Wetenschapsfilosofie WFM hoorcolleges
1A. Introductie - Botsende visies op wetenschap
Introduction hoofdstuk, pp. 11-14
Deze cursus gaat over het onderscheid tussen feiten en mythen.
1.1 Inleiding: Het huidige probleem met feiten
Waarom is het belangrijk om feiten te weten?:
● Om keuzes, beslissingen, beleid te kunnen maken
● Overkoepelend: om onderscheid te kunnen maken tussen waar en niet waar
Waar kijken we meestal naar voor de feiten?:
● Wetenschap: natuur- en sociale wetenschappen
● Wetenschap als de “crowning achievement of the human mind”
Natuurlijke feiten = feiten over de zwaartekracht bijv
Sociale feiten = over de mensheid (Bijv: we leven langer dan vroeger)
Technologische feiten (toepassingen) = feiten waardoor robots kunnen functioneren
1.2 Twee filosofische posities t.o.v. wetenschap
Twee filosofische basis posities ten opzichte van wetenschap:
1. Sciëntisme → wetenschap is verreweg superieur aan alle andere pogingen om “Kennis en
waarheid zijn sociale constructies die ‘deconstructie nodig hebben”. Dit kan leiden tot:
i. Relativisme → alle soorten kennis zijn even veel waard. De ene kennis is
niet beter dan de ander.
ii. Nihilisme → je gelooft helemaal nergens meer in en alles is onbelangrijk.
b. Slogan; ‘Alles kan’
Twee filosofische posities ten opzichte van de wetenschap
Sciëntisme:
‘Wetenschap is verreweg superieur aan alle andere pogingen om kennis te borgen:
wetenschappelijke wetten bieden zekerheid. (p.11)
Scepticisme:
Wetenschap geeft geen zeker, het is gelijk aan andere vormen van kennis, wetenschap is
geloof. (boek pp. 12-13)
,1.3 Anything goes? (Is alles mogelijk?)
Het debat van Sciëntisme versus Scepticisme is in de samenleving opgenomen. Het filosofisch
scepticisme is in de samenleving geslopen en kijkt met een relativistische blik naar alles (= alles
is relatief). Met deze radicale interpretatie over scepticisme kan ook ‘fake news’ verklaard worden,
oftewel ‘alternatieve feiten’. Deze scepticisitische beweging gelooft eigenlijk niet direct in
wetenschappelijke feiten.
Sceptisme en Relativisme; “there is no such thing as truth, everyone has their own truth”.
1.4 ‘Exploring humans’ (mensen op verkenningstocht): Hoe onderzoeken we de wereld om
ons heen?
Mensen zijn onderzoekende wezens: nieuwsgierigheid definieert ons menselijk bewustzijn. Observaties
geven ons bewijzen voor onze verklaringen.
Twee basisstijlen voor onderzoeken:
1. Naïef onderzoek → niet-geformaliseerde, niet systematische en niet-gecontroleerde vorm van
het verzamelen en samenvatten van informatie tot naïeve theorieën.
A. Ook wel bekend als:
a. Common sense: wat we in het dagelijks leven doen.
b. Pre-modern denken: religieus denken, geloof in en gegeven waarheid.
c. Niet-geavanceerde (sophisticated) manieren van kennis van de werkelijkheid
(fixed belief).
B. Manieren waarop je aan kennis komt:
a. Vasthoudendheid (tenacity): wat algemeen als waar wordt gezien.
b. Autoriteit: mensen met hoge status spreken de waarheid
c. Redelijke mens: rede en logische consistentie zijn belangrijk
C. Associaties; vooroordelen, overtuigingen, populair scepticisme, sommige vormen
van postmodernisme, mythes.
D. Slogan; “ik heb een theorie”. Het gebruik van het woord ‘theorie’ als eigenlijk een hypothese
of speculatie wordt bedoeld.
2. De wetenschappelijke methode → ‘zeer hoog geformaliseerde, systematische en gecontroleerde
, vorm van onderzoek’. Ervan bewust dat observaties en redeneringen foutgevoelig (error
prone) zijn. ‘Wetenschap verschuift de plaats van de waarheid van individuen naar groepen,
door een aantal regels in te stellen waar iedereen mee instemt’.
A. Ook wel bekend als:
a. De wetenschappelijke methode
b. Modern denken
c. Analytisch-empirische benadering
B. Associaties;
a. Verschuiving naar kritisch-analytisch onderzoek doen vergeleken met naïef
onderzoek.
b. Persoonlijke overtuigingen horen ondersteund te worden met extern bewijs
(waarnemingen).
c. Methodologisch strak, modelmatig.
C. Slogan; “Waarheid is een objectieve werkelijkheid ‘buiten de mens’, onze ideeën
veranderen de realiteit niet. Wetenschap ontwikkelt theorieën die waar zijn. In naief
onderzoek kunnen theorieën waar zijn maar hoeft dat niet.
1.5 De vijf pijlers van de wetenschappelijke methode
Theorie = een verzameling van onderling samenhangende constructen (concepten), definities en
proposities die een systematisch beeld geven van de verschijnselen door relaties tussen
variabelen te specificeren, met als doel de verschijnselen te verklaren en te voorspellen.
Verschillen tussen naïef en wetenschappelijk onderzoek: ontwikkelen en testen van theorieën, het
controleren van alternatieve verklaringen, de aard van relaties en systematische observaties.
Uitgangspunten van Wetenschap:
1. Wetenschap is altijd empirisch, dus je kan het waarnemen.
2. Realisme, wetenschap gaat ervan uit dat er een onafhankelijke wetenschap bestaat.
3. Objectiviteit, wetenschappelijke theorie behoort objectief van kracht te blijven; onafhankelijk
van de overtuigingen en attitudes van de onderzoeker.
4. Logica, wetenschap gebruikt logica (methodes) om termen te formuleren, te argumenten etc
5. Kritische houding en feilbaarheid (fallible), wetenschappers hebben een kritische houding
(critical attitude) en realiseren zich dat ze feilbaar zijn (ze kunnen het fout hebben). Naive
wetenschappers denken niet dat ze het fout kunnen hebben.
Doel van wetenschap: het vinden van ware, inhoud rijke uitspraken, wetten of theorieën die betrekking
hebben op een bepaald domein van verschijnselen. Om dit doel te bereiken maakt de wetenschap
gebruik van de vijf bovenstaande. Het symbool van wetenschappelijk onderzoek zijn Laboratoria.
Waarom vertrouwen we zo op wetenschap, dat komt omdat wetenschap effectief is. Wetenschap brengt
kennis voort. Het geeft wetenschappelijk onderbouwd advies aan politici en publiek. Het werkt aan
oplossingen en het probeert antwoord te geven.
1.6 Overzicht van de cursus. Waarom bestuderen we dit? Waarom is dit relevant?
Filosofie =
, Wetenschapsfilosofie heeft als voornaamste taak om de onderzoeksmethoden van de wetenschappen
te analyseren. Vragen die in wetenschapsfilosofie gesteld kunnen worden zijn; ‘wat zijn de
bronnen van kennis?, ‘hoe gaan we momenteel met kennis om?’.
Wetenschapsfilosofie is voor ons als communicatiewetenschappers meer een soort metatheorie
(= theorie over theorie). We gaan eigenlijk kijken welke theorieën achter de theorieën zitten die in de
communicatiewetenschap besproken worden.
We gaan het hebben over de Verlichting = een van de beste intellectueel projecten in de
geschiedenis van de mensheid. Toen het ‘licht’ dus eigenlijk aan ging.
Waarom bestuderen we wetenschapsfilosofie:
● Het draagt bij aan ontwikkeling van je academische en kritische houding
● Bijdrage aan de ontwikkeling van je wetenschappelijke denken en werken met de
wetenschappelijke methode.
● Geeft achtergrond bij de methodes van communicatiewetenschap
● Leren om wetenschappelijke waarde van onderzoek te beoordelen
● Begrijpen van filosofische achtergrond van communicatiewetenschap en maatschappelijke
debatten waarin wetenschap een rol speelt.
● Algemene kennis en inzichten voor je professionele en persoonlijke leven.
Hoorcollege 2. Empirisme en rationalisme in de oudheid
(Hoofdstuk 1, pp. 19-39)
2.1 Hoe de Grieken over de werkelijkheid dachten
Epistemologie = kennisleer
● Wat is kennis?
● Wat kan ik weten?
● Hoe wordt kennis vergaard?
Ontologie = zijnsleer
● Wat is de aard van het object?
● Wat is de zijns realiteit?
Metafysica houdt zich bezig met ontologische vraagstukken. Metafysica = uitstijgend (meta) boven
de natuur (fysica). Wat is het wezen van de werkelijkheid? Metafysica gaat bezig met de
grondslag van de wetenschap, theorieën of de werkelijkheid.
We kunnen op twee manieren naar kennis kijken:
1. Empirisme = zintuiglijke waarneming is de bron van kennis
2. Rationalisme = ons denk- of redeneervermogen (ratio) is de bron van kennis
Centraal staat → hoe is het mogelijk dat onze concepten duurzame geldigheid hebben, terwijl