Hoofdstuk 11. Schizofreniespectrumstoornissen
Schizofrenie p. 251,
Chronische psychose. In de DSM geclassificeerd als schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
Symptomen als wanen, hallucinaties, onlogisch denken, onsamenhangende spraak en soms bizar gedrag. Het
dagelijks functioneren voor schizofreniepatiënten kent vele beperkingen. Positief is wel dat bij 40% van hen
langere perioden van remissie optreedt, waarbij er gedurende een jaar of langer geen symptomen optreden.
Het komt in episodes.
Ontstaan en verloop pp. 352-353,
Ontstaat meestal rond het 20ste levensjaar, de tijd waarin de hersenen volledig uitrijpen. In 3 v.d. 4 gevallen
ontstaat schizofrenie tegen het 25ste levensjaar. Kan plotseling ontstaan.
Premorbide fase p. 353,
Niet ziek, maar wel al bepaalde trekken of biologische of neurologische markers die de kwetsbaarheid voor het
ontwikkelen voor schizofrenie aangeven.
Prodromale fase/ prodroom p. 352,
Bij schizofrenie is dit een periode van geleidelijke verslechtering, jaren vooraf zijn er tekenen die opgewerkt
kunnen worden. Symptomen als ongewone gedachten en waarnemingen, maar geen regelrechte wanen of
hallucinaties. Minder interesse in sociale activiteiten, problemen met het voldoen van verplichtingen van het
dagelijks leven en een verminderd cognitief functioneren; geheugen, plannen en organiseren. Desinteresse in
zelfverzorging.
Vervolgens begint de (eerste) acute fase van de stoornis, ineens is er bizar gedrag, hallucinaties en wanen.
Restperiode p. 353,
Na een acute episode komen sommigen in de restperiode, deze periode lijkt op de prodromale fase. Duidelijk
psychotisch gedrag is afwezig, maar de patiënt wordt nog wel belemmerd door belangrijke cognitieve, sociale
en emotionele gebreken, zoals een gebrek aan apathie; apathie is het gebrek aan emotie, motivatie of
enthousiasme, en problemen met helder denken of spreken en het koesteren van ongewone ideeën. Dit is een
ergere belemmering voor de patiënt dan hevige hallucinaties en wanen.
Noem het verloop achter elkaar p. 353,
Premorbide fase → Prodromale fase → (eerste) acute fase → restperiode
Prevalentie pp. 353-354,
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) schat dat ongeveer 24 miljoen mensen wereldwijd aan schizofrenie
lijden. Mannen lopen iets meer risico om schizofrenie te ontwikkelen dan vrouwen, mannen ontwikkelen de
stoornis vaker op jongere leeftijd. Vrouwen functioneren vaak beter dan mannen voordat de stoornis zich
kenbaar maakt en ze hebben veelal een minder ernstig ziektebeloop dan mannen. Misschien treft schizofrenie
bij mannen andere hersengebieden dan bij vrouwen, dat zou kunnen verklaren waarom er verschillen zijn in de
vorm of kenmerken van de stoornis. Ook verschillen de symptomen per cultuur, de onderwerpen van wanen en
hallucinaties kunnen verschillen ten aanzien van religie of ras.
Diagnostische kenmerken pp. 254-355,
1. Wanen, verstoorde, niet met de werkelijkheid overeenkomende inhoud van het denken. De patiënt is
ook niet van de denkbeelden af te brengen met logische redenering.
2. (Opdracht) Hallucinaties, dingen zien, horen, ruiken, voelen die er niet zijn. Stemmen horen komt het
vaakst voor. Bijv. stemmen die hen opdrachten geven om uit te voeren.
3. Ongestructureerde spraak (vaak afdwalen of onsamenhangend spreken, vaak bij jongeren) of
spraakarmoede (trage spraak, vaak bij ouderen).
4. Sterk ongeorganiseerd of katatonisch gedrag, bizar gedrag, bijvoorbeeld urenlang in een ongewone,
moeilijke positie blijven staan.
5. Negatieve symptomen, verminderde emotionaliteit of lusteloosheid
6. (Formele) Denkstoornis, geen logische verbanden tussen gedachten die men uitspreekt, zowel over de
inhoud als over de vorm van de gedachten.
7. Oogbewegingsstoornissen, moeite hebben met het filteren van onbelangrijke stimuli uit de omgeving.
Alles trekt je aandacht.