Samenvatting LOGO
1.1
Mens leert gemiddeld twee uur en drie kwartier per dag (hele leven)
Formeel leren = schoolse leren intentioneel
Informeel/ incidenteel leren = leren buitenschools (natuurlijk/spontaan)
Non-formeel leren = doelgericht leren, cursussen
European Centre for the Development of Vocational Training (Cedefop)
Stelt dat de drie vormen van leren niet gelijkwaardig zijn
Verschil formeel en informeel (volgens Bolhuis)
De mate waarin het leren door anderen of door de lerende zelf wordt gestuurd
Werkplekleren = het leren in de beroepssituatie
Intentioneel en informeel karakter (iets willen leren en spontaan leren)
1.2
Rijping = waarneembare gedragsverandering na iets te hebben geleerd
Ontwikkeling = opeenstapeling van leerervaringen
Structuur hersenen: grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam
Limbisch systeem (rechts) = emotionele hersenen
Hippocampus = belangrijk voor het geheugen
Grote hersenen: twee helften (hemisferen)
Buitenkant bestaat uit de cortex/hersenschors
Elke hersenhelft bestaat uit vier kwabben
1. Frontaalkwab (frontale cortex) beoordeling, problemen oplossen, spreken en
schrijven
2. Wandkwab (pariëtale cortex) interpretatie van taal, zintuigelijke en
geheugensignalen, tastzin en controle over lichaamsdelen
3. Achterhoofdskwab (occipitale cortex) interpreteert kleur, licht en beweging
4. Slaapkwab (temporale cortex) begrijpen van taal, motivatie, ons gehoor en
centrum van onze emoties
Kleine hersenen (cerebellum) rol bij het vloeiend laten open van beweging
Limbisch systeem: emotionele hersenen
Centrale zenuwstelsel = hersenen + ruggenmerg
Opgebouwd uit neuronen (zenuwcellen) opslaan en uitwisselen van info
Dendrieten = ontvangen informatie
Axon = dragen informatie over aan dendrieten van andere neuronen en aan spieren
Tussen neuronen vindt informatieoverdracht plaats aan de uiteinden van het axon en
dendrieten met behulp van neurotransmitters
Synaps (uiteinde axon) geeft een axon informatie af, die de dendriet van een ander
neuron ontvangt
, Neurotransmitters:
Adrenaline: verhoogt alertheid, geeft energie, komt vrij bij angst, stress
Serotonine: leidt tot opwinding, invloed op stemming, zelfvertrouwen, slaap, emotie
Dopamine: gevoel van genot na beloning
Oxitocine: gulheid, vertrouwen, gebondenheid
Tot je 7e levensjaar tweede taal moeiteloos aanleren (Chrone)
Rationele controlesysteem in de prefrontale cortex pas na 20 e functioneel
Emoties bij adolescenten heviger geuit
Beslissingen op korte termijn
Voordeel unieke mogelijkheden: creatiever, idealistischer en vindingrijker
Neuromythes = misvattingen wat de rol van het brein speelt bij het leerproces
1.3
Leren = de verandering in iemands gedrag of gedragsmogelijkheden in een bepaalde situatie
als gevolg van herhaalde ervaring of oefening
Handelings- of gedragsindicatoren = gedragsuitingen die een beoordelaar kan waarnemen
tijdens de beroepsuitoefening door de student of docent
1.4
Leerconceptie als referentiekader
Uit te voeren leertaak leerconceptie interpretatie van de leertaak keuze van de
leeractiviteiten leerresultaat
Leeropvattingen
Beperkte leerconceptie (leerlingen willen dat juf/meester leerproces bepaald:
aanwijzingen, correcties, verhelderende vragen
Functionele leerconceptie (leerlingen resultaatgericht en werken samen, ze hebben
geenvoorkeur van een bepaalde strategie)
Ontwikkelingsgerichte leerconceptie (leermotivatie voor de inhoud van de leertaak en
voeren die het liefst individueel uit) (zelfsturing)
Vijf leerconcepties
1. opnameconceptie (het opnemen van kant-en-klare, beschikbare informatie)
2. constructieconceptie (leren op een actieve wijze van verwerven van relaties tussen
nieuwe en aanwezige kennis)
3. toepassingsconceptie (leren door het gebruiken van kennis en vaardigheden)
4. stimuleringsconceptie (leren door gestimuleerd te blijven door anderen)
5. samenwerkingsconceptie (leren door steun en samenwerking van anderen)
2.1
Declaratieve kennis = kennis van verschijnselen (feiten), termen, begrippen, regels,
principes, wetten en theorieën