9.1 het werkt!
*Meeste organen liggen in je romp. Het middenrif verdeelt romp in de borstholte en buikholte.
Middenrif is een dik gespierd vlies. Organen zijn opgebouwd uit cellen. Weefsel—> groep cellen met
dezelfde bouw en taak (functie). Organen die samenwerken aan dezelfde grote taak—>
orgaanstelsel.
5 orgaanstelsels:
1. In buikholte veel organen uit verteringsstelsel. Dit stelsel maakt het voedsel zo klein dat bloed
voedingstoffen eruit kan opnemen.
2. In borstholte liggen je longen uit ademhalingsstelsel. Ze nemen uit lucht zuurstof op in bloed en
geven koolstofdioxide af aan de lucht.
3. Het bloedvatenstelsel vervoert voedingstoffen, zuurstof en andere stoffen. Je hart pompt het
bloed door de bloedvaten naar alle organen.
4. In buikholte ook nieren en urineblaas uit uitscheidingsstelsel, door dat stelsel raakt lichaam
afvalstoffen kwijt. Lever, longen en huid verwijderen ook afvalstoffen uit bloed.
5. Zenuwstelsel zorgt dat alle organen goed werken. En dat je organen en orgaanstelsels goed
samenwerken.
*Spieren halen energie uit energierijke voedingstoffen, zoals het koolhydraat glucose. Door de
verbranding daarvan in de spiercellen, komt energie vrij om de spiercellen te laten samentrekken.
Voor verbranding glucose zuurstof nodig. Verschillende orgaanstelsels zijn hierbij actief:
1. Via verteringsstelsel komt glucose in het bloed.
2. Via ademhalingsstelsel komt zuurstof in het bloed.
3. Via het bloedvatenstelsel komen glucose en zuurstof bij de spieren.
Tussen spiercellen netwerk van bloedvaatjes, zo kan iedere spiercel glucose en zuurstof opnemen.
*Bij verbranding glucose 2 afvalstoffen, koolstofdioxide en water. Die worden via bloedvatenstelsel
afgevoerd en daarna uitgescheiden:
1. Via ademhalingsstelsel wordt koolstofdioxide afgegeven aan lucht (uitademen).
2. Via uitscheidingsstelsel (nieren) wordt groot deel van het water afgevoerd als urine. Ook door
zweten en uitademen.
Verbranding glucose: glucose + zuurstof —> energie + koolstofdioxide + water.
Voor de pijl: stoffen die cel verbruikt. Na de pijl: de energie en stoffen die ontstaan.
In alle cellen van lichaam vind die verbranding plaats. Lichaam werkt dankzij energie uit
voedingstoffen
9.2 je eet
*In voedingsmiddelen; voedingstoffen: koolhydraten (zetmeel & suikers), eiwitten, mineralen, water
vetten en vitamines. Cellen van organen voedingstoffen vanuit bloed nodig. Water, mineralen en
vitamines direct in bloed opgenomen. Eiwitten, vetten en meeste koolhydraten eerst verteerd
(kleiner worden gemaakt). Klein maken van voedingstoffen—> vertering. In verschillende organen
zitten verteringssappen. In speekselklieren rondom mondholte zitten cellen die verteringssap
speeksel maken.
*Verteringsenzymen maken grote voedingstoffen kleiner, deze worden gemaakt in cellen van
spijsverteringsklieren. Enzym werkt op deze manier:
1. Het enzym bindt zich aan de voedingstof.
2. Het enzym knipt de voedingstof in tweeën.
3. Het enzym laat los, daarna kan die opnieuw dezelfde soort voedingstof afbreken.
, Ze zijn gevoelig voor temperatuur. Vlak boven minimumtemperatuur werken enzymen langzaam, bij
hogere sneller. Temp waarbij enzymen t best werken: optimumtemperatuur. Voor degene in je
lichaam meestal 37 graden. Als temperatuur nog hoger wordt gaat die langzamer werken, doordat
die vervormt. Boven maximumtemperatuur is het enzym helemaal stuk en niet meer werkend.
*Als je eten doorslikt zorgen huig en strotklepje ervoor dat eten niet in neusholte of luchtpijp komt.
Als eten in je luchtpijp schiet verslik je je. Na doorslikken voedsel in slokdarm. Voedsel wordt
voortgeduwd door samenwerking 2 soorten spieren in slokdarmwand: kringspieren en lengtespieren.
Als kringspieren samentrekken wordt slokdarm nauwer. Als lengtespieren samentrekken wordt
slokdarm korter en wijder. Deze spierbewegingen—> peristaltische bewegingen.
*Op 4 plaatsen in lichaam vindt vertering plaats:
1. mondholte met het gebit is ingang verteringsstelsel. Door kauwen verkleining van voedsel. In
mondholte eerste stap van zetmeelvertering door enzymen in het verteringssap speeksel. Speeksel
maakt een papje van het gekauwde voedsel, die slik je door.
2. Vanuit slokdarm komt voedsel in maag. Maag soort gespierde zak waarin voedsel flink word
gekneed. In maag vind ook vertering plaats. Klieren in maagwand maken maagsap, met daarin
enzymen die eiwitten verteren. Het bevat ook een zuur (maagzuur) die bacteriën dood, die met het
voedsel mee naar binnen komen.
3. Na maag komt voedsel in twaalfvingerige darm, eerste deel dunne darm. Hierin komt alvleessap
en gal bij het voedsel. Alvleessap is verteringssap afkomstig uit alvleesklier. Verschillende sappen in
het alvleessap gaan verder met vertering van zetmeel en eiwit en beginnen met de vertering van vet.
Gal is groene vloeistof, die wordt gemaakt in de lever, en wordt opgeslagen in de galblaas. Vanaf
daar komt de gal in de twaalfvingerige darm. Gal is een hulpstof die het vet verdeeld in kleine
druppeltjes. Daardoor kunnen enzymen uit het alvleessap het vet beter verteren.
4. In de rest van de dunne darm wordt de vertering van de grote voedingstoffen afgemaakt. Enzymen
in het darmsap maken de al kleingemaakte voedingstoffen zo klein dat ze in het bloed kunnen
worden opgenomen
*De wand van de dunne darm is erg dun en bevat kleine bloedvaatjes: de haarvaten. Die hebben ook
een dunne wand. De voedingstoffen gaan door de wanden heen naar je bloed. Binnenkant van
dunne darm bestaat uit darmplooien.
*In voedsel zitten voedingstoffen die niet verteerd kunnen worden voedingsvezels. Dat zijn
celwanden van plantaardige cellen. Aan het einde van dunne darm blijft waterige pap met
onverteerde stoffen over. Die gaat naar dikke darm daar wordt het meeste water er uitgehaald. Dat
water gaat door wand naar bloed. In dikke darm leeft darmflora, bacteriën die een deel van de
onverteerde stoffen afbreken soms stikkende gassen vrijkomen. Bacteriën zetten groene stoffen uit
gal om in bruine stoffen. Uiteindelijk dikke massa die in edeldarm terechtkomt. Ontlasting of poep.
Als die vol is moet je poepen. Spieren van anus ontspannen zich en onverteerde voedselresten
verlaten lichaam.
9.3 je ademt
*Voor het in- en uitademen wordt de borstholte afwisselend groter en kleiner, longen ook doordat
die met vlies in borstholte vastzitten. Bij vergroten en verkleinen van borstkas werken spieren,
elasticiteit van wervels en zwaartekracht samen. Inademen:
1. Tussenribspieren en middenrifspieren trekken samen.
2. Ribben kantelen omhoog, middenrif wordt plat. Het duwt tegen organen in buik, buikwand komt
naar voren.
3. Borstholte en longen worden groter.
4. Lucht in longen meer ruimte—> afnemende luchtdruk in longen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper floorvangelder2006. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.