100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Burgerlijk procesrecht K3 JHS €6,89
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Burgerlijk procesrecht K3 JHS

 8 keer bekeken  0 keer verkocht

Het is erg uitgebreid gemaakt aangezien ik veel tijd had voor school in coronatijd! Er ontbreekt niets

Voorbeeld 4 van de 39  pagina's

  • Ja
  • 29 oktober 2021
  • 39
  • 2020/2021
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (2)
avatar-seller
jadekollenburg
Tentamen burgerlijk procesrecht
Week 1
• Welke procedure starten?
Twee soorten procedures:
1. Dagvaardingsprocedure
2. Verzoekschriftprocedure

Welke moet je nu opstaren?
Hoofdregel: in beginsel wordt de dagvaardingsprocedure gevolgd, tenzij de wet aangeeft dat de
verzoekschriftprocedure gevolgd moet worden art. 78 jo 261 Rv. De materiele wet geeft dit aan met
‘verzoek’.

Hoorcollege
Art. 78 Rv Hoofdregel: alle zaken starten met een dagvaardingsprocedure tenzij de wet anders zegt.
Wanneer zegt de wet anders: art. 261 Rv:
Alle zaken starten met een dagvaarding, behalve de zaken die starten met een
verzoekschriftprocedure. Zaken die met een verzoekschriftprocedure starten daarvan moet de wet
aangeven (met het woord ‘verzoek’ ‘verzoekschrift’). Je moet dan dus kijken in de materiele wet
(bijvoorbeeld: het burgerlijk wetboek).
In een aantal artikelen vind je dat iets wordt verzocht met bijvoorbeeld een dagvaarding of een
verzoekschriftprocedure. Als je in die materiele wet termen als ‘verzoek’ of ‘verzoekschriftprocedure’
aantreft dan start je de procedure met een verzoekschrift. In alle andere gevallen start je de
procedure met een dagvaarding.

Inleidende processtukken:
1. Dagvaarding
2. Verzoekschrift

Dagvaarding -> vordering
Absolute competentie
1. Rechtbank, tenzij… o.g.v. art. 42 Wet RO
2. Team civiel, tenzij kanton o.g.v. art. 93 Rv.
Relatieve competentie
3. Woonplaats gedaagde o.g.v. art. 99 Rv, tenzij… uitzonderingen art. 100 t/m art. 110 RV. (Wie
eist die reist)

Hoorcollege
Absoluut bevoegd is:
1. Hoofdregel: art. 42 wet RO: rechtbank, tenzij
2. Rechtbank: team civiel of team kanton?
Hoofdregel: team civiel, behalve als de wet aangeeft dat het een kantonzaak is (dat vind je in
de tweede afdeling).
Tenzij art. 93 Rv sub a t/m d Rv, dan team kanton: hierin wordt precies benoemd wanneer de
kantonrechter bevoegd is. Grof gezegd: voor alle zaken met een belang tot 25000 euro.
Daarnaast zijn er nog een aantal zaken waarvan Rv zegt dat dat naar de kantonrechter moet:
denk aan huur, arbeid of consumentenzaken, dit vind je terug in sub c (de aardzaken).
Sub d: daar waar de wet ook nog expliciet naar de kantonrechter verwijst moet de zaak naar
de kantonrechter.

Als je gaat kijken bij welke gerechtelijke instantie je terecht moet: hoofdartikel: art. 42 wet RO; ik
kom uit bij de rechtbank. Daarna kiezen tussen team civiel of team kanton, alleen art. 93 Rv van
belang. We hebben het alleen over de dagvaardingsprocedure in eerste aanleg.

,Als je dan bepaald hebt dat de kantonrechter bevoegd is, is de volgende vraag:
Wie is er relatief bevoegd, bij welke plaats moet ik terecht (derde afdeling):
Hoofdregel is art. 99 lid 1 Rv: woonplaats gedaagde (wie eist die reist).
(Stel iemand woont in Tilburg dan moet je hem dagvaarding bij de rechtbank Zeeland-West Brabant,
afhankelijk of je bij team civiel of team kanton uitkomt. Bij team kanton dagvaard je hem voor de
kantonrechter en de kantonrechter zit in Tilburg.

De relatieve bevoegdheid heeft een aantal uitzonderingen, die vind je in art. 100-110 Rv. Daar moet
je goed opletten: soms staat er mede of mede uitsluitend bevoegd. Bij mede bevoegd mag je kiezen
(hoofdregel pakken of de subregel, de mederegel). Staat er in art. 100-110 Rv uitsluitend bevoegd
dan heb je geen keuze en moet je die woonplaats volgen.

Eerst vaststellen: start ik mijn procedure met een dagvaarding of verzoekschrift. Kom ik uit bij een
dagvaarding pak ik art. 42 Wet Ro dan moet ik bij de rechtbank uitkomen. Vervolgens maak ik een
keuze tussen team civiel of team kanton. Dit vind ik in art. 93 Rv, zaken tot 25.000 euro of de
zogenaamde aardzaken dan kom ik uit bij de kantonrechter.
Vervolgens kijken welke woonplaats ik moet hebben, hoofdregel: woonplaats gedaagde (geldt alleen
voor de dagvaardingsprocedure) en dan een hele hoop uitzonderingen in art. 100-110 Rv. Uitsluitend
mag je niet kiezen, bij mede uitsluitend wel kiezen.

Verzoekschrift
Absolute competentie
1. Rechtbank, tenzij… o.g.v. art. 42 Wet RO
2. Team civiel, tenzij kanton of andere rechter o.g.v. toepasselijke materiele wet
Relatieve competentie
3. Woonplaats verzoeker/ belanghebbende o.g.v. art. 262 aanhef en sub a Rv tenzij…
Uitzondering art. 263 t/m 270 Rv of materiele wet zelf!

Stappenplan dagvaardingsprocedure
1. Art. 42 Wet RO rechtbank, tenzij……………. (ac)
2. Art. 78 jo. 261 Rv, vordering tenzij verzoek
3. Vordering (Tweede titel)
4. Civiel, tenzij kanton art. 93 Rv (ac)
5. Art. 99 t/m 110 Rv (rc)
6. Alle rechtbanken
7. Dagvaarding
Een dagvaarding wordt opgestart met het opstellen, laten betekenen en aanbrengen van een
dagvaarding. Dit wordt door de deurwaarder overhandigd aan de persoon die wordt gedagvaard.

Stappenplan verzoekschriftprocedure
1. Art. 42 Wet RO rechtbank, tenzij…………….. (ac)
2. Art. 78 jo. 261 Rv, vordering tenzij verzoek
3. Verzoek (Derde titel)
4. Civiel, tenzij wet aangeeft kanton (ac)
5. Art. 262 e.v. Rv. Let op: (materiële) wet (rc)
6. Alle andere rechtbanken
7. Verzoekschrift
Een verzoekschriftprocedure wordt opgestart met het opstellen van een verzoekschrift, dat
rechtstreeks door de verzoekende partij bij de rechtbank wordt ingediend.

, • Gefinancierde rechtsbijstand
Ziet op het geval waarin een rechtszoekende zelf zijn rechtsbijstandverlener moet betalen maar
daartoe te weinig financiële middelen heeft.
Het systeem van door de staat gesubsidieerde rechtsbijstand waarborgt dat ook
minderdraagkrachtige rechtzoekende zijn rechten en plichten kan effectueren.

Toevoeging stappen
De toevoeging: als je in aanmerking komt voor een toevoeging dan moet je zelf (als rechtszoekende)
een bijdrage betalen aan de advocaat. De laagste norm is daarbij dat je 91 euro moet betalen aan de
advocaat en de rest van de kosten wordt door de overheid betaald. D.w.z. dat de overheid tegen de
advocaat zegt: ‘als je gaat procederen dan betalen wij jou maximaal 1200 euro voor het doen van
een zaak’. Dat zijn geen grote bedragen (we zitten in de sociale advocatuur) en dat zijn maximale
vergoedingen die de advocaat kan krijgen.
Verder moet er gekeken worden dat de term alleenstaand: moet echt als alleenstaand worden
uitgelegd. Dus de alleenstaande moeder met een of meerdere kinderen valt niet onder de norm
alleenstaand, maar valt onder de norm ‘met een of meer anderen’ samenwonend. Een alleenstaande
moeder of vader hoort ook bij huishouding.

Hoofregel art. 34 Wrb
Kijk in de wet mee!
1. Rechtsbijstand overeenkomstig de bepalingen van deze wet wordt verleend aan hen wier inkomen
per jaar € 27.900 of minder bedraagt, indien zij alleenstaand zijn, dan wel, indien zij met één of meer
anderen een gemeenschappelijke huishouding voeren, ten hoogste € 39.400.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt geen rechtsbijstand verleend, indien de
rechtzoekende beschikt over een vermogen dat meer bedraagt dan het heffingvrij vermogen.
3. Bij de vaststelling van het inkomen en vermogen van de rechtzoekende worden, behoudens het
geval van onderling tegenstrijdige belangen, mede in aanmerking genomen het inkomen en
vermogen van:
a) de echtgenoot of geregistreerde partner van de rechtzoekende, tenzij deze op het moment
van de aanvraag duurzaam van hem gescheiden leeft;
b) de persoon van verschillend of gelijk geslacht met wie de rechtzoekende duurzaam een
gezamenlijke huishouding voert, tenzij tussen deze en de rechtzoekende op het moment van
de aanvraag een bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat.
4. De inkomensgrenzen, bedoeld in het eerste lid, worden jaarlijks per 1 januari aangepast met het
percentage waarmee het indexcijfer van de lonen op 31 oktober van het voorgaande jaar afwijkt van
het overeenkomstige indexcijfer op 31 oktober in het daaraan voorafgaande jaar, met dien verstande
dat afronding plaatsvindt op het naastliggende veelvoud van EUR 100,-. Onze Minister maakt jaarlijks
de geïndexeerde bedragen bekend door publicatie in de Staatscourant. Bij algemene maatregel van
bestuur wordt bepaald wat onder het indexcijfer van de lonen, bedoeld in de eerste volzin, wordt
verstaan.

Stap 1: lid 1, inkomen berekenen:
Jaarinkomen x 1,08 (8% vakantiegeld)
In de wet staat tot welk inkomen.

Stap 2:, heffingsvrije vermogen. Lid 2: in afwijking van het bepaalde in het eerste lid (uitzondering, lid
1 zegt: je krijgt een toevoeging, dan komt in lid 2 dat dat niet het geval is als je een vermogen hebt
dat meer bedraagt dan het heffingsvrije vermogen.
Dat betekent: dat je eerst moet gaan kijken wat het heffingsvrije vermogen is. Maar het komt er
eigenlijk op neer dat als iemand veel spaargeld heeft, de overheid zegt dat: ‘ook al heb je een laag
inkomen dan moet je eerst je spaargeld maar opmaken voordat jij in aanmerking komt voor een
toevoeging’.

, Stel dat iemand op de spaarrekening 100.000 euro heeft staan maar een laag inkomen heeft, o.b.v.
lid 1 kom je in aanmerking voor een toevoeging maar o.b.v. lid 2 moet je eerst dat spaargeld
opmaken, je moet dan van het spaargeld de advocaat betalen.

Stap 3: lid 3: kijken of het inkomen van de partner moet worden meegenomen. Het inkomen van de
echtgenoot moet je meenemen behoudens in het geval van tegenstrijdige belangen. Dus stel dat je
tegen je echtgenoot wil gaan procederen (echtscheiding) en jij hebt geen geld/vermogen dan krijg je
wel een toevoeging.
Maar als je gaat procederen tegen je buurman dan telt het inkomen van je echtgenoot telt dan wel
mee.

Stappenplan om te kijken of iemand door de overheid geholpen wordt bij het betalen van de
advocaatkosten:
- Kijken naar inkomen: je gaat het jaarinkomen berekenen: bruto-inkomen pakken en
vermeerderen met 8% vakantiegeld, te toetsen aan de norm
- Lid 1 zegt dat je in aanmerking komt voor een toevoeging
- Toetsen aan lid 2: kijk je hoe het zit met heffingsvrije vermogen
- Bij lid 3 kijken of het inkomen van je partner mee moet nemen en of er wel of geen
tegenstrijdige belangen zijn

Als je tot de conclusie komt dat iemand in aanmerking komt voor een toevoeging dan zal je zelf
moeten bepalen wat de hoogte is van de eigen bijdrage. Tabel vind je op de website van de raad van
rechtsbijstand.
Je moet bepalen wat de eigen bijdrage is wat iemand moet betalen.
De rechtszoekende betaalt dus alleen de eigen bijdrage

De hoogte van de griffierechten is ook afhankelijk van de vraag of iemand wel of niet in aanmerking
voor een toevoeging. Als je in aanmerking komt voor een toevoeging hoef je niet de volledige
griffierechten te betalen. Er is een kolom griffierecht voor onvermogende, dat zijn mensen die in
aanmerking komen voor een toevoeging. Als je in aanmerking komt voor een toevoeging dan krijg je
als het ware een lagere griffierechten (soort korting) waardoor de toegang tot het recht ook voor de
mensen die dat niet kunnen betalen toch gewaarborgd is. Dat is het hele idee van de gesubsidieerde
rechtsbijstand.

Ten slotte: de deurwaarderskosten. Als je eisende partij bent en je wil de deurwaarder op pad sturen
om de dagvaarding te betekenen. Als iemand in aanmerking komt voor een toevoeging dan moet je
dat op je dagvaarding zetten en dan ziet de deurwaarder dat en dan krijgt de deurwaarder vanuit het
rijk betaald en heb je als rechtszoekende geen deurwaarderskosten.

Het maakt nogal verschil of iemand wel of niet voor een toevoeging in aanmerking komt. Advocaten
zijn verplicht om de rechtszoekende erop te wijzen dat hij/zij in aanmerking kan komen voor een
toevoeging en als dat zo is dan moet de advocaat o.b.v. de toevoeging de werkzaamheden
verrichten.

a. Een vrijgezel met een bruto maandinkomen van € 1.200,-, exclusief 8 % vakantietoeslag. Het
eigen vermogen van deze vrijgezel bedraagt € 2.400,-.
Art. 34 Wet op Rechtsbijstand
Lid 1: €1.200 x 12 = €14.400 Bruto per jaar. Vakantietoeslag: €14.400 x 1,08 = €15.552. De
wet stelt voor alleenstaande een jaarinkomen van €28.600 of minder, de rechtzoekende
heeft volgens lid 1 recht op toevoeging want de rechtzoekende verdiend per jaar met
vakantietoeslag 15.552 dat is minder dan 28.600. Als lid 1 niet is dan is het klaar. Het eerste

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jadekollenburg. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,89. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 56326 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€6,89
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd