1
Samenvatting Educational Psychology – Anita
Woolfolk (14e editie, 2020)
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1, Learning, Teaching, and Educational Psychology................................................2
Hoofdstuk 2, Cognitive Development........................................................................................9
Hoofdstuk 3, The Self, Social, and Moral Development..........................................................20
Hoofdstuk 4, Learner Differences and Learning Needs............................................................28
Hoofdstuk 5, Language Development, Language Diversity, and Immigrant Education..........36
Hoofdstuk 6, Culture and Diversity..........................................................................................42
PART I
, 2
Hoofdstuk 1, Learning, Teaching, and Educational Psychology
Vertaling titel: Leer-, onderwijzen en onderwijspsychologie
1.1. Learning and Teaching Today (Leren en onderwijzen vandaag)
1.1.1. Students Todays: Dramatic Diversity and Remarkable Technology (Studenten van
vandaag: Dramatische diversiteit en opmerkelijke technologie)
Een aantal statistieke gegevens over de studenten in Amerika (VS):
De VS is een land van immigranten: Circa 25% van de Amerikaanse kinderen onder de 18 jaar
zijn afkomstig uit een immigrante familie. Dit aantal neemt de aankomende jaren nog meer
toe.
Bijna 15 miljoen kinderen (22%), leven in armoede. De VS heeft de tweede hoogste ratio van
kinderarmoede van de 35 economisch bevoordeelde landen. IJsland, Scandinavische landen,
Cyprus en Nederland hebben de laagste ratio kinderarmoede.
Het typische zwarte huishouden (Black household) heeft circa 8% van het vermogen van het
typische blanke huishouden.
Ongeveer 1 op de 6 Amerikaanse kinderen heeft een milde tot ernstige ontwikkelingsstoornis
(bijv. spraak- en taalstoornis, verstandelijke beperking, hersenverlamming of autisme). Meer
dan de helft van deze kinderen bracht het grootste deel van hun tijd door in het regulier
onderwijs.
In 2012, kinderen in de leeftijd tot 17 jaar, hebben 20% van deze kinderen ouders die
gescheiden of gescheiden zijn, 11% van deze kinderen woonde samen met iemand die een
alcohol- of drugsprobleem, 7% had een ouder die een tijd in de gevangenis had uitgezeten en
9% leefde met iemand die psychisch ziek was.
Erica Turner concludeerde dat de Amerikaanse samenleving en scholen diverser en ongelijker zijn dan
ooit. Door de effecten van massamedia hebben deze diverse leerlingen tegenwoordig veel
overeenkomsten, met name het feit dat de meesten veel meer technologisch geletterd zijn dan hun
leraren. 8-Jarige kinderen spenderen bijvoorbeeld meer dan 2 uur per dag aan het kijken van TV en
video’s en zitten meer dan een half uur per dag op een computer.
1.1.2. Confidence in Every Context (vertrouwen in elke context)
Scholen gaan over onderwijzen en leren, alle andere activiteiten zijn secundair. Veel heeft te maken
met het gevoel van effectiviteit van leraren (= de overtuiging van een leraar dat hij/zij zelfs moeilijke
leerlingen kan bereiken om hen te helpen leren). deze zelfverzekerde overtuiging lijkt 1 van de
weinige persoonlijke kenmerken van leraren te zijn die de prestaties van leerlingen voorspellen.
Docenten met een hoog gevoel van effectiviteit werken harder en volharden langer, zelfs als leerlingen
om een moeilijkere aanpak vragen. Tevens hebben ze minder kans op een burn-out en zijn ze vaker
tevreden met hun baan.
1.1.3. High Expectactions for Teachers and Students (hoge verwachtingen voor docenten
en studenten)
In 2002 tekende President George W. Bush de wet ‘No Child Left Behind’(NCLB). NCLB vereiste
dat alle studenten in de Klassen 3 t/m 8 en op de middelbare school jaarlijks gestandaardiseerde
prestatietests aflegden voor lezen en wiskunde. Daarnaast dienden ze ieder jaar test te worden in
wetenschap om te bepalen of leerlingen jaarlijks voldoende vooruitgang maakten om bekwaam te
worden in de geteste onderwerpen. Een tijdland domineerde de NCLB het onderwijs in de VS.
Scholen en leraren werden gestraft als ze niet voldoende presteerden, door bijvoorbeeld het geld voor
de school in te trekken of door mensen te ontslaan. In 2015 tekende president Barack Obama de wet
Every Student Succeeds Act (ESSA), omdat de NCLB te veel negatieve gevolgen had. De ESSA laat
de eis van bekwaamheid voor alle studenten vallen en gaf de ruimte voor alle staten om zelf normen
vast te stellen en te ontwikkelen. Andere belangrijke wijzigingen:
Scholen moeten nog steeds dezelfde onderdelen in dezelfde leerjaren testen en minimaal 95%
van de leerlingen moeten deelnemen aan deze testen. Maar de lokale districten kunnen nu
, 3
beslissen wanneer ze moeten testen, hoe ze de testen vormgeven en met welke test.
Verantwoordingsplannen moeten worden ingediend bij het Ministerie van Onderwijs.
De scholen moeten nog steeds gegevens verzamelen over verschillende subgroepen van
leerlingen (donker-blank, Engels moedertaal of 2e taal etc.), maar ze worden niet bestraft als
de leerlingen in deze groepen niet presteren, tenzij de onder prestatie na verloop van tijd
aanhoudt.
Alleen scholen met de laagste 5% van de testscores, scholen waarbij minder dan 2/3 van hun
leerlingen afstuderen en scholen waar subgroepen consequent ondermaats presteren, zullen als
mislukt worden beschouwd. De staten moeten in deze scholen ingrijpen met evidence-based
programma’s.
Staten mogen de gemeenschappelijke kernnormen (Common Care Standards) aannemen, maar
er zijn geen federale prikkels of druk om dit te doen. Het doel is dat afgestudeerden van de
middelbare school klaar zijn voor de universiteit en voor een carrière.
Staten zijn nu verplicht om billijke diensten te financieren voor kinderen in privé- en
religieuze scholen als de studenten in aanmerking komen voor speciale diensten. Dit kan voor
sommige staten een probleem zijn als ze niet genoeg geld hiervoor hebben.
Veel goede leraren zijn nog steeds van mening dat ze te veel tijd besteden aan het voorbereiden van
toetsen en onvoldoende tijd besteden aan het ondersteunen van het leren van leerlingen in vakken die
niet getoetst worden, zoals sociale studies, kunst, muziek, lichamelijke opvoeding en technologie.
1.1.4. Do Teachers Make a Difference? (Maken docenten echt het verschil?)
Een van de doelen van de onderwijspsychologie in het algemeen is het onderzoeken van grotere
groepen. De resultaten van veel onderzoeken met grote groepen spreken over de kracht van leraren in
het leven van leerlingen:
De leraar-leerling relatie voorspelt verschillende aspecten van schoolsucces. Hamre en
Piante (2011) toonden dit aan door kinderen vanaf de kleuterschool tot in groep 8 te volgen.
De kwaliteit van de relatie tussen leraar en leerling (gemeten als: conflict met het kind, de
afhankelijkheid van het kind t.o.v. de leraar en de genegenheid van de leraar voor het kind)
voorspelde een aantal academische en gedragsmatige factoren, vooral voor leerlingen met veel
gedragsproblemen. Leerlingen met significante gedragsproblemen in de eerste jaren hebben
later minder kans om op school problemen te krijgen, als hun leraren gevoelig zijn voor hun
behoeften en frequente, consistente feedback geven. Roorda en collega’s (2011) deden hier
ook onderzoek naar en concludeerden dat positieve leerrelaties positieve leerling
betrokkenheid in elke klas voorspelden, maar de relaties waren vooral sterk voor leerlingen
die academisch risico liepen en voor oudere leerlingen.
Slecht onderwijs (minder effectieve leraren) heeft gevolgen voor de schoolresultaten van
leerlingen (de kosten van slecht onderwijs).
Sanders en Rivers (1996) onderzochten leerlingen in groep 5. Leerlingen die in groep 3 t/m
groep 5 zeer effectieve leraren hadden gehad, scoorden gemiddeld hoger op wiskundetoetsen.
De beste leraren leiden tot goede en uitstekende resultaten voor iedere leerling, maar minder
presterende leerlingen zijn de eersten die baat hebben bij goed onderwijs. De effecten van
lesgeven waren cumulatief en resterend; beter lesgeven in een latere klas zou het minder
effectieve lesgeven in eerdere klassen gedeeltelijk kunnen compenseren, maar zou niet alle
tekortkomingen kunnen wegnemen die ontstaan zijn door slecht onderwijs.
Kortom, effectieve leraren die een positieve relatie met hun leerlingen opbouwen, lijken een krachtige
kracht in het leven van leerlingen te zijn. Vooral leerlingen met problemen lijken het meest te
profiteren van goed onderwijs.
1.2. What is Good Teaching? (Wat is goed onderwijzen?)
Goed onderwijs is niet alleen beperkt tot klaslokalen. Het komt voor in huizen, ziekenhuizen, musea
en verkoopbijeenkomsten, kantoren van therapeuten en zomerkampen. Hier houden we ons bezig met
lesgeven in klaslokalen.
, 4
1.2.1. Inside Three Classrooms (Binnen in drie klaslokalen)
Leerkrachten hebben te maken met een breed scala aan leerlingen: verschillende talen, verschillende
thuissituaties en verschillende vaardigheden en leeruitdagingen. Ze moeten instructie en beoordeling
aanpassen aan de behoeften van studenten. De hele tijd dat leerkrachten door de lesstof heengaan,
zorgen ze ook voor de emotionele behoeften van hun leerlingen, ondersteunen ze een verminderd
zelfrespect en moedigen ze verantwoordelijkheid aan. Daarnaast zijn leerkrachten reflectief, ze
denken voortdurend terug aan situaties om te analyseren wat ze hebben gedaan en waarom, en om te
overwegen hoe ze het leren van hun leerlingen kunnen verbeteren.
Maar wat is nu goed onderwijs? Hierop is geen eenduidig antwoord te geven. Als leerkracht is het
belangrijk om zowel deskundig als inventief te zijn. Gebruik een reeks strategieën en wees in staat om
nieuwe strategieën te bedenken.
1.2.1.1. Modellen van goed onderwijs: Observatie en evaluatie van de leerkracht.
Er bestaan 3 modellen voor onderwijsevaluatiesystemen en aan de hand van deze modellen kunnen
leerkrachten ook geëvalueerd worden.
1. Danielson’s Framework for Teaching (Danielson’s kader voor lesgeven).
Het kader voor lesgeven is voor het eerst gepubliceerd in 1996. Dit kader heeft 4 domeinen of
verantwoordelijkheden en elk domein is weer verder onderverdeeld in 5 of 6 componenten:
1) Planning en voorbereiding (een component bij dit domein is bijvoorbeeld: blijk geven van
kennis van inhoud en pedagogiek)
2) Klasomgeving
3) Instructie
4) Professionele verantwoordelijkheden.
Wanneer het kader wordt gebruikt voor de evaluatie van docenten, worden alle 22 componenten
verder uitgesplitst in elementen (76 in totaal) en worden voor elk onderdeel verschillende indicatoren
gespecificeerd. Het evaluatiesysteem definieert verder 4 vaardigheidsniveaus voor elk van de 22
componenten (ten wetende: onbevredigd, basis, bekwaam en onderscheiden).
2. TeachingWorks.
TeachingWorks is een nationaal project dat is gebaseerd op de Universiteit van Michigan en is gericht
op het verbeteren van de onderwijspraktijk. Het project heeft 19 hoogstaande onderwijspraktijken in
kaart gebracht:
1) Inhoud expliciet maken d.m.v. uitleg, 10) Het aangaan van strategische relatieopbouwende
modellering, representaties en voorbeelden. gesprekken met de leerling.
2) Een klassikale discussie leiden. 11) Het stellen van leerdoelen voor de lange en korte
3) Het denken van individuele leerlingen termijn voor studenten met verwijzing naar externe
opwekken en interpreteren. benchmarks.
4) Normen en routines vaststellen voor een 12) Taken en teksten beoordelen, kiezen en aanpassen
klassikaal gesprek en werk dat centraal staat voor een specifiek leerdoel.
in het leerstofdomein. 13) Het ontwerpen van een reeks lessen voor een
5) Het herkennen van bepaalde specifiek leerdoel.
gemeenschappelijke patronen van het denken 14) Het selecteren en gebruiken van bepaalde methoden
en de ontwikkeling van leerlingen in een om het begrip te controleren en het leren van
leerstofdomein. leerlingen tijdens en tussen de lessen te controleren.
6) Het identificeren en implementeren van een 15) Het samenstellen, selecteren, interpreteren en
instructieve reactie of strategie als reactie op gebruiken van informatie uit quizzen, tests en andere
gemeenschappelijke patronen van het denken methoden van summatieve beoordeling.
van leerlingen. 16) Mondeling een schriftelijke feedback geven aan
7) Een les of een deel van de instructie geven. leerlingen op hun werk.
8) Organisatorische routines, procedures en 17) Communiceren over een student met een
strategieën implementeren om een ouder/voogd.
leeromgeving te ondersteunen. 18) Instructie analyseren om deze te verbeteren.
9) Werk in kleine groepen opzetten en beheren. 19) Communiceren met andere professionals.