Lesstof college 1:
§ 5, §6, §7, §9, §9.1, §9.6 , §10, §11, §13, §14, §15, §15.1, §15.2, §15.3, §15.4, §15.5, §15.6,
§15.7, §16, §17, §17.1, §17.2, §17.3, §17.4, , §18, §20, §21, §22,§22.1, §22.2, §22.3, §22.4
§23, §23.1, §23.2, §23.3
Inleiding strafrecht ('juridische haalbaarheid bepalen')
Definitie recht
→ Door de overheid uitgevaardigde, algemeen bindende regels die de samenleving ordenen.
Publiekrecht: strafrecht
Publiekrecht: bestuursrecht
civiel-/ privaat- burgerlijk recht
Kenmerken strafrecht
Overheid vs burger
→ Punitief (bestraffend karakter) met als doel:
o vergelding → absolute theorie
o preventie → relatieve theorie
speciale preventie
generale preventie
o verenigingstheorie (vergelding + preventie)
Bronnen van strafrecht
Geschreven recht
1. Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) en andere verdragen
2. Grondwet
3. Wet (in formele zin)
4. Besluit / algemene maatregel van bestuur
Ongeschreven recht
→ Jurisprudentie
o Algemene beginselen (geschreven en ongeschreven)
bv. -Proportionaliteitsbeginsel → straf proportioneel aan misdrijf
-Nemo teneturbeginsel → zwijgrecht
,Belangrijkste partijen
Verdachte
Eventueel diens advocaat
Politie
Openbaar ministerie (OVJ)
Rechterlijke macht
Feitenrechter:
Rechtbank
o Kantonrechter (overtredingen)
o Politierechter eenvoudige misdrijven)
o Meervoudige kamer (overig)
Alle 'in eerste aanleg'
Gerechtshof
o Hoger beroep
Geen feitenrechters:
Hoge raad
o Casseert bij ernstige rechtsschendingen
o Het hof moet dan de zaak opnieuw doen
Europees hof voor de rechten van de mens
o Oordeelt of de nationale rechter artikel 6 EVRM heeft geschonden
→ Recht op een eerlijk proces (zie arrest salduz)
Hoofdindeling
Materieel strafrecht
o Strafbepalingen
o vormen van daderschap
o beperkingen en uitbreidingen van strafbaarheid
o soorten straffen/maatregelen
Formeel strafrecht/ strafprocesrecht
→ Hoe wordt vastgesteld of de verdachte het strafbare feit heeft begaan?
o verloop van de procedure
o opsporingsbevoegdheden
o rechten van de verdachte
o bewijsrecht
, Materieel strafrecht: de delictsomschrijvingen
(1) Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan (2) doodslag,
(3) gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde
categorie.
(1) Delictsomschrijving
(2) kwalificatie → naam van het delict
(3) sanctiebepaling
Bestanddelen zijn 'stukjes gedraging' staan in de delictsomschrijving en moeten
worden bewezen → bv. *opzet / *een ander van het leven beroven
Elementen staan niet in de delictsomschrijving maar worden verondersteld aanwezig
te zijn → De verdachte moet aannemelijk maken dat dat niet zo is
o Wederrechtelijkheid → handeling in strijd met het recht
o Schuld (in de zin van verwijtbaarheid)
Soorten delicten
Misdrijven en overtredingen
Formele en materiele delicten
commissie- en omissiedelicten
commune en bijzondere delicten
1. Culpoos
o Schuld (in de zin van onvoorzichtigheid)
→ Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, wordt gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de tweede
categorie
2. Doleus
o Opzet
→ Willen en weten
→ Minimaal 'de aanmerkelijke kans aanvaarden' (voorwaardelijke opzet)
→ (zie arrest aanmerkelijke kans)
Drie betekenissen van 'schuld'
1. Het gedaan hebben (schuldig zijn aan)
2. Verwijtbaarheid (schuld als element van het delict)
3. Onvoorzichtigheid/ vermijdbaarheid (culpoos delict)