Samenvatting tentamen rekenen
Telmanieren
Leren tellen
Subiteren
In één oogopslag kleine hoeveelheden herkennen. Zoals de ogen op een dobbelsteen of
aantal vingers opsteken.
Akoestisch tellen
Speels opzeggen van de telrij. Er wordt hierbij geen hoeveel vraag beantwoord of iets
geteld. Voorbeelden zijn telliedjes of spelletjes telrij.
A-synchroon tellen
Het kind probeert te tellen. Tijdens het tellen gaat het aanwijzen en getallen benoemen
gaat niet gelijk.
Synchroon tellen
Het kind probeert te tellen. Bij het tellen gaat het aanwijzen en de getallen benoemen wel
gelijk. Daarnaast kan het kind niet de hoeveel vraag beantwoorden. Hij kan de link niet
leggen tussen de som en het aantal wat hij geteld heeft.
Resultatief tellen
Hierbij lukt het om synchroon te tellen en kan het kind ook de hoeveel vraag
beantwoorden.
Verkort tellen
Het kind kan handig en verkort tellen. Het kind kan doortellen vanaf een willekeurig getal of
het kind kan tellen in sprongen. Bijvoorbeeld 2, 4, 6, 8 …
Terugtellen met de telrij van 12-0
Het kind kent de volgorde van de telrij andersom.
Symboliseren
Het koppelen van een hoeveelheid aan een symbool en andersom.
Deze manieren van tellen moet je kunnen toepassen in je tentamen. Een voorbeeld vraag zou
kunnen zijn: ‘welke manier van tellen zie je afgebeeld op deze foto?’
Het antwoord is a-synchroon tellen, want het aanwijzen en getallen benoemen gaat niet gelijk.
, Betekenis van getallen
Hoeveelheidsgetal aantal, 23 kinderen
Telgetal rangorde, 3e plaats, 1 2 3
Meetgetal eenheid/maat, 4 km, 1 liter
Rekengetal opgaves, 1+2=3
Naamgetal naam, A85, bus 133, A3 papier
Een hoeveelheidsgetal wordt ook wel een kardinaal getal genoemd.
Een telgetal wordt ook wel een ordinaal getal genoemd.
Er zijn verschillende abstractiesniveaus. Deze drie zijn het belangrijkst:
Context gebonden tellen
Het woord context verklapt het eigenlijk al. Het gaat om betekenisvol tellen. Bijvoorbeeld: kaarsjes
op een taart tijdens een verjaardag, pion verzetten bij ganzenbord etc.
Object gebonden tellen
Het woord object verteld al dat er objecten geteld gaan worden. Het verschil bij context gebonden
tellen en object gebonden tellen is dat er een situatie wordt geschetst bij de context waardoor er
sprake is van een betekenisvolle situatie. Bij object gebonden tellen gaat het puur alleen om het
tellen zonder een betekenisvolle context. Bijvoorbeeld: blokken, knopen of fiches tellen.
Formeel tellen
Flexibel tellen als dat kan of als dat nodig is. Hierbij hoort het verkort tellen van les 1. Het tellen in
groepjes of in sprongen.
Fibonacci reeks:
Elk getal in de Fibonacci reeks is een optelsom van de twee getallen daarvoor. Zo ontstaat er en
oneindige rij aan cijfers. De reeks begint altijd bij nul. Hieronder staat de reeks vermeld met een
uitleg.
0, 1, 1, 2, 3, 5, 8, 13, 21, 34, 55, 89 …. etc.
0+1 =1 1+1 = 2 1+2 = 3 2+3 = 5 3+5= 8 5+8= 13 8+13= 21
Deze reeks wordt vaak uitgelegd aan de hand van konijnen.