Samenvatting:
Ontwikkelingspsychologie van Liesbeth van Beemen en Marieke Beckerman druk 6
Alle 16 hoofdstukken samengevat
1
,Hoofdstuk 1
Het terrein van de ontwikkelingspsychologie:
- Psychologie wil menselijk gedrag beschrijven en verklaren
- Ontwikkelingspsychologie blikt terug, als je jouw gedrag wil begrijpen dan moet je kijken
naar je voorgeschiedenis en je bagage > jouw ontwikkelingsproces.
- Ontwikkelen is het doorlopen van een reeks toestanden, zoals bouwen van een huis
daar is de ontwikkeling al van klaar, maar van vele dingen nog niet.
- Verandering en vooruitgang zijn twee essentiële kenmerken van ontwikkeling.
- Ontwikkeling leidt tot verschillende niveaus van differentiatie en functioneren.
Periodes:
1. Babyperiode (0-12 maanden)
Het is een baby zolang het niet loopt, een belangrijke ontwikkeling is de hechtheidsrelatie
met de ouders. Ze groeien en ontwikkelen veel.
2. Peuterperiode (1-4 jaar)
Taalontwikkeling is van belang voor sociale en communicatieve vaardigheden, ze zijn ego
centristisch, nog geen vermogen om in andere te verplaatsen.
3. Kleuterperiode (4-6 jaar)
Van spelen naar leren. Schoolvriendjes en buurt vriendjes komen in hun leven.
4. Schoolperiode (6-12 jaar)
Cognitieve ontwikkelingen, sport en hobby’s brengen ze met meer mensen in contact.
5. Adolescentie (12-18 jaar)
Eerst puberteit, geslachtsrijping, identiteit en seksualiteit.
Filosofen/pedagogen:
- Locke stelde een onbeschreven blad dat, dat een kind was.
- Rousseau stelde dat kinderen van nature goed zijn.
- Darwin deed onderzoek naar kinderen door zijn zoon te observeren en waar te nemen.
Begrippen:
- Operationaliseren is een eigenschap vertalen zodat er meetbare gegevens aan
gekoppeld kunnen worden, agressie meten in schoppen en slaan. Betrouwbaar.
- Open interview is waarbij de vragen geleid worden door de gegeven antwoorden.
- Gestructureerd interview is dat er vaste vragen zijn die worden gesteld.
- Dwarsdoorsneeonderzoek is de meetresultaten van verschillende groepen vergelijken,
snel en goedkoop, maar soms een te groot leeftijdsverschil.
- Longitudinaal onderzoek is op meerdere tijdstippen groepen van dezelfde leeftijd met
elkaar vergelijken, geen verwarring door leeftijdsverschil, maar langdurig proces.
2
, Hoofdstuk 2
Ontwikkelingspsychologische theorieën:
- Nature (aangeboren) of nurture (aangeleerd)
Sigmund Freud:
- ID is vol driften, deze driften heeft een baby.
- Ego is driften controleerbaar maken voor de omgeving, bemiddelaar tussen ID en Super
Ego.
- Super Ego soort van innerlijke rechter die ons laat bepalen wat goed of fout is
- Verschillende fases:
- Orale fase (mond) > Anale fase (anus) > Fallische fase (genitale gebied) > Latentiefase
(cognitief ontwikkelen) > Genitale fase (seksuele interesses).
- Bij de fallische fase komen complexen. Je hebt het oedipuscomplex. Dit is dat de zoon
bang dat de vader zijn lustobject afneemt, kan alleen worden opgelost door dat de zoon
zich identificeert met de vader, castratieangst.
Ook heb je het elektracomplex. Dit is dat de dochter de penis mist en jaloers is op de
vader die er wel een heeft, penisnijd.
Jean Piaget:
- Gelooft dat je door schema’s kennis verkrijgt. Hierbij horen de volgende begrippen:
- Adaptie is de aanpassing aan de omgeving
- Assimilatie is waar nieuwe ervaringen worden geïnterpreteerd.
- Accommodatie is het proces waarbij onze ervaringen onze schema’s veranderen.
Leertheorie:
- Klassiek conditioneren (neutrale stimulus, ongeconditioneerde stimulus en respons)
- Operant conditioneren van Skinner (consequenties zoals negatieve en positieve straf)
- Gewenning (habituatie), uitdoving (extinctie), bekrachtiging, straf, bekrachtiging continu
of onderbroken, imitatie.
3