MKDA 1 Cultuurgeschiedenis:
samenvatting tentamen
Klassieke oudheid → 8e eeuw v.Chr. - 476 n.Chr. 2
De Middeleeuwen → 500-1500 n.Chr. 9
Renaissance en de Reformatie: 16
De Verlichting en de Wetenschappelijke Revolutie 18e eeuw: 21
De Revoluties en consumptiecultuur 18e eeuw: 25
Naties en nationalisme in de 19e eeuw: 27
De Eerste Wereldoorlog en het Interbellum: 31
De Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog: 34
Veranderingen in Europa in de 20e eeuw: 37
Bibliografie: 39
Legenda: Bijpassende kleur:
Periodes
Subkop 1
Subkop 2
Tijdsaanduidingen
Griekse & Latijnse begrippen
Belangrijke namen (naast personen)
Belangrijke personen
Belangrijke schriften en literatuur
Belangrijke begrippen
1
,Klassieke oudheid → 8e eeuw v.Chr. - 476 n.Chr.
Griekenland is onderverdeeld in 3 soorten periodes:
Pre-klassiek → net na het ‘verdwijnen’ van het Myceense volk
Archaïsche → vorming van een gemeenschappelijke cultuur (godsdienst en mythologie)
Klassiek → Begin van de vormingen van poleis
Hellenistische periode → verspreiding en samensmelting van de Griekse cultuur onder
Alexander de Groot
Griekenland → Hellas: Pre-klassieke periode
Het begon met de Myceense en Minoïsche bevolking die zich op het gebied van
Griekenland hadden gevestigd (‘marginale’ beschaving), alleen was dit gebied niet
geografisch gesteld (bergen, geen rivieren etc.). Hierdoor was het gebied niet geschikt voor
een groot rijk waardoor er uiteindelijk allemaal kleine staten vormde → de Griekse poleis.
Tegen de 12e eeuw v.Chr. was de Myceense en Kretenzer beschaving uit Griekenland
verdwenen, door de komst van zeevolken met hun eigen cultuur. Nieuwe Indo-Europese,
zogenaamde Dorische stammen vestigden zich daar tussen 1200 en 1800 v.Chr. Ze namen
enkele elementen over uit de oude beschavingen die ze veroverde of waarmee ze samen
smolten. Voor het grootste deel behielden ze hun eigen cultuur:
- ‘Heerser’ → lokale herenboeren, niet zoals de koningen die wij kennen.
- Cultuur:
- Schriften en cultuuroverdracht:
Schrijven verdween grotendeels en vormen zich om in barden (heilige zangers) die
lieden schreven over hun heroïsche voorouders.
- Twee overgebleven collecties over de ‘oude wereld’ door Homerus:
- “Ilias”: vertelt over een strijd tussen een aantal heersers uit het Griekse
vasteland en de koning van Troje (wat nu in Noordwest Turkije ligt)
- “Odyssee”: vertelt het daaropvolgend lot van een van de helden uit de
trojaanse oorlog. Hij komt daarna thuis na een zware tocht over de
Middellandse zee.
- Vrouwen werden behandeld als voorwerpen van verlangen en als oorlogsbuit
- De culturen waren heel competitief, waar kracht als een onderdeel werd gezien als
macht
- Later werd het schrift van de Phoeniciërs en de beeldhouwkunst van Egyptenaren
overgenomen.
Ontstaan van ‘poleis’:
- De bevolking van de gemeenschappen rond de Egeïsche Zee groeide, hierdoor was
de landbouw expansie, maar ook handel met andere gemeenschappen,
noodzakelijk.
- Hierdoor werd de kloof tussen arm en rijk groter.
- Boerendorpen begonnen samen te werken en creëerden een nieuw structuur
genaamd de ‘polis’ → allesomvattend woord voor het beheer van de
2
, sociaal-administratieve processen van een gemeenschap, inclusief de juridische en
militaire aspecten.
Cultuur en politiek in de ‘poleis’:
Politiek:
In de poleis verdween de stammen monarchie door de jaren heen en werd vervangen door
regeringen die bestond uit edelen uit de machtigste families. Deze edelen zijn in het
verleden ook militaire leiders geweest. Ze vonden zichzelf de beste mannen uit de
gemeenschappen: aristoi. De strijd tussen deze families leidde tot chaos: soms was het een
tirannie onder een leider en in andere tijden was de macht verdeeld over meerdere
sociaal-economische groepen:
- Politiek in Athene:
- Athene was een voorbeeld van een verdeelde macht in de regering tijdens de
Klassieke periode. In 508 v. Chr. Kleisthenes, een edelman, besloot zijn
macht te vergroten door de mensen in zijn achterban te betrekken, de demos
→ democratie. Mannen uit heel Athene, meer dan 100 deme
(neighbourhoods), werden gekozen voor verschillende bestuursorganen,
waarvan de belangrijkste de Raad van Vijfhonderd, of boule. De Volksraad
had echter het laatste woord: elke volwassen mannelijke burger had
stemrecht.
- Echter was Athene geen democratie zoals we dat nu kennen:
- Slaven en vrouwen hadden geen politieke rechten.
- Om deel te nemen moest je aanwezig zijn bij de democratische
vergaderingen die bijna elke week waren. Als je niet uit het centrum
kwam verloor je er een dag werk door. Dit betekende waarschijnlijk
dat alleen de rijke mannen de kans hadden om echt deel te nemen.
Ook werden vaak deze mannen gekozen voor de hoogste functies,
omdat zij complexe dagelijkse administratieve taken konden uitvoeren
(educatie) en het geld hadden voor het vergaren van stemmen.
- De demagogie, of de manier om de deme en zijn kiezers te
beïnvloeden, was niet representatief. Vaak werd er maar een kleine
groep overwonnen: de eerste rij bij de open-air vergaderingen. Door
de verspreiding van deze kleine groep werden de rest van de kiezers
beïnvloed en verzameld.
- Ook is het grootste deel van het volk analfabeet en kan dus niet mee
doen in de zin van geletterdheid.
- Plato’s visie op democratie (tegenstander)→ schetst democratie als
het regiment van onbeperkte vrijheid waarin alle verlangens samen
bestaan. Het verzekeren van anarchie kan niet anders dan resulteren
in een volgende fase van tirannie.
- Aristoteles’ visie op democratie→ volgens hem is de democratie verre
weg van de artiste polis: de beste regeringsvorm voor een stadstaat,
in de heerschappij van de armen. Bij het beschrijven van de staat en
zijn politiek-constitutionele structuur, veronderstelde hij een polis van
beheersbare proporties, noodzakelijk omdat de democratie in de
Griekse visie eerder rechtstreeks dan representatief was. Hij
3
, veronderstelde echter ook een systeem waarin de eigenlijke burgers
relatief vrij waren van het dagelijkse zwoegen, omdat de
arbeidsmigranten, de metoikoi - Aristoteles zelf kwam uit deze groep -
en zelfs slaven, de zware handmatige taken uitvoeren.
- Herodotus (c. 485-425 v.Chr.) “Historiai” → schrift met discussie over soorten
regeringen:
- Otanes → tegen monarchie. Een man kan geen stad besturen als hij alles
kan doen wat hij wilt zonder gevolgen. Een monarch heeft vaak de
ondeugden jaloezie en trots: jaloezie, omdat dat een natuurlijke menselijke
zwakte is, en trots, omdat overmatig rijkdom en macht leidt tot het waanidee
dat hij beter is dan de man. Deze twee ondeugden zorgen voor alle
slechtheid en chaos → ze leiden alle twee tot wilde daden en onnatuurlijk
geweld.
- Megabyzus → voor Oligarchie. Het is fout om de politieke macht aan het volk
te geven. Het volk is onwetend, onverantwoordelijk en gewelddadig. De
regering moet bestaan uit een aantal van de beste mannen.
- Darius → voor Monarchie. Het volk is inderdaad te onwetend, maar een
groepje mannen zullen alleen maar strijden voor de hoogste plek.
Positie van de vrouwen:
Vrouwen hadden geen politieke rechten en moeten het gezag van de man accepteren. Haar
plicht is om kinderen te baren en deze op te voeden tot een goede burger. Voor de rest moet
ze zorgen voor het huishouden en het eten, ook al moest ze in een andere kamer eten dan
de mannen. Ze mochten niet naar buiten zonder een man en droegen vaak een sluier. Ook
al was er wel sprake van homosexualiteit, het was alsnog de norm dat een vrouw trouwde
met een man. Scheiden voor een man was heel makkelijk, maar voor een vrouw heel
complex. Er waren wel nog vrouwen die deelname aan de processies van het eren van de
goden → priesteressen. Ook scheiden de rijkere vrouwen zich af van de arme stand, door te
laten zien met ‘make-up’ dat ze niet hoeven te werken op het land.
Rol van het geloof:
Het politieke, sociale en culturele leven was geconcentreerd rond een heilige plek, vaak
gelegen op het hoogste punt → akropolis (het makkelijkste te verdedigen en het dichtst bij
de hemel). Ook was het een vergaderplek, agora, voor gemeenschappelijke zaken van de
mannen. Jonge mannen werden niet alleen onderwezen in lezen, schrijven, klassieke
verhalen over de goden en helden, maar ook in retorisch denken en spreken.
De goden werden weergeven met bovennatuurlijke krachten en met menselijke zwakheden.
Zo werd de ethiek eerder aangeleerd vanuit sociale overwegingen, dan vanuit de religieuze
of morele overwegingen. Toch was er weinig overeenstemming over de grondslagen van het
menselijk handelen in normen en waarden: of het gebaseerd was op absolute wetten
(goddelijke gezag) of dat het onderling door het volk is afgesproken. Socrates → pro
absolute wetten die onafhankelijk zijn van mens, tijd en plaats. Toch hebben de mythes een
gezag en invloed gehad op de Griekse cultuur uit die tijd. Ook was er theater met vaak
goddelijke thema’s en af en toe politieke thema’s.
Overige aspecten:
4