Samenvatting
Signaleren en preventie van sociale ongelijkheid,
armoede en uitsluiting
HF1 Toets 2.1
Inhoudsopgave
1. SOCIALE ONGELIJKHEID, ARMOEDE EN SOCIALE UITSLUITING.......................................................2
1.1 LEERDOELEN....................................................................................................................................2
1.2 LEERVRAGEN...................................................................................................................................2
ARMOEDE EN SOCIALE ONGELIJKHEID WERELDWIJD........................................................................7
1.3 LEERDOELEN....................................................................................................................................7
1.4 LEERVRAGEN...................................................................................................................................7
VERZORGINGSSTATEN EN SOCIAAL BELEID......................................................................................14
1.5 LEERDOELEN..................................................................................................................................14
1.6 LEERVRAGEN.................................................................................................................................14
4. BURGERSCHAP.............................................................................................................................20
4.1 LEERDOELEN..................................................................................................................................20
5. SOCIAAL WERK EN MENSENRECHTEN..........................................................................................23
5.1 LEERDOELEN..................................................................................................................................23
6. SOCIALE UITSLUITING: GEVESTIGDEN EN BUITENSTAANDERS.....................................................26
6.1 LEERDOELEN..................................................................................................................................26
6.2 LEERVRAGEN.................................................................................................................................26
7. SOCIALE UITSLUITING IN PUBLIEKE EN PERSOONLIJKE DISCOURSEN...........................................30
7.1 LEERDOELEN..................................................................................................................................30
7.2 LEERVRAGEN.................................................................................................................................30
1
, 1. Sociale ongelijkheid, armoede en sociale uitsluiting
1.1 Leerdoelen
- De student kent de begrippen van armoede, sociale ongelijkheid en sociale uitsluiting en
hun onderlinge relaties
- De student onderscheidt de verschillende vormen van sociale ongelijkheid
- De student analyseert van sociale ongelijkheid vanuit verschillende invalshoeken
1.2 Leervragen
- Welke vormen van sociale ongelijkheid kunnen we onderscheiden?
- Wat zijn de belangrijkste verklaringen van ongelijkheid?
- Wat zijn de mogelijke gevolgen van ongelijkheid?
- Wat kan eraan gedaan worden en door wie?
Armoede: Wanneer iemand gedurende langere tijd niet de middelen heeft om te kunnen
beschikken over de goederen en voorzieningen die in zijn/haar samenleving als minimaal
noodzakelijk gelden.
We spreken over armoede als het gaat om:
- Een absoluut tekort; wanneer er onvoldoende voorzien kan worden in noodzakelijke
middelen zoals een huis, voeding, kleding maar ook bij maatschappelijke participatie
- Dat objectief kan worden vastgesteld; armoede kan worden vastgesteld door een
bepaalde maatstaf, zoals het sociaal minimum inkomen.
- Op basis van beschikbare middelen; beperkte financiële hulpbronnen die iemand
beschikt
- Dat context gebonden is; het kan per land of context verschillen wat minimaal
noodzakelijk is en daarmee context gebonden wanneer iemand als arm beschouwt
kan worden
Sociale uitsluiting: heeft betrekking op allerlei maatschappelijke processen en mechanismen
waardoor individueel en groepen (onvrijwillig) worden uitgesloten van volwaardige
deelname aan het sociale leven, oftewel de samenleving.
Armoede kan hierin een rol spelen. Het kan een oorzaak zijn, maar ook een gevolg. Iemand
kan uitgesloten worden zonder arm te zijn of arm zijn, zonder sociaal uitgesloten te zijn. Dit
hoeft niet het geval te zijn.
2
,Risicofactoren van sociale uitsluiting op verschillende niveaus:
1. Macro: Maatschappelijke ontwikkelingen
- Demografie, arbeidsmarkt, machtsverhoudingen, waarden en normen.
Bijvoorbeeld: Waarden en normen die maken dat bepaalde groepen of individuen
uitgesloten worden van een volwaardige deelname aan de samenleving.
2. Meso: Overheid
- Wetten en regels, beschikbaarheid, kwaliteit en toegankelijkheid van rechten en
voorzieningen
Maatschappelijke instanties
- Uitvoeringsprocedures, toelatingscriteria, bureaucratie, financiële drempels,
discriminatie, stigmatisering
Bijvoorbeeld: Uitsluiting door instanties voor bepaalde voorzieningen of regelingen vanwege
de gestelde voorwaarden, zoals in bezit van een Nederlands paspoort of meegaan met de
computer door een digitale aanmelding te doen.
3. Micro: Individueel
- Leeftijd, geslacht, seksueel geaardheid, afkomst, gezondheid, leefomgeving,
opleidingsniveau, zelfredzaamheid, inkomenssituatie
Bijvoorbeeld: Uitgesloten worden door persoonlijke factoren of kenmerken, zoals een
verstandelijke of lichamelijke beperking, religie of bereiken van een bepaalde leeftijd.
Sociale ongelijkheid: heeft betrekking op ongelijke maatschappelijke posities en kansen, die
te maken hebben met zaken als sociaal milieu, leeftijd, sekse, etniciteit, seksuele geaardheid
- De ongelijke verdeling van schaarse middelen, maatschappelijk gewaardeerde
zaken als kennis, banen, macht en bezit, over verschillende groeperingen mensen.
- De ongelijke waardering en behandeling van (groepen) mensen op grond van hun
maatschappelijke positie, zoals ongelijke behandeling van mannen en vrouwen,
leeftijd, achtergrond.
- De ongelijke verdeling van levenskansen als gevolg van ongelijke waardering en
behandeling.
Verschillende vormen van sociale ongelijkheid
1. Economische: ongelijkheid in inkomen en rijkdom
2. Sociale: ongelijkheid tussen (groepen) mensen in hun toegang tot zaken als educatie,
gezondheid, maatschappelijke status, macht etc. op basis van sekse, etniciteit, religie,
sociale geaardheid, beperking etc.
3. Politieke: ongelijkheid in politieke participatie, beleid beïnvloeding, politieke
besluitvorming en actief burgerschap.
3
, De samenhang tussen de verschillende vormen van ongelijkheid, vaak is er sprake van een
wederzijds versterkend effect. (Sociale ongelijkheid) Mannen worden beter betaald dan
vrouwen, ook als zij hetzelfde werk doen. Vrouwen komen minder vaak in aanmerking voor
een hogere functie en kan leiden tot discriminatie van bepaalde groepen op basis van sekse.
Vrouwen maken minder kans op de arbeidsmarkt en komen daarmee in bepaalde
inkomenssituatie terecht (economische ongelijkheid). De economische ongelijkheid heeft
ook invloed op politieke ongelijkheid; de grote internationale bedrijven zetten de nationale
regeringen onder druk om gunstige belastingmaatregelen te stellen en creëert hiermee een
grote economische ongelijkheid.
Verklaringen van sociale ongelijkheid
1. Natuurlijke verschillen
Verklaringen waar ongelijkheid wordt gekoppeld aan genetische factoren, biologische
verschillen (man-vrouw) en aangeboren kenmerken (talent, karakter; fysieke en mentale
gezondheid).
Verschillen voor bijv. meer succes kan komen doordat iemand meer talent heeft,
doorzettingsvermogen of door betere gesteldheid.
2. Functionalistische verklaringen
Verklaringen waar ongelijkheid wordt gezien als gevolg van verschillende in individuele
prestatie. Het gaat om een functionalistisch selectieproces waarin de beste, hardst
werkenden de beste posities krijgen en beter beloond worden.
Als iemand rijker is, kan een gevolg zijn doordat iemand een grotere prestatie of
verdienen heeft geleverd aan de samenleving. De samenhang van deze ongelijkheid
wordt gekoppeld aan de kenmerken van individuele personen.
3. Verschillen in macht
Verklaringen waarin ongelijkheid wordt gezien als gevolg van maatschappelijke
structuren met betrekking tot verschillen in maatschappelijke positie, macht en kapitaal;
dominante groepen met meer macht kunnen meer invloed uitoefenen op
maatschappelijke instanties of wet- en regelgeving en zo verhoudingen in stand houden
Denk hieraan grotere internationale bedrijven die de belasting in een land uitoefenen en
voorkomen dat ongunstige wet- en regelgeving voor machtige personen worden
doorgevoerd. Bijv. het bevoorrecht die blanke mensen hebben voor donkere mensen.
4. Sociaal geconstrueerde structuren en verschillen
Verklaringen waarin ongelijkheid wordt gezien als gevolg van bepaalde kenmerken die
aan groepen worden toegeschreven en die daardoor worden gediscrimineerd of
uitgesloten (bv. gender, leeftijd, etniciteit)
Groepen mensen die worden afgewezen voor een baan op basis van hun leeftijd of
achtergrond. Ze zouden hierdoor niet objectief gezien niet minder geschikt zijn voor de
baan, maar niet geschikt op basis van de kenmerken.
4