In deze samenvatting worden hoofdstuk 6, 7 en 8 volledig samengevat met belangrijke aantekeningen uit de les. Alle begrippen staan er en de theorieën daarachter. Deze samenvattingen zijn gericht op volledigheid en begrip.
H.6 〜 Soorten en populaties
§1 ~ De verwantschap tussen soorten
|Kenmerken van soorten
● Er zijn twee criteria om vast te stellen of individuen tot dezelfde soort horen:
1. Overeenkomst in uiterlijke kenmerken
2. De mogelijkheid om vruchtbare nakomelingen te kunnen krijgen
*Informatie uit DNA-onderzoek wordt ook gebruikt.
|Soortnamen en indeling
● De wetenschappelijke naam(binominale naamgeving) van een soort bestaat uit twee of drie delen:
○ Eerste deel ➞ Geslachtsnaam (Hoofdletter)
○ Tweede deel ➞ soortaanduiding (kleine letter)
○ Derde deel ➞ letter/naam als toevoeging, of de “ondersoort” of van wie de soort als eerst
heeft beschreven
● Ondersoort ➞ geografisch afgescheiden groep soortgenoten met iets afwijkende kenmerken
● Taxonomie ➞ de wetenschap die soorten indeelt in groepen
○ De indeling van Linnaeus:
■ Leven(/aarde)
↧
■ Domein
↧
■ Rijk
↧
■ Afdeling
↧
■ Klasse
↧
■ Orden
↧
■ Familie
↧
■ Geslacht
↧
■ Soort
↧
■ Organisme
● Rassen ontstaan ook binnen soorten, maar zijn niet (officieel) onderdeel van de taxonomie.
● Er zijn drie domeinen elk met een andere type rRNA:
1. Archaea
- prokaryoten (eencellig zonder kernmembraan, wel cirkelvormig DNA los in cel)
- enkele laag fosfolipiden (met vetachtige isopreen staarten ipv vetzuren)
2. Bacteriën
- prokaryoten (geen celkern)
- dubbele laag fosfolipiden met vetzuren
- reducent in het ecosysteem
3. Eukaryoten
- wel celkern en kernmembraan (dieren, planten en schimmels)
- dubbele laag fosfolipiden met vetzuren
, ● De indelingscriteria voor de drie domeinen zijn:
1. Aanwezigheid celkern
2. Type ribosoom (rRNA)
3. Bouw van de samenvatting
|DNA
● Door DNA-onderzoek kun je zien hoe nauw soorten met elkaar verwant zijn, dat is dan afhankelijk
van de chromosomen en het DNA in de mitochondriën en dus de genen.
● Moleculaire klok ➞ genen die met een constante snelheid muteren geeft een tijdsverloop op basis
van die mutatiesnelheid.
○ Je kunt hiermee dus ook bepalen hoe lang een soort op aarde aanwezig is.
● Hoe meer mutaties in het gen worden aangetroffen
○ Hoe minder nauw verwant de soorten zijn
■ Hoe langer geleden ze van een gemeenschappelijke voorouder zijn afgesplitst.
|Soorten houden zich niet aan menselijke regels
● Hybriden ➞ kruisingen tussen verschillende soorten die levensvatbaar zijn.
○ De twee soorten kunnen alleen een jongen krijgen als hun DNA voor een groot deel gelijk is
➞ als die nauw verwant zijn.
○ Meestal zijn de hybrides onvruchtbaar, waardoor een verdere vermenging van de soorten
niet optreedt.
● Ongeslachtelijke voortplanting ➞ voortplanting waarbij maar een organisme nodig is, de
nageslacht is een ‘kloon’ van de moeder.
○ Dit vindt vooral plaats bij prokaryoten (bacteriën) en eencelligen.
○ Bij populaties waarbij dit vaak voorkomt is er minder genetische variatie.
§2 ~ Populaties
|De grootte van populaties
● Populaties ➞ groepen organismen/individuen van dezelfde soort die samen (als
voortplantingsgemeenschap) in een bepaald gebied leven.
● Populatiegrootte ➞ aantal exemplaren (individuen) van een populatie.
○ Tellen
Gewoon tellen
○ Schatten
■ Kwadrantmethode:
Je zet willekeurig een denkbeeldig vlak ➞ Je telt het aantal individuen van
dezelfde soort in het vlak (of het bedekkingsgraad%) ➞ extrapoleer dit voor het
hele gebied
■ Lijntransectmethode:
Je trekt een lijn door het gebied ➞ zet op regelmatige afstanden kwadranten af ➞
pas de kwadrantmethode toe en noteer je gegevens per kwadrant.
○ Vangst-terugvangst methode
Verspreid over een bepaald gebied moet je een vangst doen en de organismen merken (n1)
➞ laat de organismen weer los in de populatie (P) en geef ze tijd om te verspreiden ➞
maak weer een vangst (n2) ➞ bepaal het aantal van de tweede vangst gekenmerkt zijn (n3)
➞ De totale populatie berekenen: P= (n1xn2) / n3
➞ n3/n2 = n1/P
, |Groei van populaties
● Door geboorte en immigratie (een organisme die naar een andere populatie gaat) neemt de
populatiegrootte steeds meer toe.
● Door sterfte en emigratie (een organisme vertrekt uit zijn populatie) neemt de populatiegrootte
steeds af.
|Gezonde populaties
● Wanneer mannetjes hun territorium uitzetten, verdedigen ze een bepaald gebied tegen andere
mannetjes.
● Het aantal territoria bepaalt de populatiegrootte.
● Beperkende factor ➞ dé factor die de groei van de populatie het meest belemmert.
● Wanneer organismen uit een populatie trekken en in een andere terechtkomen dragen ze bij aan de
genetische diversiteit ➞ er komt meer genetische variatie in de populatie ➞ andere en
verschillende genen in een populatie maakt de kans dat die een ziekte overleeft groter.
● Inteelt ➞ wanneer individuen met directe familie paren ➞ leidt tot een kwetsbaardere populatie.
|Gescheiden populaties
● Versnippering ➞ wanneer het leefgebied van een populatie opgedeeld wordt in kleinere stukken
(bvb door wegen)
○ De noodzakelijke uitwisseling van genetische variatie met niet-familieleden neemt af
● Ontsnippering ➞ een versnipperd gebied weer met elkaar verbinden
|Beheer
● Een gebied kun je gevarieerder maken door het zo in te richten dat de soorten zich er ‘thuis’ voelen
en de overlevingskansen vergroot worden.
● Herintroductie ➞ wanneer soorten weer in een gebied afgezet worden waaruit ze vroeger
verdwenen zijn
§3 ~ Soorten in hun omgeving
|Leefomgeving
● Biotische factoren ➞ invloeden op een organisme uit de levende natuur in de omgeving of andersom
organismen in een ecosysteem die invloed hebben op het leven en populatie van een andere soort en
de eigen soort.
● Abiotische factoren ➞ invloeden van ‘niet-levende’ factoren uit het ecosysteem waarmee
organismen mee om moeten kunnen gaan om in het betreffende ecosysteem te kunnen leven.
● Habitat ➞ leefomgeving van een soort die de specifieke biotische en abiotische factorische eisen
treft.
○ Voor planten wordt het habitat ook het standplaats genoemd.
○ De specifieke eisen aan de leefomgeving verschillen per soort, ook al leven ze in hetzelfde
gebied.
|Grenzen aan variatie
● Voor elke abiotische factor heeft een organisme een optimum ➞ dat is de waarde van de
milieufactor waarbij hij het best gedijt (to thrive)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Lia20022. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €9,99. Je zit daarna nergens aan vast.