BEO3
Toetsstof = hf 1,2,3,5,6,9,10
Begrippen
Systeem = afhankelijk van het door de
onderzoeker gestelde doel, binnen de totale werkelijkheid te onderscheiden verzameling elementen.
Deze elementen hebben onderlinge relaties en (eventueel) relaties met andere elementen uit de
buitenwereld.
Subsysteem = een deelverzameling van de elementen van het systeem, waarbij alle oorspronkelijke
relaties tussen de elementen onveranderd behouden blijven.
Aspectsysteem = een deelverzameling van de relaties in het (sub)systeem, waarbij alle elementen
onveranderd behouden blijven.
Toestand = de eigenschappen op dat tijdstip in het systeem
Proces = een serie transformaties tijdens de doorvoer, waardoor het ingevoerde element verandert
in plaats, stand, vorm, afmeting, functie, eigenschap of ander kenmerk.
Steady state = een volledig bepaald gedrag heeft dat repeteerbaar is in de tijd en waarbij bovendien
dat gedrag in de ene tijdsperiode gelijksoortig is aan het gedrag in een andere tijdsperiode.
Functie = datgene wat door het element teweeg wordt gebracht en waaraan het grotere geheel
behoefte heeft.
Taak = houdt datgene in wat gedaan moet worden, opdat die bijdrage tot stand komt, zodat de
functie wordt vervuld.
Black box = systeem of subsysteem, waarvan de interne elementen en relaties de onderzoeker (nog)
niet bekend zijn of die hij (vooralsnog) buiten beschouwing laat.
Systeembenadering = beschouwt de werkelijkheid als bestaande uit elementen en relaties
daartussen
Maanreisbenadering = dat we stapsgewijs steeds kleinere concrete details in onze beschouwing
kunnen gaan betrekken.
Inzoomen (bij concrete systemen) = stapsgewijs steeds kleinere concrete details in onze
beschouwingen gaan betrekken.
Inrichten = eenmalig inregelen van het proces om de invoer te transformeren tot de gewenste
uitvoer.
Sturen = vaststellen van de normen, waaraan het systeem moet voldoen
Voorwaartskoppeling = oorzaak bepaalt ingreep
Terugkoppeling = resultaat bepaalt ingreep
, Toevoegen van het ontbrekende = dat de uitvoer die niet aan de gestelde norm voldoet, ter plekke
wordt gerepareerd.
Meekoppeling = in een systeem met terugkoppeling het afwijkingssignaal dat de regelfunctie
ontvangt, hetzelfde teken (+ of -) heeft als de op dat moment optredende afwijking in de invoer,
waardoor de afwijking steeds groter wordt.
Tegenkoppeling = het systeem met terugkoppeling terugkeert naar de vastgestelde normen door de
ingreep.
Codering = de functie die ervoor zorgt dat de invoer geschikt wordt gemaakt voor de uitvoer.
Filter = meet de kwaliteit van de invoer
Kwantiteitsmeting = de controle op de kwantiteit van de invoer
Bufferfunctie = slaat de invoer op
Veiligheidsfunctie = dient om de overloop van de buffer op te vangen
Transformatiefunctie = zet de invoer om in de gewenste uitvoer
Terugvoerleiding = voert het kwalitatief onjuiste product terug door het gehele of een deel van het
bewerkende proces.
Transformatiefunctie = zet de invoer om in de gewenste uitvoer
Decodering = het geschikt maken van de uitvoer voor ontvangst in de omgeving.
Initiërende functie = stelt de normen vast waaraan het interne proces moet voldoen.
Evaluerende functie = toetst op grond van een meting of de uitvoer van het systeem nog aan de
gestelde normen voldoet. Zo niet, dan meldt zij dit aan de initiërende functie.
Steady-statemodel = een model van een systeemtoestand met een volledig bepaald gedrag, die is
ontstaan wanneer het gedrag van het systeem repeteerbaar is in de tijd en wanneer dat gedrag in de
ene tijdsperiode gelijksoortig is aan dat in de andere tijdsperiode.
Droste-effect = voor iedere functie in het steady-statemodel geldt, als we een aggregatiestratum
inzoomen, opnieuw datzelfde steady statemodel.
Effectiviteit = de verhouding tussen het bereikte resultaat (R werkelijk) en het beoogde resultaat (Rnorm).
De bereikte productiviteit (Pwerkelijk) = de verhouding tussen het bereikte resultaat (R werkelijk) en de
offers die we daarvoor hebben gebracht (O werkelijk).
De geleverde presentatie = de verhouding tussen de werkelijk bereikte productiviteit (P werkelijk) en de
gewenste productiviteit (Pnorm).
De gewenste productiviteit (Pnorm) = de verhouding tussen het beoogde resultaat en de offers die
daarvoor hadden moeten worden gebracht.