Ak samenvatting
Hoofdstuk 1 Wereld Globalisering
Paragraaf 1.1 Globalisering: one world?
Globalisering of mondialisering is het proces waarbij op een groot aantal terreinen de verwevenheid
tussen gebieden en samenlevingen op aarde toeneemt. Voorbeelden daarvan zijn mensen en landen
die worden beïnvloed door gebeurtenissen uit een ander land of de toename gemiddelde afstand
waarover goederen, mensen en kapitaal zich verplaatsen.
Globalisering heeft invloed op de functie en inrichting van gebieden. Dat kan je zien in het schema
onderaan.
Dimensi Ontwikkeling
e
Economi Vrijwel al jouw kleren zijn in lageloonlanden gemaakt
sch
Sociaal Via een chatbox kom je aan een Braziliaanse vriend of vriendin
Politiek In VN-verband gaan Nederlandse soldaten naar brandhaarden
Cultureel Tot in de armste uithoeken van de wereld wordt naar Amerikaanse films gekeken
Globalisering wordt mogelijk gemaakt door transport- en informatietechnologie (zie bron 6):
Transporttechnologie: alle technologie die nodig is om het vervoer van grondstoffen,
goederen en mensen mogelijk te maken
Informatie- of communicatietechnologie: de technologie om de uitwisseling van informatie
mogelijk te maken
Sinds 1980 zijn drie ontwikkelingen van belang:
1. Reis- en vervoerstijden zijn spectaculair gedaald, alles verloopt sneller
2. Transport en communicatie zijn goedkoper geworden, vooral door de toenemende capaciteit
van schepen en vliegtuigen en de komst van containers
3. De infrastructuur rond transport en dataverkeer (wegen, havens, vliegvelden en
telecommunicatie) is enorm verbeterd
Een van de motoren achter het proces van globalisering is de multinationale onderneming (mno of
multinationals). Multinationals vormen een mondiaal netwerk. Door de verbetering van de transport-
en communicatietechnologie is de relatieve afstand tussen gebieden afgenomen. Dat je noem je tijd-
ruimtecompressie. We spreken wel global village (een werelddorp, omdat de hele wereld te bereiken
is, door betere communicatie en vervoer , heb ik gezocht op internet weet niet of dit de goede
definitie is). Niet overal loopt tijd-ruimtecompressie even snel. Het concentreert zich vooral op de
beste ontwikkelde regio’s.
1
,Paragraaf 1.2 Economische globalisering: oorzaken
De vrijemarkteconomie is het belangrijkste economische systeem, na het instorten van het
communisme in Rusland en het toetreden van China tot de WTO, geworden. Gevolg is dat:
De productie en uitwisseling van goederen en diensten een internationale karakter krijgen
Gebieden economisch steeds hechter verbonden raken. Een gunstige ligging is daarbij wel
een belangrijke voorwaarden
Na 1990 kun je deze economische globalisering aflezen aan de sterke stijging van buitenlandse
investeringen, de groei van het internationale transport- en communicatieverkeer en de snelle
toename van de wereldhandel. Vanaf 2012 daalde de groei weer door afkoeling van de economieën
in de BRICS-landen. Mno’s vragen zich af of ze nog wel goed zitten in een land. Ze kijken dan naar
zaken als arbeidsmarkt, bereikbaarheid, belastingvoordelen en politieke stabiliteit van een land. Dat
kan ingrijpende gevolgen hebben voor een land of regio.
Onder invloed van de WTO wordt de vrijhandel gestimuleerd. Hierbij worden allerlei
handelsbeperkingen zoals importquota en tariefmuren geschrapt. De NAFTA (Canada, VS en Mexico)
en de EU zijn handelsblokken die een open, vrije markt hebben.
Echter, in tijden van een economische crisis gaan handelsblokken protectionistische maatregelen
treffen, bedoeld de eigen economie af te schermen tegen buitenlandse concurrentie.
De productieketen van goederen, de route die een product aflegt van grondstof tot consument,
wordt steeds meer opgedeeld en verspreid over een tal van gebieden. Mno’s kiezen voor diverse
locaties in de wereld waar zij het meeste winst behalen voor de productie, om research te doen en
om afzetmarkten te veroveren. Hierdoor zijn de handel en het vervoer veel sneller gegroeid dan de
productie.
Paragraaf 1.3 Economische globalisering: gevolgen
Er zijn drie kengebieden in de wereld die de wereldeconomie beheersen namelijk: de Eu, Noord-
Amerika en Japan (de Triade). Hun mondiaal netwerk wordt bedreigd door invloeden uit semi-
periferieën landen zoals in Azië. Er is sprake van global shift: het verschuiven van het economisch
zwaartepunt in de wereld.
De geografische gevolgen van de globalisering:
Na 1980 ontstaat een nieuwe internationale arbeidsverdeling. Dus de manier waarop
tegenwoordig de agrarische, industriële en dienstverlenende activiteiten in het
wereldsysteem verdeeld zijn. Vooral het verschil in loon speelt hierbij een rol.
Mno’s proberen ook regionale en nationale markten in die (semi)-periferieën landen te
veroveren
Van uitschuiven naar doorschuiven
Mno’s beperken zich steeds meer tot hun core business dus de kernactiviteiten van een
bedrijf
Globalisering is overal in de wereld merkbaar
Economische globalisering zorgt voor grote sociale en regionale ongelijkheid
2
,Paragraaf 1.4: one culture?
Globalisering draagt bij aan de homogenisering van de materiële- en immateriële(minder snel)
cultuurkenmerken. Internationale toerisme, de handel, migratie en de snelle groei van de
informatietechnieken zorgen ook voor de mondialisering van culturen.
De richting van informatiestromen, blijkt in grote lijnen hetzelfde te zijn als die van de handel en
kapitaalstromen over de wereld.
Culturele globalisering heeft twee effecten namelijk:
1. Homogenisering. Door verwestering gaan culturen op elkaar lijken. Engels is de lingua franca
van deze globaliserende wereld en inlandse talen verdwijnen.
2. Heterogenisering. Er ontstaat een mix van westerse en niet-westerse cultuurelementen en
dus een mengcultuur.
Paragraaf 1.5 Sociale globalisering: migratie
Alle landen in de wereld hebben, als vertrek- of vestigings- gebied of als doorgangsland, te maken
met migratie. De arbeidsmigratie verloopt vooral van zuid naar noord terwijl de gewone migratie
plaats vindt tussen landen in het zuiden. Je hebt hierbij te maken met pushfactoren zoals het gebrek
aan werk en pullfactoren zoals de kans op beter betaald werk.
Vanaf 1990 neemt het aantal internationale migranten elk jaar toe. Dat komt door:
1. Door globalisering zijn welvaartverschillen toegenomen
2. Het demografisch verschil tussen arme en rijke landen verhoogt de migratiedruk. De
westerse landen vergrijzen, terwijl de arme landen hun bevolking (20-65) alleen maar zien
groeien.
3. Door de verbetering van de transport- en communicatietechnologie zijn gebieden die
vroeger gescheiden waren tegenwoordig verbonden.
4. Door deregulering vindt er een soort ‘ontschotting’ plaats tussen landen.
De meeste internationale migranten komen terecht in de grote steden. De meeste migranten blijven
op allerlei manieren verbonden met hun geboorteland zoals op financieel gebied. Er is sprake van
transnationale netwerken: contacten tussen migranten en achterblijvers.
Paragraaf 1.6 Gevolgen van sociale en culturele globalisering
Gebieden kunnen profiteren van migratie:
1. De nieuwe kolonisten. Deze ‘kolonisten’ maken niet alleen miljarden over naar hun
thuisland, maar ze verkrijgen ook nieuwe kennis en ervaring die een bijdrage kunne leveren
aan de ontwikkeling van hun vaderland.
2. Immigratielanden. Landen krijgen door migratie een jongere bevolking zoals de VS dat
economische voordelen kan opleveren.
3. Doorgangslanden voor migranten.
3
,Een wereldstad is een grote stad die voor een deel van de wereld belangrijk is als economisch,
politiek en cultuur centrum. Zij vormen de knooppunten in het mondiale netwerk van de
geglobaliseerde wereld.
Tegelijkertijd groeit de weerstand tegen globalisering. Mensen pleitten voor:
Het behoud van sterke, zelfstandige staat;
Het afschermen van de economie tegen veel buitenlandse concurrentie
Het beperken van het aantal migranten uit vreemde landen
We zijn toch niet helemaal op weg naar één wereld namelijk:
De overname van westerse (vooral Amerikaanse) cultuurelementen beperkt zich vooral tot
materiële zaken. Het opgeven van de eigen culturele identiteit gaat te ver vinden mensen.
Westerse cultuurelementen worden in een niet-westerse cultuur vaak alleen door de
bovenlaag van de bevolking overgenomen.
De westerse wereld staat ook onder invloed van niet-westerse culturen.
De lokale en regionale culturen vullen de invloeden van buitenaf steeds meer op een andere
manier in.
4
, Hoofdstuk 2 Aarde Endogene en exogene processen
Paragraaf 2.1 De opbouw van de aarde
Zo’n 4,5 miljard geleden ontstond de aarde.
Bij een aardbeving ontstaan trillingen die vervolgens dwars door de aarde heen gaan. Die worden
gemeten en door dat soort technieken kunnen we erachter komen hoe de opbouw van de aarde is.
De aarde bestaat namelijk uit vast gesteente in de kern, met daaromheen traag stromend gesteente
in de aardmantel, verhit door de afgifte van warme uit de kern. De buitenkant bestaat uit een harde
korst. De temperatuur en de druk nemen toe met de diepte.
Er zijn twee soorten korsten:
1. Oceanische korst/oceaanbodem: 8 kilometer breed en bestaat uit basalt, zwaar gesteente
2. Continenten: 40 tot 80 kilometer dik, bestaan uit lichter gesteente namelijk graniet
Op de bodem van oceanen zijn hogere delen namelijk midoceanische ruggen en diepere kloven
namelijk diepzeetroggen ontdekt.
Paragraaf 2.2 Platentektoniek en aardbevingen
De meeste aardplaten of schollen bestaan uit zowel continent en oceaanbodem.
De volgende bewegingen komen voor bij aardplaten:
1. Bij convergente plaatgrenzen botsen twee aardplaten tegen elkaar. Wanneer bij deze botsing
oceanische korst betrokken is, zal de zwaardere oceanische korst schuin wegduiken onder de
andere aardplaat waardoor er een diepzeetrog ontstaat. Dat noem je subductie.
2. Bij divergente plaatgrenzen bewegen twee aardplaten uit elkaar.
3. Bij transforme plaatgrenzen twee aardplaten langs elkaar.
De aarde bestaat uit platen die constant in beweging zijn, platentektoniek. Dat wordt veroorzaakt
door convectiestromen in de aardmantel. Heet magma komt naar boven tegen de aardkost aan. Het
magma moet zijdelings wegstromen en neemt dan aardkorst mee. Op sommige plaatsen breekt de
aardkorst ten stroomt het maga als lava naar buiten. Zo ontstaan divergente breuken. De ruimte
wordt direct opgevuld met lava waardoor er een nieuwe oceaanbodem ontstaat van Basalt.
De omvang de aarde blijft hetzelfde omdat aardplaten ontstaan en onder elkaar wegduiken.
De zwaarste aardbevingen vinden plaats bij transformere en convergente plaatgrenzen. Door de
ruwheid van de platen blijven de aardplaten min of meer klem zitten tot ze plotseling een heel eind
opschuiven. De trillingen die bij die aardbeving vrijkomen worden gemeten door de score op de
schaal van Richter. De exacte plaats van de aardbeving in de aardkorst wordt aardbevingshaard of
hypocentrum genoemd. De plaats aan het aardoppervlak wordt epicentrum genoemd. Bij zware
aardbevingen in de oceaanbodem kunnen enorme vloedgolven of tsunami’s ontstaan.
5