1. Psychoanalyse
Als men spreekt over de psychoanalyse, dan kan het zowel gaan over een theorie over het
functioneren van mensen als over een hulpverleningspraktijk. De psychoanalytische theorie wordt ook
wel psychodynamische theorie genoemd. Zij is niet ontstaan in laboratoria, tijdens experimenten met
dieren of mensen, maar door het systematiseren van ervaringen die werden opgedaan tijdens
hulpverlening/psychotherapie aan mensen. Ervaringen uit de hulpverlening bepalen nog steeds de
theorieontwikkeling in de psychoanalyse, en dit brengt ons op de volgende uitgangspunten:
Basisuitgangspunten van de Psychoanalyse:
1. De psychoanalyse gaat uit van de subjectieve ervaringen (beinvloed door je persoonlijke
mening en gevoelens) van mensen. Een psychoanalyticus of een therapeut is meer
geïnteresseerd in datgene waarin iemand zich onderscheidt van een ander dan in waarin
iemand overeenstemt met een ander.
2. De psychoanalyse gaat ervan uit dat wij lang niet altijd ons gedrag bewust aansturen. Ook al
maken we plannen en voornemens, ons gedrag lijkt soms zijn eigen gang te gaan.
3. In de psychoanalyse gaat men uit van de veronderstelling dat mensen een onbewuste hebben.
De inhoud van dit onbewuste bestaat uit wensen waarvan we soms nooit beseft hebben dat we
ze hadden, maar het kunnen ook wensen zijn waarvan we ons ooit bewust waren maar die we
weggestopt hebben.
4. Het vierde uitgangspunt is de veronderstelling dat het waarneembare (=manifeste) gedrag van
mensen en hun bewuste gedachten en dromen bepaald worden door zowel hun onbewuste
wensen als door het feit dat ze deze niet accepteren. Dit wordt het conflictmodel genoemd.
Het waarneembare gedrag, gedachten en dromen wordt bepaald door de onbewuste wensen en
het verbod daarop.
Voorbeeld conflictmodel:
De uitspraak van een zedendelinquent: ‘’Ik wist dat het niet mocht, maar ik deed het toch.’’
Een cliënt weet dat zijn handelen niet juist is, maar doet het wel. Op dat moment werkte het
verbod op de niet geaccepteerde wensen niet meer.
5. Het vijfde uitgangspunt volgt hieruit: Al ons gedrag heeft betekenis. Toevallig gedrag, zoals
een verspreking een vergissing of een ‘’ongelukje’’, bestaat volgende de psychoanalyse niet.
Elk gedrag geeft een (verborgen) betekenis, waarbij de uitingsvorm door twee invloeden
wordt bepaald: de wens en het verbod.
De psychoanalytische therapeut stelt zich onder andere de taak om verborgen betekenissen te
verhelderen.
6. Het zesde uitgangspunt luidt dat ervaringen uit de eerste levensjaren in belangrijke mate de
persoonlijkheid van de volwassene bepalen. De psychoanalyse legt hier grote nadruk op en
heeft daarom veel aandacht voor psychische ontwikkeling van kinderen.
1
,Geschiedenis van de psychoanalyse
Een psychologische theorie kan op twee manieren ontworpen worden. Op grond van bevindingen
wordt een theorie ontworpen. De tweede manier is het ontwerpen van een theorie om daarna te kijken
of en zo ja hoe de feiten erin passen. Voor de laatste methode koos Freud. De feiten die men in de
psychoanalyse gebruikt, zijn afkomstig uit de hulpverleningspraktijk.
Het medisch denken werd aan het eind van de negentiende eeuw gekenmerkt door een
natuurwetenschappelijke benadering. Hierbij stond de biologische benadering centraal.
Mechanistisch en personalistische benadering
Freud probeerde psychische processen met fysiologische wetten te verklaren. Hij zocht naar
eenduidige oorzaken van gedrag. Dit wordt determinisme genoemd en het is een mechanistische
benadering van de psychologie.
Een tweede belangrijke invloed was de romantische benadering, aandacht voor het onbewuste. Aan
gedrag en dromen werd een betekenis gegeven waardoor ze begrijpelijk werden gemaakt. Dit is de
hermeneutische methode, die bij de personalistische benadering gebruikt wordt.
Pessimistisch en optimistisch mensbeeld
Het pessimistische mensbeeld benadrukt dat mensen geen baas in eigen huis zijn en dat driften
(waaronder agressie) ons leven besturen. Het optimistisch mensbeeld benadrukt juist dat mensen zich
bewust kunnen worden van hun (onbewuste) wensen en driften en zo hun leven (meer) in eigen hand
kunnen nemen.
Freud veronderstelde twee aangeboren driften bij mensen: de levens- of seksualiteitsdrift (Eros) en de
doods- of agressiedrift (thanatos).
De klassieke theorie
Binnen de theorie van Freud worden vijf hoofdonderdelen onderscheiden: een theorie over onbewuste
mentale processen, een theorie over de ontwikkeling van een psychische structuur bij een individu, een
theorie over psychoseksuele ontwikkeling van kinderen, een theorie over verdedigingsmechanismen
en een praktijktheorie.
Onbewuste mentale processen
Het bewuste, het voorbewuste en het onbewuste.
De theorie over het onbewuste, het voorbewuste en het bewuste wordt door Freud al snel benoemd.
Het bewuste is dat deel van het psychische dat alles omvat wat zich op een bepaald moment onder de
aandacht afspeelt. Denk daarbij aan waarnemen, herinneren, emoties, gedachten.
Het voorbewuste is die kennis, emoties etc. die niet op dat moment onder de aandacht spelen, maar die
wel op te roepen zijn. Als wij over ons gedrag reflecteren, dan gebruiken we ook de inhoud van ons
voorbewuste.
Het onbewuste is dat deel van het psychische waarvan men niet weet. Het bevat kinderlijke wensen en
herinneringen die te veel angst opwekken om zich bewust van te zijn. Het onbewuste is er al bij de
geboorte en bevat dan twee aangeboren driften, de levensdrift (Eros) en de doodsdrift (thanatos).
Met het begrip ''onbewuste'' uit de psychoanalyse worden vooral cognitieve, emotionele en
motivationele processen bedoeld waarvan we ons niet bewust zijn, omdat ze bijvoorbeeld te veel angst
oproepen als we ons er wel bewust van zouden zijn. Het bestaan van het onbewuste is indirect te
''bewijzen''. Dromen, versprekingen of neurotisch gedrag zijn altijd een compromis tussen de
onbewuste wensen of herinneringen en de macht van het (voor)bewuste.
2
, Primaire en secundaire processen
Het primaire proces kenmerkt het onbewuste. Het onbewuste kent alleen maar wensen en geen
waarden of normen. Het primaire proces van het onbewuste is irrationeel, waarmee bedoeld wordt dat
het ongevoelig is voor bewuste overwegingen en redenen.
Het secundaire proces kenmerkt zich door rationaliteit, door overwegingen: wat wel en wat niet
bereikt kan worden. Dit wordt daarom het realiteitsprincipe genoemd.
De drifttheorie
Freud gaat ervan uit dat mensen twee aangeboren basisdriften hebben die tegengesteld aan elkaar zijn.
Met deze theorie probeert hij de motivatie van mensen te verklaren. Zowel het idee dat de driften
biologisch bepaald zijn als de aanname dat er slechts twee zijn, stuitte in de loop der jaren echter op
kritiek.
Eros (levensdrift)
Enerzijds verondersteld Freud de Eros, ook wel seksuele of levensdrift genoemd. Dit is eigenlijk de
motor van al het gedrag dat als fijn of plezierig wordt ervaren. Deze drift omvat seksueel- erotische
wensen en de drift tot zelfbehoud. Maar ook het met plezier nuttigen van een maaltijd, het knuffelen
van een kind en het beheersen van een moeilijke vaardigheid van hiervan afgeleide vormen. De Eros
functioneert volgens het lustprincipe. Aangepast aan de realiteit wordt deze drift ook in verband
gebracht met het ''creatieve'' en het ''constructieve''. Deze zijn erop gericht niet alleen bestaande,
levende eenheden in stand te houden, maar van daaruit ook nieuwe dingen te scheppen.
Thanatos (doodsdrift)
Anderzijds verondersteld Freud de doodsdrift, vernoemd naar Thanatos, de Griekse god van het
dodenrijk. Deze bevat de agressieve en destructieve driften, maar ook driften die gericht zijn op
vermijding van spanning. Thanatos vertegenwoordigt de neiging tot terugkeer naar absolute rust, het
niet leven, het anorganische. Naar binnen gericht wordt de doodsdrift het beleven van een genot, naar
buiten gericht agressie. Volgens Freud zijn mensen tegelijkertijd goed en slecht.
Freud verbindt zijn drifttheorie aan een energietheorie. Elke drift vertegenwoordigt volgens hem een
energie. Hij noemt de driftenergie van Eros, Libido; voor de energie verbonden met de doodsdrift
formuleert hij nooit een speciale term. Het libido is in eerste instantie op het eigen lichaam gericht.
3