Psychopathologie – Aantekeningen hoorcolleges
Hoorcollege 1 Introductie (Wieke de Vente) H1 en 2 Rigter (2020)
Voorbeeldvragen:
1. Hoeveel procent van de kinderen heeft een psychische stoornis?
Antwoord: komt voor bij ongeveer 10% van de kinderen (recentere data geven aan 13%, dus
het zit een beetje tussen de 10 en 15 in)
2. Komt psychopathologie vaker voor tijdens de vroege en midden kindertijd of tijdens
de adolescentie?
Antwoord: tijdens de adolescentie (ongeveer 11% tijdens de adolescentie en 8% tijdens de
kindertijd)
3. Komt psychopathologie vaker bij jongens of bij meisjes voor?
Antwoord: bij jongens (vaker zichtbaar waarschijnlijk door externaliserende
psychopathologie, XY-chromosoom maakt jongens kwetsbaarder voor psychopathologie,
verhouding weer ongeveer 8 en 11%)
Focus tentamen: stoornissen en behandeling (uitgaand van dat je gezonde ontwikkeling en
wat ‘normaal’ is bij welke leeftijd al kent), kenmerken en etiologie etc. van afzonderlijke
stoornissen.
Kennis hebben over zeldzaamheid van de
stoornissen (komt het vaak voor of niet, kunnen onderscheiden van stoornissen).
Prevalentie psychopathologie onder kinderen en jongeren 6-18 jaar wereldwijd:
- Conduct disorder: iets meer dan 2%
- Mood disorder: 2,5%
- ADHD: 3,5%
- Oppositional Defiant disorder: 3,5%
- Anxiety disorder: 6,5%
Vaak overlap, kind of jongere met een stoornis heeft er vaak meerdere.
Kenmerken die passen bij normale ontwikkeling:
- Vroege kindertijd: bedplassen, driftbuien, separatieangst
- Midden kindertijd: bang in het donker, beweeglijk
- Adolescentie: experimenteren, grenzen verkennen en stemmingswisselingen
Ontwikkelingsperspectief psychopathologie
- Vroege kindertijd: pervasieve ontwikkelingsstoornissen, ernstige leerproblemen,
encopresis/enuresis, slaapproblemen.
- Midden kindertijd: ADHD, ODD/CD, ticstoornissen, angststoornissen, somatische
problemen.
- Adolescentie: stemmingsstoornissen, eetstoornissen, schizofrenie, drugsverslaving,
obsessief-compulsieve stoornis, agorafobie.
, Wanneer is er sprake van (ontwikkelings)psychopathologie? Klachten bij:
- Lichamelijk functioneren
- Gedrag
- Emoties
- Cognities
- Relaties
Wanneer worden deze klachten pathologisch? Wanneer klachten:
- Niet passen bij de leeftijd
- Niet/zeer moeilijk de corrigeren zijn
- Het algemeen functioneren ernstig nadelig beïnvloeden
- Het kind zelf en/of de omgeving doen lijden
- Uiteindelijk mogelijk ontwikkeling doen stagneren
Of iets wordt gezien als stoornis is deels afhankelijk van sociaal-culturele context. Zo wordt
sociale angst in een collectivistische cultuur anders gezien dan in een individualistische
cultuur waar bijvoorbeeld veel meer wordt verwacht.
Classificatiesystemen: een schema waarin je objecten kunt indelen naar een of meer
eigenschappen of kenmerken. Twee veelgebruikte zijn:
- International Classification of Diseases (ICD-10)
- Diagnostic and Statistical Manual of the mental disorders (DSM-5)
Beide systemen komen tot stand via consensus tussen experts. Ze kunnen vertaald worden
naar elkaar.
Voordelen classificatiesystemen:
- Internationale eenduidigheid (onderzoek, onderwijs, beleid, communicatie)
- Duidelijke beschrijving kern problematiek
- Richtinggevend voor behandeling
Nadelen classificatiesystemen:
- Mogelijk te sterk gereduceerd
- Categoriale indeling
- Suboptimale basis voor behandeling
DSM-5 classificatie kijkt naar aanwezige stoornissen, uitgebreid specificaties en stressoren,
de ernst per stoornis, niveau van functioneren (36 items over 6 domeinen: communicatie,
mobiliteit, zelfzorg, sociale omgang, activiteiten, deelname aan de gemeenschap).
Scoring is dan 0% (goed functionerend) – 100% (volledig afhankelijk).
DC 0-5 (Diagnostic classification of mental health and developmental disorders in infancy
and early childhood, zero to five).
- Richt zich specifiek op jonge leeftijd.
Maakt gebruik van een assenstelsel:
As I: stoornis
As II: relationele context (gedrag, affect, betrokkenheid)
As III: medische en ontwikkelingsstoornis en conditie
As IV: psychosociale stressoren
As V: niveau van ontwikkeling