Organisatiekunde samenvatting
1 inleiding: organisatiekunde in historisch perspectief
1.1 wat is een organisatie
Organisaties beschikken over doelstellingen, mensen en middelen. De mensen werken samen om
de doelstellingen te bereiken en maken daarbij vrijwel altijd gebruik van middelen. Een organisatie is
een doelgericht samenwerkingsverband. Onder het begrip organisatie vallen bedrijven en overige
organisaties. Bedrijven zijn erop gericht producten en/of diensten op een markt te verkopen,
wanneer dat gebeurt met het doel winst te maken spreken we van ondernemingen. Non-
profitorganisaties hebben niet als doel winst te maken maar streven ernaar hun diensten aan te
bieden tegen zo laag mogelijke kosten. Overige organisaties zijn organisaties die geen producten
en/of diensten op een markt aan te bieden.
Organisaties kunnen ook worden onderverdeeld in rechtsvormen, die kunnen worden verdeeld in
twee grote groepen: de organisaties zonder rechtspersoonlijkheid (de eenmanszaak, de maatschap,
de vennootschap onder firma en de commanditaire vennootschap) en organisaties met
rechtspersoonlijkheid (besloten vennootschap, de naamloze vennootschap, de vereniging, de
coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij en de stichting).
Voorbeelden van samenwerkingsconstructies:
Fusie: twee of meer organisaties worden samengevoegd in een niet verband.
Overname: de ene organisatie neemt de andere over.
Joint venture: samenwerkende organisaties brengen een deel van hun vermogen in, in een
nieuw bedrijf, dat voor gezamenlijke rekening en risico een project tot ontwikkeling brengt.
Strategische samenwerking: een samenwerkingsverband tussen twee of meer organisaties
die met behoud van zelfstandigheid en identiteit samenwerken op een deelgebied dat van
wezenlijk belang is voor de continuïteit van de afzonderlijke organisaties.
Outsourcing: de organisatie wil zich volledig richten op haar kerntaken.
Samenwerkingsvormen in het distributiekanaal:
Inkoopcombinatie: juridisch zelfstandige detaillisten zetten een eigen inkoopcentrale
op die orders verzamelt en deze in één keer plaats bij fabrikanten, waardoor de
prijzen lager zijn.
Het vrijwillig filiaalbedrijf: juridisch zelfstandige detaillisten werken samen met één
of meer groothandels.
De franchise: de eigenaar van een marketingformule maakt afspraken met juridisch
zelfstandige detaillisten over de exploitatie van zijn formule.
Binnen het algemene maatschappelijke verkeer speelt het economisch verkeer een belangrijke rol,
omdat veel transacties in geld worden uitgedrukt.
1.2.3 periode van circa 1955 tot heden
Na de tweede wereldoorlog ontstond er een periode van economische bloei met tevens grote
maatschappelijke veranderingen. In deze periode groeit het besef dat organisaties moeten worden
beschouwd als open systemen, systemen die invloed uitoefenen op hun omgeving en (vaak nog
sterker) door die omgeving beïnvloed worden. Hiermee werd de aanzet gegeven tot de ontwikkeling
van de systeemtheorie. Ook ontstaat er intensieve internationale samenwerking. De Europese Unie
,krijgt steeds meer lidstaten en ontwikkelt zich op het gebied van samenwerken. Als laatste
ontwikkelen de organisaties zich door middel van trends. Vanaf de jaren zestig ontstond er schaarste,
hierdoor worden de verkoopprijzen veel te hoog. Ondernemers wilden hun winst hooghouden en
moesten dus hun kosten omlaaghalen, efficiency, hierdoor daalde de verkoopprijs. Hierna werden
consumenten bewuster van de kwaliteit van de producten en kwam kwaliteit voorop te liggen. De
volgende stap in de ontwikkeling van organisaties is die naar de flexibele firma. De consument heeft
in toenemende mate behoefte aan flexibiliteit. De behoefte aan flexibilisering neemt toe omdat er
steeds wisselende eisen aan producten worden gesteld, en daarnaast eisen consumenten steeds
meer vernieuwing van producten. De producent die het nieuwste kan aanbieden, kan het succesvolst
op de markt opereren, innovatieve firma. Een netwerk firma is een organisatie die voor bepaalde
taken of activiteiten in haar primaire of ondersteunende processen afhankelijk is van partners in haar
netwerk.
1.3 het economisch kringloopmodel
De economische kringloop – de wisselwerking tussen verschillende organisaties – is de motor van
onze maatschappij. Mensen (kennis en ervaring) en middelen (informatie, machines, grondstoffen en
energie) zijn de inputfactoren die worden omgezet in producten en diensten voor de afnemers.
In de economische kringloop worden de aan de
bedrijven ter beschikking gestelde productiefactoren
(onder andere arbeid) omgezet in producten of
diensten die kocht worden aan de afnemers. Beperken
wij ons tot de eindafnemers, de consumenten, dan zien
we dat zij de producten en diensten betalen met de
vergoeding (loon) die ze van bedrijven ontvangen voor
hun arbeid. Het restant - datgene wat niet aan
producten en diensten besteed wordt — kan gespaard
worden. Ook bedrijven die geld overhouden (winst)
sparen. De banken lenen deze gespaarde gelden
vervolgens tegen een hoger rentepercentage uit aan
, consumenten en bedrijven die een tekort aan geld hebben, maar wel uitgaven willen doen
(bijvoorbeeld in de vorm van een hypotheek of investeringen). Het inkomen voor de bank zit in het
verschil tussen de betaalde rente (voor aangetrokken spaargelden) en de ontvangen rente (als
vergoeding voor de uitgeleende gelden). Rente is de prijs van het geld en is onder meer afhankelijk
van de vraag naar en het aanbod van geld.
De overheid doet bestedingen met de aangetrokken belasting- en premiegelden. Ruwweg bestaan
deze bestedingen uit uitkeringen aan werklozen en arbeidsongeschikten en collectieve uitgaven
voor bijvoorbeeld wegen, dijken en de instandhouding van het overheidsapparaat zelf. De relatie met
het buitenland komt tot uitdrukking in de import- en exportposities.
Er is sprake van organisatie-
evenwicht als een
organisatie erin slaagt haar
externe en interne
belanghebbenden
(stakeholders) zodanig te
belonen dat zij in ruil voor
hun bijdragen gemotiveerd
blijven deelnemen aan die
organisatie. Afgezien van
allerlei
belangentegenstellingen
tussen de partijen hebben ze
één gemeenschappelijk
belang, namelijk het
voortbestaan van de
organisatie.
1.4 het managementproces
Het management heeft de taak mensen en middelen zodanig in te zetten in het transformatieproces
dat de doelstellingen optimaal gerealiseerd worden. De general manegement theory van Fayol gaat
uit van vijf onderdelen die kunnen worden gecomprimeerd tot de volgende drie functies:
Beleidsvorming (analyseren, doelstellingen bepalen en plannen maken)
Structurering (een organisatiestructuur ontwerpen)
Uitvoering (doen uitvoeren, beheersen en bijsturen)
1.4.1 beleidsvorming
Een organisatie is een onderdeel van een externe omgeving, waarin zich allerlei ontwikkelingen voor
doen die kansen en bedreigingen creëren voor de organisatie. Om kansen te benutten zal de
organisatie eerst moeten nagaan of zij voldoende sterke punten heeft. Een interne sterkte-
zwakteanalyse laat zien hoe de organisatie ervoor staat.