UITWERKINGEN HOORCOLLEGES
~ Jeugdcriminaliteit en Jeugdbescherming ~
In dit document zijn alle hoorcolleges van het vak Jeugdcriminaliteit en Jeugdbescherming
(200600036) uitgewerkt. Dit vak wordt gegeven in de minor Jeugdcriminaliteit en jeugdbe-
scherming én de minor Orthopedagogiek aan de Universiteit Utrecht (blok 1). De samenvatting
is volledig in het Nederlands.
INHOUD
HOORCOLLEGE 1 Inleiding jeugdcriminaliteit en jeugdbescherming: cijfers, informanten en
definities...................................................................................................................................... 1
HOORCOLLEGE 2 Klassieke criminologische theorieën ......................................................... 6
HOORCOLLEGE 3 Levensloopcriminologie ............................................................................12
HOORCOLLEGE 4 Biologische verklaringen voor ernstig probleemgedrag...........................17
Hoorcollege 4a Neurobiologie van gedragsproblemen .......................................................17
Hoorcollege 4b Biomarkers van antisociaal gedrag............................................................20
HOORCOLLEGE 5 Intergenerationele overdracht van antisociaal en crimineel gedrag ........23
HOORCOLLEGE 6 Cybercrime & Criminele meisjes ..............................................................27
Hoorcollege 6a Cybercrime .................................................................................................27
Hoorcollege 6b Criminele meisjes .......................................................................................29
HOORCOLLEGE 7 Jeugdgroepen ...........................................................................................31
HOORCOLLEGE 8 Bijzondere doelgroepen ...........................................................................36
Hoorcollege 8a Jongeren met een lichtverstandelijke beperking .......................................36
Hoorcollege 8b Minderheidsgroepen: Cultuur en delinquentie ...........................................39
HOORCOLLEGE 1 Inleiding jeugdcriminaliteit en jeugdbescherming: cijfers, informanten en
definities
Dit vak zal gaan over alles waarbij justitie te maken heeft met kinderen: jeugddelinquen-
tie/jeugdcriminaliteit en jeugdbescherming/kindermishandeling.
Jeugdcriminaliteit
Jeugdcriminaliteit is een verzamelnaam voor strafbaar gedrag van minderjarigen. Hierbij kun
je denken aan vernieling, winkeldiefstal, zware mishandeling en moord. Zodra een delict is
gepleegd door een minderjarige, betreft het jeugdcriminaliteit. In Nederland kan niemand wor-
den vervolgd voor strafbare feiten die gepleegd worden voor zijn 12 e jaar. Criminele minderja-
rigen (12-18 jaar) worden berecht volgens het jeugdstrafrecht. Als daar aanleiding voor is,
kunnen jongeren tussen de 18 en 23 jaar ook berecht worden volgens het jeugdstrafrecht.
Jeugdcriminaliteit is in strijd met het strafrecht. Daarnaast is het ook een sociale constructie:
wat gezien wordt als strafbaar gedrag wisselt, over perioden, maar ook over plaatsen. Wat
bijvoorbeeld in Nederland niet als strafbaar wordt gezien, is dat in een ander land wel, of an-
dersom (bijv. abortus). Tot slot heeft jeugdcriminaliteit een wisselende taxatie: wat als crimi-
neel gedrag wordt gezien, verandert voortdurend. Vroeger werd veel meer als
1
,kwajongensgedrag gezien, terwijl er tegenwoordig vaker aangifte van gedaan wordt; de aan-
giftebereidheid van mensen is toegenomen.
Jeugdcriminelen kunnen onderverdeeld worden in verschillende profielen:
- Experimenteerder = iemand die 1 of 2 keer iets doet wat niet zo ernstig is, en het daarna
nooit meer doet.
- Risicojongere / meerpleger = iemand die 3 of meer keer iets gedaan heeft en ook al in
het vizier is van de instanties (het gezin wordt bekeken en de Raad van Kinderbescherming
wordt erbij betrokken).
- Veelpleger = iemand die herhaald delicten pleegt.
- Zeer actieve veelpleger = een kleine groep jongeren die verantwoordelijk is voor de
meeste delicten, en waar de samenleving het meeste last van heeft.
Zelfrapportage door jongeren: waar bestaat jeugdcriminaliteit uit?
Prijsjes verwisseld 4,3% Iemand bedreigd 9,6%
Heling 5,7% Iets gestolen van school/werk 11,4%
Iets gestolen van minder dan €10,- 6,7% Muren/bussen/trams beklad 12,8%
Persoon geslagen (gewond) 8,0% Persoon geslagen (niet gewond) 16,7%
Iets beschadigd 8,6%
Neemt jeugdcriminaliteit toe of af?
Jeugdcriminaliteit is de laatste jaren uitzonderlijk veel in het nieuws. Daardoor lijkt het alsof het
erg toeneemt, maar echt weten doen we het niet. De meest recente geluiden zeggen dat
jeugdcriminaliteit afneemt, maar de delicten wel steeds ernstiger worden.
De wetenschap signaleert een afname van jeugdcriminaliteit bij alle groepen. Maar:
- Lichte vormen van jeugdcriminaliteit dalen niet verder (diefstal, vernieling, verstoring van
de openbare orde).
- Meer jeugdigen zijn betrokken bij wapenincidenten en ernstige geweldsmisdrijven.
- Er worden meer jeugdigen veroordeeld voor cybercriminaliteit.
- Misdrijven gepleegd door jeugdigen worden steeds vaker buiten het strafrecht afgehandeld
(bijv. Halt-afdoening). De complexere zaken blijven wel bij justitie.
In cijfers is er een ontwikkeling te zien in jeugdcriminaliteit: de cijfers stijgen vanaf 2000, be-
reiken een piek in 2007 en vanaf dat jaar nemen de cijfers af. Verder blijkt dat de recidivecijfers
wel stijgen sinds 2011: de jongeren die dus in aanraking zijn gekomen met justitie en weer
vrijkomen uit de Justitiële Jeugdinrichting (JJI), komen vaker weer in aanraking met justitie.
Informanten jeugdcriminaliteit
Jeugdcriminaliteit kan op verschillende manieren gemeten worden en elke bron heeft zijn ei-
gen voor- en nadelen:
- Politie- en justitiecijfers geven aan hoeveel jongeren er in aanraking zijn gekomen met
politie en justitie (aanhoudingen, verdachten, veroordeelden). Deze cijfers zeggen echter
niet altijd veel over de daadwerkelijke toe- of afname van jeugddelinquentie.
o Ze worden namelijk beïnvloed door de aangiftebereidheid van slachtoffers (vroeger
werden dingen vaker zelf opgelost door ouders; tegenwoordig vaker aangifte bij poli-
tie)
o Ze worden ook beïnvloed door beleidsprioriteiten: meer politie op straat → meer da-
ders gepakt. Niet per se daadwerkelijk meer criminaliteit, maar het werd meer gezien.
o Ook is het dark number hoog: slecht 6-7% van de jongeren die aangeven in zelfrap-
portage dat ze over de schreef zijn gegaan, komt in aanraking met de politie. Lang niet
2
, iedereen die delinquent gedrag vertoont, wordt dus opgepakt of komt in het justitieel
systeem.
- Zelfrapportagecijfers zijn cijfers die jongeren zelf rapporteren. Deze cijfers lijken betrouw-
baarder, omdat veel meer dan de 6-7% van de jongeren daarin voorkomen. Toch zijn ze
niet volledig betrouwbaar om verschillende redenen:
o Slechts een beperkt aantal delicten wordt hierin opgenomen. Je werkt met gestan-
daardiseerde vragenlijsten, dus als gepleegde delicten niet op het lijstje staan, kom je
daarover niets te weten.
o Daders worden moeilijker benaderd. Ze hebben niet altijd het geduld en de vaardig-
heid om lange vragenlijsten in te vullen of zien het nut van wetenschappelijk onderzoek
niet in.
o Je krijgt geen representatief beeld van ernstige delicten, omdat jongeren toch bang
zijn dat er iets gebeurd met de ingevulde gegevens. Daarom zijn zelfrapportagecijfers
het minst betrouwbaar bij geweldsdelicten.
o Onderrapportage bij bepaalde etnische groepen.
- Slachtofferenquêtes zijn een betrouwbare en valide manier om gegevens over criminali-
teitsincidentie te verzamelen, omdat slachtoffers wel aangifte willen doen. Toch heeft het
ook zijn nadelen:
o Je krijgt weinig informatie over de daders als zij niet gevonden worden. Het slachtoffer
is vaak niet goed in staat om waar te nemen hoe de dader eruitziet en wat zijn oplei-
dingsniveau, motieven of etniciteit is.
o Moord en doodslag, slachtofferloze delicten en seksuele delicten zijn niet of slecht
vertegenwoordigd in slachtofferenquêtes.
o Er zijn geen gegevens over slachtoffers jongere dan 15 jaar, omdat dit niet gedaan
wordt in Nederland (kan te heftig zijn voor het slachtoffer).
Alle drie de bronnen zijn dus op zichzelf geen goede bron, maar we moeten het doen met een
combinatie van deze informanten.
Factoren die criminaliteitscijfers beïnvloeden:
- Werkloosheid: als mensen in een uitzichtloze situatie zitten, is de kans op het plegen van
delicten groter.
- Mate van toezicht: als er veel toezicht is door politie, zijn er meer aanhoudingen en lijken
de cijfers toe te nemen. Mogelijk gebeurt er echter meer bij minder toezicht, maar wordt
dat niet gezien.
- Meldingsbereidheid van slachtoffers en ouders: meer meldingsbereidheid, ‘hogere’ cijfers.
- Politiecapaciteit: meer politie op straat, meer aanhoudingen, ‘hogere cijfers’.
- Beleidsprioriteiten: focus op jeugdcriminaliteit → meer aanhoudingen en controles.
- Wet- en regelgeving: bijv. bij de invoering van het alcoholverbod, waren er opeens veel
meer overtredingen bij 16- en 17-jarigen, terwijl ze niet meer zijn gaan drinken.
Oorzaken van jeugdcriminaliteit
Jeugdcriminaliteit wordt veroorzaakt door verschillende factoren: aanleg, sociaal leren, directe
omgeving (gezin, leeftijdgenoten), de woonbuurt en de bredere sociale context. Deze verschil-
lende oorzaken komen in hoorcollege 2-5 aan bod.
Jeugdbescherming
Jeugdbescherming is bedoeld voor kinderen tussen de 0 en 18 jaar waarbij kindonveiligheid
dusdanig groot is, dat justitieel ingrijpen aanwezig is of dreigt. Dit vindt vaak plaats via de
civielrechtelijke weg. Vaak bestaat een jeugdbeschermingsmaatregel uit toezicht, waarbij de
ouders onder drang of dwang jeugdzorg aanvaarden. Als het heel erg mis dreigt te gaan, wordt
een kind in een jeugdzorg+-instelling geplaatst. Dit is een instelling die gezinsvervangend is.
3
, Jeugdbescherming wordt vaak uitgevoerd door gezinsvoogden die een plan van aanpak ma-
ken met het gezin om de gezinsveiligheid weer op orde te maken.
Jeugdbescherming komt om de hoek kijken wanneer de problematiek dusdanig ernstig is dat
de kindveiligheid en kindontwikkeling ernstig bedreigd worden, waardoor justitieel ingrijpen
noodzakelijk is of dreigt.
Jeugdcriminaliteit en jeugdbescherming samen zijn het werkveld van de forensische ortho-
pedagogiek. Justitieel ingrijpen is bij beide aanwezig of dreigt. Jeugdcriminaliteit wordt gere-
geld via het strafrecht en jeugdbescherming via het civiel recht. Beide problemen zijn nauwe-
lijks los van elkaar te zien: gezinnen waar sprake is van delinquentie hebben vaak ook op-
voedproblemen, waardoor jeugdbescherming aanwezig is. Daarnaast wordt de regie uitge-
voerd door dezelfde instellingen.
Kindermishandeling
Kindermishandeling omvat elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadig e
interactie van fysieke, psychische of seksuele aard. Deze interactie wordt actief of passief
opgedrongen door de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige staat
in een relatie van afhankelijkheid of onvrijheid. Door kindermishandeling wordt of dreigt aan
de minderjarige ernstige schade te worden berokkend in de vorm van psychisch of fysiek let-
sel. Verschillende typen mishandeling:
- Seksueel misbruik - Fysieke verwaarlozing
- Fysieke mishandeling - Emotionele verwaarlozing
- Emotionele mishandeling - Verwaarlozing van onderwijs
Prevalentie kindermishandeling
Uit de officiële cijfers blijkt dat emotionele verwaarlozing het meeste voorkomt, gevolgd door
fysieke verwaarlozing. Verder blijkt er een lichte stijging te zijn in de schatting van het aantal
mishandelde kinderen tussen 2005 en 2010. Prevalentie:
- 12% van de scholieren (onderbouw voortgezet onderwijs) rapporteert zelf te maken te heb-
ben gehad met enige vorm van mishandeling.
- Op basis van meldingen van professionals zou 3% van de 0-17-jarigen slachtoffer zijn van
mishandeling.
Het verschil tussen deze twee cijfers is erg groot, wat erop wijst dat een groot deel van de
mishandeling niet gesignaleerd wordt.
Volgens professionals is er sprake van een toename in kindermishandeling, maar dit komt niet
naar voren in zelfrapportages door kinderen.
Factoren die meldingen kindermishandeling beïnvloeden
- Er is veel aandacht voor kindermishandeling in de media, waardoor beroepskrachten mo-
gelijk meer alert zijn → stijging van het aantal meldingen.
- Beleidsprioriteiten voor kindermishandeling → meer meldingen worden gedaan.
- Onzekerheid bij hulpverleners of een melding wel terecht is → afname aantal meldingen.
Professionals twijfelen of ze het wel goed zien.
- Angst van hulpverleners om de hulpverlenersrelatie op het spel te zetten bij een onterechte
melding van mishandeling → minder meldingen.
Oorzaken van jeugdcriminaliteit en jeugdonveiligheid
De oorzaken van problematiek rond de jeugd zijn complex: er zijn meerdere oorzaken. Deze
kunnen gevonden worden in de biologie/erfelijkheid, psychiatrisch perspectief, etc. Al deze
4