Samenvatting internationale
economie
Macro-economische ontwikkelingen en bedrijfsomgeving
Hoofdstuk: 1, 2, 3, 5, 8, 9 en 10 + extra info
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Algemene economie en bedrijfsomgeving (blz. 11-26).....................................................3
1.1 Economisch handelen en algemene economie (blz. 12-14)..........................................................3
1.2 Bedrijfsomgeving (blz. 14-18).......................................................................................................4
1.2.1 Bedrijfsomgeving en ondernemingsresultaten......................................................................4
1.2.2 Algemene-economische en bedrijfseconomische variabelen................................................5
1.3 Absolute en relatieve gegevens (blz. 20-24).................................................................................5
Hoofdstuk 2: Produceren (blz. 29-72).....................................................................................................6
2.1 Welvaart en welzijn (blz. 30-36)...................................................................................................7
2.1.1 Welvaartsverschillen..............................................................................................................7
2.1.2 Welzijn...................................................................................................................................7
2.2 Toegevoegde waarde (blz. 37- 42)................................................................................................8
Hoofdstuk 3: Productiefactoren (blz. 47-73)..........................................................................................9
3.1 Kapitaal (blz. 48-51)....................................................................................................................10
3.2 Arbeid (blz. 51-67)......................................................................................................................10
3.2.1 Arbeid: aanbod en vraag......................................................................................................10
3.2.2 De beloning van arbeid........................................................................................................11
3.3 Natuur (blz. 67-70)......................................................................................................................13
Hoofdstuk 5: Inkomensverdeling (blz. 105-123)...................................................................................13
5.1 Inkomensverdeling: feiten en oorzaken (blz.106-115)...............................................................14
5.2 Het sociale systeem (blz. 115-118).............................................................................................15
Hoofdstuk 8: Inflatie (blz. 171-182)......................................................................................................16
8.1 Inflatie in Nederland (blz. 172-175)............................................................................................17
8.2 Oorzaken van inflatie (blz. 176-178)...........................................................................................17
8.3 Gevolgen van inflatie (blz. 178-180)...........................................................................................18
Hoofdstuk 9: Conjunctuur en overheidsbeleid (blz. 185-221)..............................................................19
9.1 Conjunctuurverloop (blz. 186-192).............................................................................................20
9.1.2: Fasen van de conjunctuurcyclus.........................................................................................21
9.1.3: Rol van investeringen in de conjunctuurcyclus...................................................................22
, 9.2 Conjunctuur in Nederland (blz. 193-199)....................................................................................23
9.2.1 Conjunctuur in beeld...........................................................................................................23
9.2.2 Conjunctuurverloop in Nederland.......................................................................................24
9.3 Registratie en voorspelling van de conjunctuur (blz. 201-208)...................................................24
9.3.1 Conjunctuurklok...................................................................................................................24
9.3.2 Conjunctuurprognoses.........................................................................................................25
9.4 Conjunctuurbeleid (blz. 208-218)...............................................................................................25
Hoofdstuk 10: Economische groei op lange termijn (blz. 223-237)......................................................27
10.1 Productiefactoren en economische groei (blz. 224-228)..........................................................27
10.2 Ontwikkelingsniveau en groei (blz. 228-235)............................................................................28
Extra informatie uit de les....................................................................................................................31
Hoorcollege 2 --> geschiedenis.........................................................................................................31
,Hoofdstuk 1: Algemene economie en bedrijfsomgeving
(blz. 11-26)
Hoofdbegrippen: bedrijfsomgeving, economisch handelen, macro-economie, schaarste, welvaart.
1.1 Economisch handelen en algemene economie (blz. 12-14)
Begrippen: welvaart, middelen, schaarste, economisch handelen, economische wetenschap,
algemene economie, meso- en micro-economie, macro-economie, monetaire economie,
internationale economische betrekkingen.
Welvaart = het beschikken over goederen en diensten voor de bevrediging van behoeften.
Goederen en diensten worden geproduceerd met behulp van middelen, zoals grondstoffen,
machines en arbeid.
Deze middelen kunnen voor verschillende dingen worden gebruikt.
o Middelen zijn alternatief aanwendbaar of schaars.
Dit zorgt voor spanning tussen --> middelen en oneindige behoeften
Het streven naar maximale welvaart met behulp van schaarse Bijvoorbeeld:
middelen noemen we economisch handelen --> Consumenten verdienen een inkomen
Economisch handelen speelt zich af in en tussen diverse door te werken
organisaties Onderneming koopt producten in, maakt
andere producten en verkoopt die
De economische wetenschap bestudeert het economisch handelen; er breed --> onderscheid tussen:
1. Bestuderen van het interne proces
2. Relaties met omgeving of in de omgeving bestuderen
4 onderdelen van de algemene economie:
1. Meso- en micro-economie bestudeert:
Kenmerken van markten en bedrijfstakken
De vraag en aanbod naar/van goederen
Veranderingen van vraag en aanbod als de prijs veranderd
2. Marco-economie bestudeert:
Hele land
, Bijv. totale consumptie, de investeringen van alle bedrijven, import en export van
bedrijven en de overheid.
3. Monetaire economie bestudeert:
Geld
Rol van banken in de economie
Verklaren van de variabele rente en kredietverlening
Taak van de monetaire autoriteiten
4. Internationale economische betrekkingen ( IEB) bestudeert:
Buitenlandse handel van landen
Internationale kapitaalstromen
Monetaire betrekkingen tussen landen
1.2 Bedrijfsomgeving (blz. 14-18)
Begrippen: directe omgevingsfactoren, marktpartijen, indirecte omgevingsfactoren, geringe invloed,
publieke opinie, sociale omgeving, technologie, macro-omgeving, geen enkele invloed,
resultatenrekening, verandering in de omgeving, voorspellingen van omgevingsvariabelen, beleid.
1.2.1 Bedrijfsomgeving en ondernemingsresultaten
Bedrijfsomgeving zijn alle omgevingsfactoren die invloed hebben op de resultaten van een bedrijf.
Verschillende omgevingsfactoren:
1. Directe omgevingsfactoren
Marktpartijen in de inkoopmarkten en
verkoopmarkten
Door energie te steken in de bestudering van de
ontwikkelingen kan men de directe omgeving
beïnvloeden.
2. Indirecte omgevingsfactoren
Bestaat uit werknemers- en
werkgeversorganisaties, de overheid en
culturele omgevingsfactoren.
De onderneming heeft een geringe invloed op de indirecte omgeving, maar omgekeerd kan de
invloed van de indirecte omgeving op de onderneming heel groot zijn.
Men moet rekening houden met publieke opinie --> kan grote invloed op de
onderneming hebben, maar de onderneming heeft weinig invloed erop.
Sociale omgeving is ook van belang --> denk hierbij aan arbeidskracht, scholing,
mentaliteit van de beroepsbevolking, maar ook de arbeidsomstandigheden en het
bedrijfsimago.
De invloed van technologie is van belang in de concurrentiestrijd.
o LET OP! Ondernemingen die zelf aan technologische ontwikkelingen doen door
middel van onderzoek en ontwikkeling, behoort de technologie tot de directe
bedrijfsomgeving --> anders indirect.
3. Macro-omgeving
, Deze bestaat uit de conjuncturele ontwikkeling, de ontwikkeling van wisselkoersen,
prijzen van belangrijke grondstoffen en demografische ontwikkelingen.
Deze factoren kunnen op individuele ondernemingen grote invloed hebben, terwijl
individuele ondernemingen zelf geen enkele invloed hebben
Deze factoren zijn vrijwel geheel onbeheersbaar.
1.2.2 Algemene-economische en bedrijfseconomische variabelen
De aspecten van de bedrijfsomgeving die in het vak algemene economie aan de orde komen,
oefenen grote invloed uit op de resultaten van ondernemingen, zie afbeelding.
managers mogen bedrijfseconomische problemen
niet oplossen alsof zich vrijwel geen
veranderingen in de omgeving voltrekken.
Soms gebeurt dit toch --> omgevingsvariabelen
zijn dan onveranderlijke gegevens.
Men moet kunnen omgaan met voorspellingen
van omgevingsvariabelen en inzien dat deze een
risico zijn.
Juist het voeren van beleid om minder gevoelig te
zijn voor schommelingen in de conjunctuur,
valuta, grondstofkosten, lonen en rente, is voor
veel bedrijven van essentieel belang.
1.3 Absolute en relatieve gegevens (blz. 20-24)
Begrippen: nominale stijging, reële stijging, arbeidsproductiviteit, verband tussen loonsom, loon per
werknemer en het aantal werknemers, loonkosten per eenheid product.
Gegevens kunnen in absolute vorm voorkomen, als getallen, maar ook in relatieve vorm, als
procentuele veranderingen.
De begrippen volume, prijs en waarde staan met elkaar in verband. Zoals bekend bestaat de omzet
van een bedrijf in een bepaalde periode uit de afzet vermenigvuldigd met de prijs.
Omzet --> variabele die een waarde aangeeft
Afzet --> variabele die een volume of een hoeveelheid aangeeft. Volume is niet direct meetbaar, maar
wordt afgeleid uit de waarde en de prijs.
Nominale stijging: de waardestijging van een variabele. Waarde = omzet
Reële stijging: de volumeverandering van een variabele. Volume = waarde : prijs
De nominale verandering = de volumeverandering + de prijsstijging.
De productie van een onderneming = aan het aantal werknemers × de productie per werknemer
(arbeidsproductiviteit).
In een heel land is de productie (bbp) gelijk aan het totaal aantal werknemers × de
arbeidsproductiviteit.
Een toename van de productie in een onderneming of in een land kan twee oorzaken hebben:
, 1. Een toename van het aantal werkenden
2. Een toename van de arbeidsproductiviteit
De totale loonsom is belangrijk voor zowel een individuele onderneming als de economie van een
heel land. De loonsom kan toenemen door een toename van het loon per werknemer of door een
toename van de vraag naar arbeid.
Het derde verband betreft de loonkosten per eenheid product. In elk product dat met behulp van de
productiefactor arbeid is geproduceerd, zit een bedrag aan loon. Dit bedrag kan toenemen door een
stijging van het loon per werknemer, maar als de arbeidsproductiviteit stijgt, zal het loon per eenheid
product weer dalen.
Ondernemers zullen een stijging van de lonen dus proberen te compenseren door een
arbeidsproductiviteitsstijging om de winstgevendheid op pijl te houden.
Op macroniveau geldt dat ook: een loonstijging die uitgaat boven de arbeidsproductiviteitstoename,
gaat ten koste van de winstgevendheid van het bedrijfsleven.
Hoofdstuk 2: Produceren (blz. 29-72)
Hoofdbegrippen: afschrijvingen, binnenlandsproduct, economische groei, intermediaire leveringen,
kostprijsverhogende belastingen, nationaal inkomen, overheidsconsumptie, productie, toevoegen van
waarde, welvaart, welzijn.