Verpleegkundige kennis S1.1
Week 1
Heeft kennis van ontwikkelingen in de gezondheidszorg
- Zorgen voor elkaar iets van alle tijden: naastenliefde en roeping
- Rond 1875 verpleegkunde volwaardig beroep (Florence nightingale)
- Rond 1950 idee van roeping losgelaten, accent op verpleegtechnieken
- 1972: oprichting mbo-v en hbo-v
- 1977: wet tot bescherming van het diploma van de verpleegkundige
- 1993: wet BIG en BIG-register
- 1994: nieuwe kwalificatiestructuur en samenhangend opleidingsstelsel
- 1997: oude inservice opleiding opgeheven
Heeft kennis van ontwikkelingen van het verpleegkundig beroep
Dingen die van invloed zijn:
1. Dubbele vergrijzing
2. Schaarste
3. ICT/technische oplossingen
4. Internationalisering / multiculturele samenleving
Kan de kern van verplegen omschrijven
- Bevorderen van gezondheid (herstel, groei en ontwikkeling) en het voorkomen van
ziekte, aandoening of beperking
- Lijden en pijn te minimaliseren en mensen in staat te stellen hun ziekte/handicap, de
behandeling en de gevolgen daarvan te begrijpen en mee om te gaan
- Handhaven best mogelijke kwaliteit van leven tot aan het eind
- Versterken zelfmanagement, vaststellen + coördinatie behoefte van zorg
Link leggen tussen de begrippen ziekte en gezondheid in relatie tot definitie van verplegen
Bevorderen van de gezondheid en daardoor het voorkomen van ziekte
Heeft kennis van de kernbegrippen die horen bij canmeds-rollen: 1. Zorgverlener en 5.
Gezondheidsbevorderaar i.r.t. leefstijl en ouder worden
- 1: vakinhoudelijk handelen: zorgverlener versterken van het zelfmanagement van
mensen in hun sociale context. Verplegen omvat vaststellen van de behoefte aan
verpleegkundige zorg d.m.v. klinisch redeneren, educatie en emotionele geestelijke
ondersteuning
- 5: gezondheidsbevorderaar: verpleegkundige beweegt zich in maatschappelijke
zorgsector waarin denken in termen van zorg en ziekte verschuift naar denken in
gedrag en gezondheid.
- Draagt bij bevorderen gezondheid dmv ondersteunen zelfmanagement
- Betrekken mantelzorgers/naasten waar kan
- Richten op omgeving van de patiënt
- Beïnvloed de leefstijl en gezond gedrag van burgers en patiënten.
,Week 2
Dyspneu/benauwdheid is een subjectieve ervaring, die niet allen op basis van een objectieve
maat of concrete fysieke verandering benaderd kan worden Dyspneu komt met name voor
bij primaire longziekten, hartziekten, neurologische afwijkingen van de ademhalingsspieren
en kanker.
Kan benoemen wat een normale en een afwijkende ademhaling is (adembeweging,
longcapaciteit, etc.)
Normale ademhaling: geruisloos, soepel en automatisch verloop. Hoort geen pijn te doen.
Frequentie: 15-17x p min. Als iemand normaal uitademt is nog niet alle lucht uit de
luchtwegen verdwenen. Na een normale uitademing is het nog mogelijk om, door maximaal
uit te ademen, nog eens ongeveer 1500 ml ademlucht naar buiten te persen (expiratoire
reserve). Maar zelfs dan zijn de longen nog niet volledig leeg, er blijft nog zo’n 1200 ml
achter in de alveoli en in de toevoerende luchtwegen (residu). Residu = minimale volume dat
de longen kunnen bereiken. Na een normale inspiratie kan nog eens een hoeveelheid lucht
geforceerd ingeademd worden = inspiratoire reserve = 2000 – 3000 ml.
Bij COPD heb je te weinig longvolume (500ml) en te weinig kracht in de ademhalingsspieren
om je longen goed vol te laten lopen met lucht
Kent observaties en meetinstrumenten die worden ingezet bij de diagnostiek van
ademhalingsproblemen
Bij het observeren van de ademhaling let je op het volgende:
1. Frequentie (15-17x normaal)
2. Regelmaat (telkens hetzelfde ritme)
3. Diepte (500 ml)
4. Gelijkmatigheid
+ bijgeluiden: piepen, rochelen, gelaatskleur, zuurstofgehalte (saturatiemeter), geur.
Meetinstrumenten: VAS en BORG
Oorzaken en symptomen dyspneu
Symptomen: vermoeidheid, zware ademhaling, angst, verminderde intimiteit, minder leuke
dingen doen, moeite met (trap)lopen, eten, mager.
Oorzaken: aandoeningen van de luchtwegen: COPD, astma, longontsteking, klaplong maar
ook hart- en vaatziekten, hyperventilatie.
Verpleegkundige interventies benoemen + uitleggen
Omgaan en verminderen van benauwdheid, aangezien dyspneu een veel voorkomend
probleem is bij patiënten met chronisch longlijden.
, Ademhalingsoefeningen, adequate medicatie inname, zuurstof toediening (Niet bij COPD!!),
doorgankelijk houden van de luchtwegen
1. Bieden van ondersteuning bij het verwerken chronisch ziek zijn: aandacht hebben
voor bijkomende negatieve gevoelens en deze te accepteren en verwerken en ook
die van de partner, in kaart brengen dyspneu, afnemen van dyspneu-anamnese en
invullen van de scorelijst, luisterend oor bieden. Patiënt die rookt: kijken in hoeverre
stoppen van roken de kwaliteit van leven beïnvloed.
2. De strijd voor het dagelijks leven vergemakkelijken: Balans tussen activiteit en rust:
prioriteiten stellen. Voldoende activiteit voor bepaalde spierkracht.
Zuurstofbronnen / medicatie + toediening. Zittend dingen doen ipv staand.
3. Helpen bij het uitvoeren van het therapeutisch regime (therapietrouw): bevorden
therapietrouw en gedragsbeïnvloeding. Kleine, energierijke maaltijden met voorkeur
niet hoeven snijden. ADL evt. in stappen. Controleren of medicatie goed wordt
gebruikt.
4. Ondersteuning bijmanagement van zorg: ondersteunen zelfmanagement en
autonomie.
Kan de verschillende meetinstrumenten bij benauwdheid benoemen en toepassen
VAS: de patient kan op de lijn de mate van dyspneu aangeven, zoals die door hem op dat
moment ervaren wordt. (1 vaak geen last, 10 is last). Verticale VAS is makkelijker te
gebruiken. Geeft allen intensiteit dyspneu aan.
BORG: de patiënt wordt gevraagd een cijfer te geven aan de door hem ervaren inspanning
en kortademigheid te geven.
Weet hoe de verpleegkundige kan helpen bij het uitvoeren van het therapeutisch regime
Omgevingsfactoren
Adviseren de patiënt de tijd te nemen om te wennen aan de overgang van warme naar
koude, alvorens inspanning te gaan leveren. Adviseer ook mist te vermijden sigarettenrook,
geuren van eten koken of bakken, parfum etc. kan prikkeling van de luchtwegen en daarmee
dyspneu veroorzaken. Adviseren te stoppen met roken en ondersteuning. Vermijden
etensgeur, niet zelf hoeft te koken.
Ademhaling
In geval van paniek kan er hyperventilatie en. Verkeer gebruiken van de ademhalingsspieren
optreden, in dit geval blijf bij de patiënt. Vraag hem met de eigen adem mee te ademen.
Pursed lip breathing: uitademing wordt door de lippen tegendruk gegeven, waardoor
luchtwegen niet samenvallen. Reguleert de frequentie van de ademhaling > halen dieper
ademen en verlengen de tijd waarin de diffusie in de longen plaatsvindt.
Mobiliseren sputum
Stimuleren ophoesten sputum. Soms onvoldoende kracht om te hoesten: huffen.
Eten
Kleine, energierijke maaltijden waarbij je niet hoeft te snijden. Regelmatig slokje water
maakt het eten minder inspannend. Welke vorm het eten tot een aangename bezigheid kan
leiden. Mond en keel voldoende vochtig te houden. Energierijke drankjes. Patiënten met
vochtbeperking: kauwgom, zuurtjes, mondspoeling aangeraden.
ADL
Activiteit afwisselen met rust. Staande activiteiten evt. zittend.
Kijken of medicatie juist wordt ingenomen.