Samenvatting Kunst en Locatie
Colleges en literatuur
Literatuur
• DaCosta Kaufmann, Thomas. Toward a Geography of Art. 2nd ed. Chicago: University
of Chicago Press, 2004Part One: Historiography, 17-106 (NB: Introductions zijn geen
tentamenstof)
De tekst behandelt de theorieën over kunstgeografie tot het begin van de 20e eeuw.
Kunstgeografie = ‘different from topography, artistic geography may be described as an
account in which location or place of origin become an important issue in
the distinctive characterization in the work of art’
1.Samenhang kunstwerken – locatie, plek van totstandkoming: school, genre, maniera,
stijl => Dit zijn labels die bepaald worden door de geografie
2. Verband tussen lokaal, nationaal, internationaal: verkopen kunstwerken,
pelgrimsroutes, reizende kunstenaars (emigratie, reizen, oorlogsbuit, handel, circulatie)
Geografisch possibilisme = het begin van een cultuur wordt bepaald door plaatsgebonden
elementen als klimaat, associaties van het volk, landschap etc.
Maar hierna ontwikkelt deze zich zelfstandig van de plek en is
deze niet perse meer geografisch bepaald
Geografisch determinisme = omgevingskenmerken leiden tot raciale kenmerken, die zich
manifesteren in de karakteristieke vormen van kunstwerken.
De oorsprong is dus de essentie, en deze blijft constant in de
loop van de geschiedenis. Het is een anti-dynamische
opvatting.
Ideeën vanuit de Oudheid
1. Omgeving (landschap, klimaat) heeft invloed op kunstproduct
“The belief that climate, hence tempera- ture, hence location affect human beings
and their creations has been called the environmental theory of cultural history”
Direct (materiaal, klimaat, overheersende windrichting)
Indirect (menselijk gedrag, menselijke aard)
2. Associatie vormentaal/typen met bepaalde groepen mensen of plaatsen
Vb. Vitruvius’ zuilenorde is gebaseerd op de associaties die bijv. de Doriërs hebben
met een evenwichtig, krachtig karakter. Hierdoor zou de vorm van de zuilenordes
gebaseerd zijn op locatie specifieke elementen.
,Vanaf 18e en 19e eeuw
3. Volksgeest (geografie en cultuur ‘historisch’ met elkaar verbonden) – natiestaat (p.
55)
Het idee dat een volk/natie bepaalde eigenschappen heeft waardoor een bepaalde
stijl als definiërend voor die locatie / natie wordt beschouwd. Hangt samen met het
vormen van een nationalistisch narratief waarin kunst en cultuur als middel worden
gebruikt om een legitiem historisch narratief te creëren.
Winckelmann (19e eeuw)
Beschrijft hoe geografische elementen, zoals klimaat, invloed hadden op de kunst.
Bij de Grieken argumenteert hij dat de bloei van de kunsten is ontstaan door locatie
specifieke elementen:
- Het vruchtbare landschap zorgt voor welvaart en dus kon een groep zich toeleggen
op de kunsten.
- Het warme klimaat zorgt voor dungekleedheid, wat ertoe leidt dat kunstenaars het
lichaam beter konden bestuderen.
- Het landschap bevatte veel marmergroeven, die gebruikt werden voor de beelden
- Het warmere klimaat zou mooie mensen produceren (?)
- De competitie tussen de stadstaten leidde tot positieve wedijver. Democratie zorgde
voor vrijheid (gebrek aan oorlog), geld werd ipv in oorlog in de kunsten geïnvesteerd.
Herder (jaren ‘20)
Stelt dat cultuur wordt bepaald door Volksgeist= kenmerken van een volk, ras of stam die
zich uitdrukt in de kunstproductie
Dit betoogt Herder vanuit Duitse Gotiek:
- Gotische kathedraal als hoogtepunt van de bouwkunst (periferie-centrum)
- Gotische kathedraal uiting van Duits volksgeist/karakter-Gotische kathedraal verbonden
met geografische locatie (iit neo-classicisme)
- Noord-Europees klimaat-Noord-Europees bouwmateriaal
Goethe beschrijft ook de kathedraal van Straatsburg, in situ, dat wil zeggen op de locatie
zelf. Hij laat hiermee zien dat de context van de locatie invloed heeft op de waarneming.
(hierdoor keert hij zich tegen het weghalen van de kunst uit zijn oorspronkelijke omgeving,
dislocatie, wat gebeurde door de Franse Revolutie)
Herder staat voor de zienswijze van gelijkwaardigheid die verscheidenheid erkent. Uit deze
gedachte kijkt hij ook op regionale schaal ipv naar de natiestaat, en naar volkskunst ipv hoge
kunst. (ipv Vasari en Winckelmann die de Hiërarchische methode gebruikt en die door de
‘hoge kunsten’ aan te wijzen een centrum en periferie creëren )
, • Gamboni, Dario. “’Independent of Time and Place’: on the Rise and Decline of a
Modernist Ideal.” In Time and Place. The Geohistory of Art, edited by Thomas
DaCosta Kaufmann and Elizabeth Pilliod, 173-202. London: Ashgate, 2005.
Afname plaatsgebondenheid in de kunsten in de 18e eeuw
Door de Franse revolutie worden kunstwerken uit hun context gehaald; dislocatie.
Hierdoor verliezen ze hun locatie specifieke betekenis.
Het British museum is opgezet om de geredde beelden te bewaren, en later tentoon te
stellen. De collectie werd aangevuld door gipsmodellen. Deze gipsmodellen zorgde ervoor
dat kunstwerken opnieuw werden gereproduceerd en kopieën ervan konden circuleren.
Hierdoor verloor kunst zijn plaatsgebonden karakter nog meer, maar ontstond wel de
toenemende democratisering van kunst, gezien kunst toegankelijker werd voor een groter
publiek. Onder andere Quatremere de Quincy en Goethe verzetten zich tegen het verlies van
de context door musea.
Het voortzetten van dislocatie in de moderne tijd
Het opzetten van musea vanaf de Franse revolutie heeft er dus voor gezorgd dat kunst
buiten de originele, plaatsgebonden context wordt geplaatst. Dit wordt verder doorgevoerd
tot je kunst bekijkt in een witte ruimte, beter bekend als de white cube. Proust was een
voorloper van het idee van de white cube. Kunst wordt puur nog gezien als gericht op de
ideeën van de kunstenaar, doordat je geen afleiding of context had hiervan moest dit idee of
die intentie ‘puur’ worden kunnen beleefd.
Er kwam kritiek op Proust’s benadering van de white cube. Zo stelde Proudhon dat je he
risico loopt dat je de kunstenaar los van zijn omgeving te koppelen, buiten de samenleving
zet. Het focust namelijk op de genialiteit van de kunstenaar in plaats van de menselijkheid
en de context. De white cube kun je dus zien als een toenemende vergeestelijking van de
kunsten.
In de architectuur zien we eenzelfde equivalent, de tabula rasa. Dit hield in dat je een gebied
compleet opnieuw indeelde en dus de oude context volledig loslaat om opnieuw te
beginnen. Dit zien we bijvoorbeeld in Parijs, waar Hausmann komt met een nieuwe
stadsplanning waarvoor eerst een groot deel gesloopt moet worden.
Deze ontwikkelingen passen bij de idealen van het modernisme die streefde naar
vernieuwing en vooruitgang.
• Cresswell, Tim. Place. An Introduction. Malden, MA: Blackwell, 2005.Place and
Architecture, 128-134 – ihb voor de colleges van Petra Brouwer
Creswell legt in zijn tekst uit hoe er een tegenbeweging tot stand kwam in de architectuur
die zorgde voor
- Tegenbeweging tabula rasa wat een nieuwe belangstelling voor het normale, de
massacultuur en de alledaagse (vernecular) architectuur inhield.
- Norberg-Schulz betoogt tegen tabula rasa want elk gebouw verhoudt zich tot de
genius loci, de identiteit die inherent is aan de plek.