HC1A: Introductie tot de interne markt
Marktintegratie
Onder de noemer van marktintegratie valt het beleid van de Unie dat is gericht op het samenvoegen
van de economieën van de lidstaten tot één grote economie, waarbinnen de grenzen tussen de
lidstaten voor wat betreft de economische activiteiten niet langer bestaan. -> Art. 3 lid 3 VEU. De
interne markt is niet de enige doelstelling. Art. 3 lid 1 VEU bevat de uiteindelijke doelstellingen van
de Unie: De bevordering van de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren. Art. interne
markt. -> Art. 26 lid 2 VWEU.
Waar bestaat de interne markt uit?
Vrij verkeer van: Goederen, personen, diensten, kapitaal, Unieburgerschap en een systeem van
onvervalste mededinging.
Stadia van Marktintegratie:
1st: Vrijhandelszone, waarbij de deelnemende lidstaten afspreken om de handel vrij te maken t.a.v.
goederen die uit de deelnemende lidstaten afkomstig zijn.
2e: Douane-unie. In dit stadium spreken ze bovenstaande niet alleen af maar spreken ze bovendien
af om een gemeenschappelijke handelsbeleid te gaan voeren t.o.v. derde landen. Gevolg -> Eenmaal
ingevoerd in 1 lidstaat (een goed uit derde land) dan profiteren van vrij verkeer tussen lidstaten. ->
Art. 28 + 29 VWEU. -> Vervolgens recht op Art. 30-36 VWEU. De gemeenschappelijke buitengrens
van de Unie is gegrondvest op Art. 206 + 207 VWEU, die de gemeenschappelijke handelspolitiek
mogelijk maakt.
3e: Interne markt. Daarbij wordt niet alleen het handelsverkeer in goederen geliberaliseerd, maar
tevens wordt een vrij verkeer van alle andere productiefactoren en producten gerealiseerd.
Daarboven moet de mededingingsvoorwaarden voor de gehele interne markt gelijk zijn.
4e: Economische en Monetaire Unie. De meest vergaande vorm met de invoering van de Euro en het
volledig overdragen van de bevoegdheid tot monetair beleid aan de ECB gekoppeld aan een zekere
mate van coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten.
De interne markt vooronderstelt dat de productiefactoren vrij kunnen bewegen over de gehele
interne markt. Zie Art. 26 lid 2 VWEU.
(Markt)integratie kan plaatsvinden door zowel positieve als negatieve integratie.
1. Negatieve integratie: De verboden in het Verdrag
- De Verdragen vertellen lidstaten d.m.v. de verboden wat ze niet mogen doen;
- Focus op nationale regelgeving die het functioneren van de interne markt belemmert.
2. Positieve integratie bestaat uit het vervangen van de onderling verschillende regels van de
lidstaten door een min of meer Europese regel -> Harmonisatie: Europese secundaire wetgeving.
(Wetgevingsinstrumenten die de EU in zijn geheel tot stand brengt op grond van het Verdrag in een
specifieke verordening / richtlijn).
- Nationale regelgeving wordt vervangen door uniforme EU-standaarden;
- Focus op EU-standaarden die het functioneren van de interne markt bevorderen.
,Geen harmonisatie? De verboden in de Verdragen vormen het beoordelingskader van de nationale
regels.
Harmonisatie? De Europese secundaire wetgeving vormt het beoordelingskader.
Harmonisatie vooronderstelt wetgevend optreden van de Unie, zodat een rechtsgrondslag
noodzakelijk zal zijn -> Attributiebeginsel. De keuze van rechtsgrondslag heeft gevolgen van de mate
van harmonisatie die mogelijk is. Wetgevend karakter brengt ook mee dat de regelgeving op EU
niveau een afweging zal moeten maken tussen het belang dat het Verdrag hem toestaat om te
beschermen en de vrijheid van actoren. Bepaalde belangen mogen niet worden beschermd, zoals de
volksgezondheid (Art. 168 lid 5 VWEU).
Interne-marktharmonisatie
De opsomming van rechtsgrondslagen kan worden onderscheiden in een aantal specifieke
rechtsgrondslagen met een specifiek beschermingsdoel en de rechtsgrondslag voor de
totstandbrenging van de interne markt -> Art. 114 en 115 VWEU.
Volgens de Tabaksreclame-zaak mag Art. 114 VWEU alleen worden gebruikt wanneer de
harmonisatieregel:
- Belemmering van het vrij verkeer wegneemt; of
- Merkbare verstoring van de mededinging opheft.
Als een harmonisatieregel bijdraagt tot de instelling en goede werking van de interne markt, dan is
het enkele feit dat een hoog niveau van bescherming (van de volksgezondheid of consument)
doorslaggevend is, geen beletsel om Art. 114 VWEU te gebruiken.
Zodra de Unie harmoniserend heeft opgetreden m.b.t. een bepaald onderwerp, is daarmee de
soevereiniteit van de lidstaten m.b.t. dit onderwerp overgedragen aan de Unie (Sperrwirkung).
Maatregelen op dit terrein zullen dus verenigbaar moeten zijn met de harmonisatiemaatregel. Voor
een antwoord op de vraag of de nationale maatregel inderdaad verenigbaar is met het unierecht,
dient allereerst te worden onderzocht wat nu precies het onderwerp van de harmonisatie is. Een
tweede gevolg van harmonisatie is dat de harmonisatiemaatregel de werkingssfeer van het unierecht
bepaald. Dit is van name van belang omdat het Verdragsrecht vooral van toepassing is in die gevallen
waar een grensoverschrijdend element is.
Wanneer aldus het onderwerp van de harmonisatie is vastgesteld, dient de mate van harmonisatie
te worden onderzocht. Deze mate van harmonisatie bepaalt in hoeverre nationale regel smogen
afwijken van de Europese regels.
Harmonisatietechnieken
Totale harmonisatie -> Voor alle lidstaten één uniforme regel. -> Lidstaten hebben geen mogelijkheid
meer om zelf regels te hanteren die afwijken van de communautaire norm. -> Te herkennen aan een
vrijverkeerclausule in de harmonisatiemaatregel.
Minimumharmonisatie -> Waardoor lidstaten die hun eigen hoge beschermingsniveau niet hebben
kunnen verwezenlijken in Europa, toch beschermd zijn doordat zij, zelfs nadat harmonisatie heeft
plaatsgevonden, hun nationale regels kunnen handhaven of nieuwe strengere regels kunnen
invoeren.
,Wederzijdse erkenning is als harmonisatiemethode het resultaat van de rechtspraak van het Hof.
O.g.v. deze rechtspraak zijn de lidstaten gehouden om in eerste instantie elkaars regels over en weer
te erkennen, zodat een producent die voldoet aan de regels van zijn thuisstaat ook zonder
problemen moet kunnen exporteren naar een andere lidstaat. Bijv. diploma’s -> Art. 53 lid 1 VWEU.
Optionele harmonisatie -> Indien een Europese norm wordt vastgesteld die naast de nationale norm
blijft bestaan. Bijv. de CE-normering.
Spontane harmonisatie is een fenomeen dat zich geheel buiten de Verdragen plaatsvindt.
Voorbeelden zijn de nationale mededingsregel van de lidstaten die, zonder dat ook maar een
harmonisatiemaatregel aan te pas is gekomen, allemaal zijn gebaseerd op het Europese
mededingingsrecht.
Voor harmonisatie kunnen verscheiden instrumenten worden gebruikt. Dit blijkt uit Art. 115 VWEU
dat het gebruik van richtlijnen voorschrijft, en Art. 114 VWEU dat alleen in het algemeen spreekt van
‘maatregelen’. Aldus komen verordeningen, richtlijnen en beschikkingen voor als
harmonisatie-instrumenten. De keuze is onderworpen aan het evenredigheidsbeginsel.
Het beoordelingskader van nationale maatregelen na harmonisatie
Eerst verenigbaarheid bepalen. Wanneer er harmonisatie is, moet een onderscheid gemaakt worden
tussen totale harmonisatie en minimumharmonisatie.
Heeft totale harmonisatie plaatsgevonden, dan is de harmonisatiemaatregel het uitsluitende
toetsingskader op grond waarvan de verenigbaarheid van de nationale maatregel moet worden
beoordeeld. Heeft de lidstaat in kwestie de procedure van Art. 114 lid 6 VWEU met succes
doorlopen, dan kunnen dergelijke nationale maatregelen blijven voortbestaan zelfs nadat totale
harmonisatie heeft plaatsgevonden.
Bij kennisgeving o.g.v. lid 4 gaat het om het handhaven van reeds bestaande strengere nationale
regels. Lidstaten kunnen in dit geval een beroep doen op gronden in Art. 36 VWEU of eisen inzake de
bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu.
Bij kennisgeving o.g.v. lid 5 gaat het om invoeren van nieuwe strengere maatregelen, nadat
harmonisatie heeft plaatsgevonden. Lidstaten kunnen alleen op de eisen inzake milieu of
arbeidsmilieu een beroep doen. Verder moet de lidstaat nieuwe wetenschappelijke gegevens
aanvoeren en moet het gaan om een specifiek probleem dat zich pas na de harmonisatiemaatregel in
de lidstaat heeft aangediend. De Commissie onderzoekt o.g.v. lid 6 of de nationale maatregel geen
middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de grensoverschrijdende handel of
een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormt. -> Evenredigheid nationale maatregel
onderzoeken.
Indien minimumharmonisatie heeft plaatsgevonden, zal het toetsingskader naast de
harmonisatiemaatregel ook bestaan uit het primaire Unierecht. In dit geval is de specifieke bepaling
op grond waarvan de maatregel als minimumharmoniserend wordt aangemerkt, van belang. Veelal
gaat minimumharmonisatie gepaard met de voorwaarde dat de strengere maatregel ‘in
overeenstemming met het Verdrag’ moet zijn.
, Voor het oplossen van een casus in dit verband is de 1e stap de identificatie van het
beschermingsdoel van de nationale maatregel of het vaststellen van een mogelijk effect op de
interne markt. Als het gevonden beschermingsdoel overeenstemt met de door de EU na te streven
beschermingsdoelen (Art. 3 + 4 VWEU) dan is het mogelijk dat er relevant EU-recht is dat moet
worden nageleefd. Er moet dan wel worden nagegaan of de mate van harmonisatie zich inderdaad
verzet tegen het optreden van de lidstaat. Waar er geen overlappend beschermingsdoel is, kan de EU
nog harmoniserend optreden o.g.v. de interenemarktgrondslag. Dergelijke harmonisatie zal zich
meestal verzetten tegen elke afwijkende nationale regel.
Wanneer een maatregel uitdrukkelijk onderscheid maakt tussen binnenlandse en ingevoerde
producten of binnenlandse en buitenlandse werknemers dan levert dit openlijke discriminatie op.
Discriminatie kan leiden tot belemmering van het vrije verkeer. Dit is verboden, tenzij ze objectief
kunnen worden gerechtvaardigd.
Bij een U-bocht wordt van het vrije verkeer gebruikgemaakt enkel en alleen om het unierecht van
toepassing te laten zijn en aldus het nationale recht te omzeilen. In dat geval moet de lidstaat tegen
wie een beroep wordt gedaan op het Unierecht aantonen dat de U-bocht is gemaakt met als doel het
omzeilen van de nationale regels. U-bochtconstructies worden vaak ingegeven door omgekeerde
discriminatie -> Daarvan is sprake indien de lidstaat de eigen onderdanen strenger behandelt dan
onderdanen van andere lidstaten. Volgens het Hof vallen dergelijke discriminaties niet onder het
Unierecht en moeten aldus in het kader van het interne rechtsstelsel van die staat worden opgelost.
Een volledig interne situatie kan alleen Unierechtelijk worden bestreden d.m.v. harmonisatie of o.g.v.
een nationaalrechtelijk beginsel van gelijkheid of non-discriminatie. I.v.m. dit eerste zal dan wel
moeten worden aangetoond dat de omgekeerde discriminatie zorgt voor een merkbare verstoring
van de concurrentievoorwaarden.
Alleen als tussen een maatregel en de effecten op het vrije verkeer een voldoende causaal verband
bestaat, is de maatregel onderworpen aan de vrijverkeersregels. Met andere woorden: Om binnen
de werkingssfeer van het VWEU te allen moet de nationale maatregel wel een handelsbelemmering
tot gevolg kunnen hebben.