. (vierkante haken)
Sommige onderdelen lijken attributen, maar zijn relaties met een andere entiteit(type), en worden dus niet
opgenomen in het rijtje attributen.