Samenvatting Straf(proces)recht I
Beginselen van Strafrecht – 13e druk door Mr. Ch.J. Enschedé
- Alle voorgeschreven stof week 1 t/m 6
- Een schema voor week 7
- Belangrijkste jurisprudentie integraal verwerkt
Week 1A
Art 1 Sr, legaliteitsbeginsel.
Richt zich deels tot wetgever:
lex certa
o een strafbepaling moet duidelijk zijn burger moet kunnen snappen wat
er verboden is, dit moet duidelijk aangegeven staan
verbod van terugwerkende kracht
o een zaak mag nooit pas nadat hij is geschied, strafbaar gesteld worden
al mag een wet wel terugwerkende kracht hebben, indien dit voor
de burger voordelig is
Deels tot rechter:
verbod van analogie (vs. extensief)
o analoge toepassing is verboden 460 Sr, ‘lopen’ is niet ook ‘fietsen’
beschermt rechtszekerheid
o extensieve toepassing mag kijk naar het doel van de wetgever in die
wet, interpreteer de wet overeenkomstig beschermt bedoeling
wetgever
deze twee staan tegenover elkaar! Het is een belangenafweging.
Vaak is een toepassing beide, afhankelijk van hoe je ernaar kijkt
geen straf zonder geschreven recht
o al het strafrecht is geschreven, nooit ongeschreven
Verschil diefstal – verduistering:
Verduistering: op grond van een bepaalde rechtsverhouding verkregen goed
vervreemden bijv. fiets geleend van zus ’s nachts verkopen
Diefstal: een zaak wederrechtelijk toe-eigenen
Enig goed verschillende interpretatie-methoden die de rechter kan toepassen:
- Grammaticale interpretatie
o Letterlijke tekst van de wet
- Teleologische interpretatie
o Strafbepaling uitleggen naar z’n doel. Elektriciteit is iets dat je op geld kan
baseren, en dat je kan wegnemen, dus wegneming ervan kan naar z’n doel
als diefstal worden aangemerkt.
- Wetshistorische interpretatie
o Kijken hoe er in het verleden mee is omgegaan.
- Systematische interpretatie
o Waar staat de bepaling in het wetboek? Voegt de titel iets toe aan de
bepaling? Bijv. bepalingen in de Opiumwet vallen automatisch onder
strenge sancties op opiumdelicten.
,Bij de strafrechtstheorieën wordt vooral gekeken of het strafrecht al dan niet toegepast
moet worden kan bijv. civiel recht niet beter ingezet worden?
Theorieën door De Hullu:
1. Strafrecht is ultimum remedium
a. enige dat werkt ter bestrijding onrecht, maar alleen inzetten in uiterste
geval
2. Negatieve criteria strafrecht in ieder geval niet gebruiken
a. om bepaalde morele opvattingen omtrent bepaald gedrag heersend te
maken
b. om mogelijkheden voor hulpverlening te creëren
c. wanneer het strafrechtelijk systeem de capaciteit voor de uitvoering niet
heeft
d. wanneer het slechts als ‘schijnoplossing’ van problemen fungeert
e. wanneer iets te veel of juist niet genoeg waard is in terrorisme-bestrijding
3. Crimineel-politiek toetsingsschema beoordeel
a. of gedragingen schadelijk zijn
b. en t.b.v. individuele vrijheid niet kunnen worden getolereerd
c. subsidiariteit kan de regel met andere middelen worden gehandhaafd?
d. proportionaliteit evenredigheid tussen schadelijkheid van gedrag en
reactie van de staat daarop
e. legaliteitsbeginsel gedrag is van te voren voldoende duidelijk
omschreven
f. praktische hanteerbaarheid en effectiviteit kan de capaciteit het aan?
4. Pragmatische theorie
a. allereerst civiele recht gebruiken
b. dan pas bestuursrecht en strafrecht, waarbij toetsstenen zijn:
i. bevoegdheden tot nasporing en sanctionering
ii. de gewenste rechtsbescherming
iii. leidt strafrecht tot voldoende effectieve oplossing?
Waarom mag men een kwaad gebruiken om een ander kwaad te verdringen
(strafgrond)? En wat wil de overheid met de straf bereiken (strafdoel)?
Strafrechtstheorieën door Enschedé:
1. Verdragsrechtstheorieën
a. gebaseerd op de fictie dat burgers o.g.v. een vrijwillig, onderling gesloten
maatschappelijk contract met de overheid hebben aanvaard dat schending
van dat verdrag tot bestraffing leidt
2. Absolute theorieën
a. straf is puur vergelding voor het delict
3. Relatieve theorieën
a. straf dient ter voorkoming dat er nogmaals een delict gepleegd wordt
i. generale preventie: dreiging met straf schrikt anderen in
samenleving af
ii. speciale preventie: de in concreto gestrafte burger zal niet
nogmaals delict plegen
4. Verenigingstheorieën
a. samenballing van absoluut en relatief
b. strafgrond en strafdoel worden onderscheiden:
, i. vergelding is strafgrond
ii. preventie is strafdoel
c. rechter moet binnen de grenzen van de verwachte vergelding voor de
ernst van het gepleegde feit zo doelmatig mogelijk straffen
d. een theorie daarbinnen: het strafrecht doet dienst als sociale controle
i. rechtvaardiging: strafbare gedragingen in de maatschappij moeten
voorkomen worden
ii. strafdoelen:
1. menselijk gedrag zodanig beïnvloeden, dat dit
overeenkomstig de rechtsregels verloopt
2. wegnemen van onrust of onvrede in de samenleving die is
ontstaan door het delict
Voorwaarden voor strafrechtelijke aansprakelijkheid, voor dader:
1. Menselijke handeling
a. gedraging of nalaten
2. Die valt onder een delictsomschrijving
3. Wederrechtelijk is
4. Aan schuld te wijten
Opsteller van onze Strafrechtsboek heette Modderman. Hij hamerde op het gebruik van
het Strafrecht als ultimum remedium, en slechts in gevallen van onrecht een conditio
sine qua non.
Een andere jurist, De Roos, bedacht criteria voor strafbaarstelling voor de wetgever:
1. Sprake van schade (‘onrecht’)
2. Subsidiariteit (ultimum remedium)
3. Proportionaliteit
4. Legaliteit 1 Sr
5. Effectiviteit
Rechtsnormen richten zich tot de burger en worden ook wel materiële normen
genoemd. De burger moet zich aan de verwoorde normen houden, anders wordt hij
gesanctioneerd.
Week 1B
Daderschap = mededaderschap, 47 Sr
kan ook indien je geen direct contact met slachtoffer hebt, Singapore
verschil met medeplichtigheid, 48 Sr = de misdaad zelf niet plegen, maar behulpzaam
zijn bij de uitvoering ervan
juridici zoeken het verschil op twee manieren, die allebei wel eens toepasselijk
zijn:
o de aard der handelingen (objectieve deelnemingsleer)
o de aard van het opzet (subjectieve deelnemingsleer)
afhankelijk van het geval in concreto wat de doorslag geeft
Negatieve territorialiteitsbeginsel = zaken zijn in NL niet strafbaar, maar in Duitsland
wel, en daarom kan Duitsland d.m.v. extraterritoriale rechtsmacht zaken strafbaar
stellen die in NL gebeuren
, 4 Sr:
beschermingsbeginsel = een staat beschermt haar economische en staatkundige
belangen door extraterritoriale rechtsmacht uit te oefenen
universaliteitsbeginsel = strafbare feiten die internationaal als zodanig erkend
worden, zoals muntmisdrijven, kapingsdelicten, terroristische misdrijven
4a Sr
waarnemingsbeginsel = NL neemt strafvervolging over van andere staat
dit heet afgeleide rechtsmacht
2.1.b Wet Internationale Misdrijven (WIM) en 4 Sr (sommige leden)
passief nationaliteitsbeginsel = strafbaar stellen van misdaden tegen een Nederlander
begaan niet veelgebruikt
5 lid 1 sub 1 en 3 Sr
actief nationaliteitsbeginsel = strafbaar stellen van misdaden door een Nederlander
begaan in het buitenland
als dit feit in beide landen strafbaar is vereiste van dubbele strafbaarheid
op enkele uitzonderingen na, waar strafbaarheid in het land van plegen niet
vereist is, zoals bigamie, 237 Sr
ubiquiteit = voor hetzelfde feit kunnen meerdere loci delicti gelden
Drie leren voor loci delicti:
1. de leer van de lichamelijke gedraging
a. waar het feit gepleegd wordt, is locus delictus
b. leidend in geval van ubiquiteit
2. de leer van het instrument
a. waar het instrument (touw, post, wapen, internet) gebruikt wordt, is locus
delicti
b. HR Azewijnse paard en Singapore
3. de leer van het gevolg
a. waar de gevolgen van een misdaad zich voordoen, is locus delictus, indien
dit gevolg ook bestanddeel van de delictsomschrijving was (overlijden in
een ziekenhuis na ergens anders mishandeld te zijn)
Europees strafrecht heeft grote invloed op het nationale strafrecht. Door 93 en 94 Gw
werken bepalingen uit VEU en EVRM in nationale rechtsorde door.
Zo heeft HVJEU in Salduz uitspraken gedaan omtrent 6 EVRM hoe ‘access to a
lawyer’ moet worden uitgelegd: ook tijdens een begeleidend politieverhoor krijgt
een verdachte sindsdien in NL een advocaat toegewezen
EVRM erkent positieve en negatieve verplichtingen, bijv.
o Osman vs. UK art. 2: recht op leven kan leiden tot positieve verplichting
om burgers te beschermen
EVRM bevordert kwaliteit van nationale strafrechtspleging, en de internationale
rechtshulp: staten die strafrecht spreken op basis van dezelfde gemeenschappelijke
waarden, worden gemakkelijker vertrouwd
Griekse mais-arrest, 1989: Griekenland voerde mais naar België, o.v.v. ‘Griekse mais’.
Hierop werd geen tarief geheven, omdat er vrij verkeer van goederen binnen Europa