Aardrijkskunde globalisering
1.1
Tijd en afstand is tegenwoordig nog maar nauwelijks belemmering door ICT. Nu is de wereld
een global village, een modiaal dorp door de vele wereldwijde sociale netwerken. Er zijn
veel economische relaties (handel, geld en arbeid) maar er zijn ook politieke en culturele
banden, dit heet globalisering. Verschillen in de mate van globalisering zijn er door het
verleden, op grond van de overeenkomsten tussen bewoners en gebieden delen we de
wereld in soortgelijke regio’s in.
Dat kan op cultuur: taal, religie, gewoonten, normen en waarden, kunst en technologie. De
overgang hierin gaat vaak op klein schaalniveau geleidelijk (fig 1.3). Naast taal bepaalt ook
godsdienst de identiteit want dit geeft vaak ook normen en waarden aan.
Indelen op politiek kan door te kijken naar spreiding van politieke macht, het democratisch
gehalte is bijv. te berekenen met e democratie-index (0-10) met kenmerken zoals vrije
verkiezingen, mate deelname bevolking en omgaan met mensenrechten.
Een indicator voor de economische ontwikkeling is het bbp per inwoner, waarde van alle
goederen en diensten die in een land worden geproduceerd. Voor een groter gebied is dit
het bruto regionaal product (brp). Je moet wel rekening houden dat veel informele productie
niet is meegenomen, de cijfers niet altijd betrouwbaar zijn en je moet kijken of er wel
rekening gehouden is met koopkracht. Door een landelijk gemiddelde worden regionale- en
sociale ongelijkheid vaak verborgen.
De bevolkingsspreiding is ongelijk, soms is bevolkingsdichtheid heel hoog als het
aantrekkelijk is voor landbouwers door bijv. door vruchtbare rivieren/delta’s of extreem laag
door kou of droogte. In steden leven de meeste mensen, vaak door de ontwikkelingspeil
daar, welvarende regio’s zijn vaak sterk verstedelijkt. Het verstedelijkingstempo in armere
macroregio’s ligt de laatste jaren erg hoog.
1.2
De eerste macroregio: Europa, de meningen over de oostgrens van Europa zijn verdeeld.
Een tweedeling tussen Azië en Europa in taal is lastig door het spreidingspatroon van de
Indo-Europese talen door eeuwenlang contact en migratie. Geopolitieke, culturele en
economisch factoren spelen een rol bij de processen van staatkundige verbrokkeling.
Geopolitiek beschrijft de machtsverhoudingen tussen landen, denk aan de Sovjet-Unie over
Oost-Europa en later het uiteenvallen van Joegoslavië en Tsjecho-Slowakije.
De tweede factor is de culturele verscheidenheid in de Europese landen, vooral in
(zuid)Oost- en Midden-Europa leven veel volkeren naast en door elkaar. Als een volk actief
weerstand biedt tegen natievorming kan dat leiden tot regionalisme : het streven naar een
vorm van zelfbestuur, wordt dat werkelijkheid is er sprake van separatisme. (Catalonië)
Ook economische factoren spelen een rol in de scheidlijnen, inkomen en groeiverschillen
zijn niet overal even hoog, ook in Catalonië niet, en Tsjecho-Slowakije viel na de koude
oorloog ook uiteen doordat zij zich economisch achtergesteld voelden.
De EU is juist een voorbeeld van blokvorming, het is s’ werelds grootste handelsblok met
veel onderlinge handel, hier is de globalisering door dit samenwerkingsverband sterk
toegenomen. Na toetreding van de oost Europese landen na aanleiding geopolitiek, breidde
de samenwerking zich uit op veiligheid, financieren en migratie. Maar door migratiestromen
en financiële problemen in Griekenland groeide de weerstand tegen de EU ook omdat
landen meer zeggenschap van afzonderlijke staten wou. Politieke blokvorming is vaak
lastiger doordat landen eigen soevereiniteit niet graag kwijt willen.
, Het demografisch transitiemodel is een model dat de overgang binnen een bepaald gebied
beschrijft van hoge geboorte- en sterftecijfers naar lage geboorte- en sterftecijfers. Het
model heeft vijf fases. Bij elk van de vijf fases van het model past een ander soort
demografische samenstelling. https://www.examenoverzicht.nl/aardrijkskunde/demografisch-
transitiemodel Er is ook sociale bevolkingsgroei, Polen heeft bijv. een groot emigratiesaldo
wat zorgt voor bevolkingskrimp.
Leeftijdsopbouw is ook een belangrijk demografisch kenmerk. Dit geven we vaak weer in
een bevolkingsdiagram waaruit je ook de actieve en niet-actieve bevolkingsgroep kan
aflezen, actief is tussen de 20-65. Het aantal mensen niet-actieve bevolking uitgedrukt als
percentage van productieve bevolking heet de demografische druk. Europa vergrijst en
ontgroent . (fig 1.18 en 1.19)
1.3
De islamitische wereld ligt ten Zuiden en zuidoosten van Europa ( Noord-Afrika en het
Midden-Oosten ). In een groot deel wordt Arabisch gesproken want de diffusie van de islam
ging hiermee samen. Behalve in Iran, Turkije en Afghanistan, dit zijn geen Arabieren. Israël
wijkt van beide af en Indonesië ligt buiten de islamitische wereld maar heeft wel de meeste
islamieten. Egypte is het grootste land en er zijn veel grote bevolkingsdichtheden door
vruchtbare rivierdalen ( Nijl/Tigris ) de beschikbaarheid van water is hierbij doorslaggevend.
Er is hier nog geen vergrijzing.
De Arabische wereld was eeuwenlang in stammen georganiseerd. Dat is een groep op basis
van verwantschap die eenzelfde territorium bewoont. Nu belemmert dit de eenheid in een
land qua bestuur en economie. Verder is de islamitische bevolking op te delen in twee
hoofdgroepen- de soennieten en sjiieten.
De Arabische lente begon in Tunesië, de grote sociale ongelijkheid en daarmee
samenhangende armoede was een voedingsbron voor deze onrust. De inkomens zijn, op
oliestaten na, vaak laag zeker als er sprake was van geweld. Denk aan:
- Machtsverhoudingen zorgen voor religieuze spanningen in Jemen, Syrië en Irak.
- Massale onvrede door dictators, corruptie, machtsmisbruik en schending van
mensenrechten spelen een rol voor onvrede.
- In Noord-Afrikaanse landen is er een machtsstrijd tussen stammen.
- Externe factoren zijn geopolitieke verhoudingen. (zie boek)
1.4
De macroregio Sub-Sahara-Afrika, ten zuiden van de islamitische wereld, bijna 1 miljard
mensen. De natuurlijke bevolkingsgroei is 2x zo groot als het gemiddelde. Ze zitten in fase 3,
het is een relatief jonge bevolking met hoge vruchtbaarheid. Communicatie is alleen mogelijk
via de lingua franca. Veel landen in de overgangszone van de islamitische wereld hebben
een hoog aantal moslims, bij de kust meer de natuurgodsdiensten en christendom. Er waren
een aantal godsdienstige conflicten, denk aan Mali of Sudan.
Na koloniale periode waren er veelal dictaturen maar er zijn steeds meer hervormingen. Hier
is vaak een politieke partij verbonden aan 1 etnische groep. De economische groei is erg
hoog in de landen afgelopen 10 jaar. Dit hangt samen met investeringen in transport en
communicatie, dienstensector, landbouw en winning van natuurlijke hulpbronnen. China
investeert steeds meer in Sub-Sahara door hun toenemende welvaart is er meer behoefte
aan natuurlijke hulpbronnen, waar Afrika er veel van heeft.