SCHEMA’S
HOORCOLLEGE 1 EN 2 (VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN)
Vrij verkeer in het algemeen
1. Valt de casus onder de reikwijdte van het interne marktrecht?
a. Is er een fundamentele vrijheid van toepassing?
§ Goederen? à ga naar goederen
§ Dienst? à ga naar diensten
§ Kapitaal? à ga naar kapitaal
§ Vestiging? à ga naar vestiging
§ Personen? à ga naar personen
b. Is er een grensoverschrijdend element?
c. Is er sprake van rechtstreekse werking?
Bij rechtstreekse werking gaat het vaak over de vraag of je de specifieke vrijheid kunt inroepen
tegen de specifieke gedaagde (vaak Lidstaat, maar in sommige gevallen ook een private partij)
§ Verticaal?
• Is de vrije verkeersregel voldoende duidelijk & onvoorwaardelijk (Van
Gend & Loos)
§ Horizontaal?
2. Is er sprake van een beperking van het vrije verkeer?
o Verbod op directe en indirecte discriminatie
o Verbod op overige belemmeringen
§ Krantz = Als het verband tussen de maatregel en de eventuele beperking of
belemmering van het vrije verkeer “zo onzeker en indirect is”, dan concludeert het
HvJ dat er geen sprake is van belemmering van het vrije verkeer.
• Dit geldt ook voor de andere vrijheden, dus dat kun je daar ook op toepassen!
(voor werknemers wordt dit besproken in Graf)
3. Is er sprake van een rechtvaardiging?
o Rechtvaardigingsgronden in het verdrag?
o Cassis-rechtvaardiging?
§ De Cassis-rechtvaardiging geldt alleen maar bij afwezigheid van harmonisatie! Als
een situatie zich dus afspeelt onder de reikwijdte van een richtlijn, dan kun je de
rechtvaardiging nooit inroepen!
* Wederzijdse erkenning bespreken i.h.k.v. vrij verkeer van diensten en vestiging
4. Is de rechtvaardiging evenredig? (evenredigheidstoets)
o Geschiktheid à kijken naar de geschiktheid van de nationale maatregel. Is de maatregel geschikt
om een bepaald doel te bereiken? Dat doel wordt door de lidstaat gesteld.
o Noodzakelijkheid à Is de maatregel noodzakelijk om het gestelde doel te bereiken. Is er een minder
belemmerend alternatief mogelijk die het doel ook bereikt, maar die de interne markt minder
belemmerd.
§ Als er een minder belemmerend alternatief is, dan is de rechtvaardiging niet evenredig.
Vrij verkeer van goederen (algemene vragen)
1. Is er sprake van het vrije verkeer van goederen?
- Goederen = alle stoffelijke voorwerpen, iets wat je kunt vastpakken, wat je kunt verhandelen, waar je
evt. iets voor kunt betalen. Het moet gaan om een object dat tastbaar is, tastbare fysieke eigenschappen
(ook afval, een lijk, elektriciteit en Italiaanse kunstwerken van onschatbare waarde).
2. Is er sprake van een grensoverschrijdend effect?
- Van lidstaat A naar lidstaat B
- Het vrije verkeer is n.v.t. op situaties die zich enkel beperken tot 1 lidstaat (volledig interne situaties).
3. Is er sprake van harmonisatie?
Kijken of er in de casus sprake is van een richtlijn.
- Zo ja à dan vormt de richtlijn het beoordelingskader (positieve integratie)
Gemaakt door Myron de Wolff. Niet doorsturen! 1
, - Zo nee à dan vormen de verboden (negatieve integratie) in het verdrag het beoordelingskader (art. 30,
34, 110 VWEU) à deze artikelen worden verderop nader uitgewerkt.
4. Is er sprake van rechtstreekse werking? (kan eiser zich beroepen op vrij verkeer)
Je moet kijken of je art. 34, 30 of 110 VWEU daadwerkelijk kan inroepen tegen de andere procespartij. Er
zijn altijd 2 manieren om vast te stellen of iets rechtstreekse werking heeft of niet:
a. Je gebruikt de criteria voor rechtstreekse werking en gaat die toepassen op de bepaling à voldoende
duidelijk & onvoorwaardelijk (Van Gend & Loos)
b. Dat je verwijst naar een arrest van het Hof waarin het Hof zegt dat de bepaling rechtstreekse werking
heeft. Dat is in het algemeen een snellere en algemenere weg als je zo’n arrest hebt.
- Verticale rechtstreekse werking à het vrij verkeer van goederen kan door een individu worden
ingeroepen jegens de lidstaat (overheid)
o Schmidberger = art. 34 VWEU kun je ook inroepen tegen nalaten van de overheid (soort
verlengde verticale rechtstreekse werking). Wanneer lidstaten geen actievoeren tegen
belemmeringen die gecreëerd worden door private partijen, kun je ze dus ook aanspreken.
- Horizontale rechtstreekse werking à Niet mogelijk bij vrij verkeer van goederen!!
* Kijken per verbod naar vervolgvragen hieronder
Schema art. 34 VWEU (niet-belasting gerelateerde belemmering)
Kwantitatieve invoerbeperkingen en alle MGW zijn tussen lidstaten verboden.
5. Is er sprake van een beperking van het vrije verkeersrecht?
Directe discriminatie = een maatregel discrimineert openlijk tegen personen uit een andere lidstaat, de
discriminatie is zichtbaar in de formulering van de regel (bijv. nationaliteitsvereiste)
Indirecte discriminatie = de discriminatie is niet zichtbaar in hoe de regel geformuleerd is, maar het effect van
de regel is dusdanig dat deze discrimineert tegen personen uit een andere lidstaat.
Kwantitatieve invoerbeperkingen = een (invoer)quotum, een maatregel die de hoeveelheid goederen die
geïmporteerd mogen worden, beperkt. Hieronder valt ook een totaal invoerverbod.
Maatregel van gelijke werking (MGW) = een maatregel die de import niet beoogt te beperken, maar die wel
hetzelfde effect heeft. Heeft dus een gelijke werking als een kwantitatieve invoerbeperking.
- Uitleg MGW in Dassonville = een MGW is iedere handelsregeling der lidstaten die de
intracommunautaire handel al dan niet rechtstreeks (direct of indirect), daadwerkelijk of potentieel kan
belemmeren. Het maakt eigenlijk niet uit of het discriminerend is of niet, als het de handel kan
belemmeren dan is het al een MGW.
o Als je een redelijke maatregel neemt die er bijv. voor zorgt dat de echtheid van een product
wordt gecontroleerd (bijv. certificaten die aantonen dat een product daadwerkelijk uit een
bepaalde regio komt, Goudse kaas, Parmaham, Griekse fetakaas, etc.) dat mag wel (r.o. 6).
o Het is voldoende dat het kan belemmeren, men hoeft niet te bewijzen dat er daadwerkelijk
sprake is van een belemmering.
- Producteis: Cassis de Dijon = alle producteisen (productstandaarden) die worden gesteld aan producten
die rechtmatig op de markt zijn gebracht in een andere lidstaat, dat zijn MWG.
o Wederzijdse erkenning speelt hier een rol, want als een van de lidstaten een bepaalde
productstandaard hanteert en je brengt in die lidstaat een product rechtmatig op de markt, dan
moeten alle andere lidstaten die rechtmatige productie en het op de markt brengen, erkennen.
Dus goederen die in een andere lidstaat gemaakt worden, moeten in een andere lidstaat verkocht
kunnen worden, tenzij er een goede reden is om het niet toe te staan.
§ Wederzijdse erkenning staat hier centraal in de definitie van MGW. In het kader van
diensten en vestiging staat het centraal bij de rechtvaardigingen!
o Familiapress = onderscheid tussen verkoopmodaliteit en producteis. Als er iets moet worden
veranderd aan het product (samenstelling, productiemethoden, verpakking, naamgeving) om te
voldoen aan de maatregel in kwestie, dan is er sprake van een producteis.
- Verkoopmodaliteiten: Keck = verkoopmodaliteiten gelden niet als MGW en vallen niet onder art. 34
VWEU. Het zijn regels die zien op hoe/onder welke omstandigheden een product op de markt gebracht
wordt (marketingtechnieken) (bijv. verkoop op zondag, verkoop onder inkoopprijs, prijzen
arbeidsrechten van winkelpersoneel, advertenties, eis van fysieke winkel, etc.) Er wordt bepaald waar,
door wie en wanneer een product verkocht mag worden. Het is geen MGW als aan de 2 mitsen van Keck
wordt voldaan:
Gemaakt door Myron de Wolff. Niet doorsturen! 2
, 1. Mits zij van toepassing is op alle marktdeelnemers;
2. Mits zij rechtens en feitelijk dezelfde invloed heeft op binnenlandse producten als op
buitenlandse producten (= discriminatietoets: mits ze niet direct en niet indirect discrimineren).
§ Hoe stel je vast of een maatregel direct of indirect discrimineert? à Gourmet
International = hier was sprake van indirecte discriminatie, want een volledig
reclameverbod heeft een groter nadelig effect op buitenlandse producenten, die nog tot
de markt willen toe treden, dan op binnenlandse producenten.
- Minimumprijzen: Scotch Whisky = i.v.m. grote alcoholproblemen en bescherming van volks-
gezondheid, wordt een maatregel vastgesteld die voorziet in een minimumdetailhandelprijs voor alcohol
o.b.v. het alcoholpercentage. Iedereen moet dezelfde prijs vragen voor zij alcohol, dus je hebt niet meer
het voordeel dat je net zulke goede, maar goedkopere Whisky kunt produceren. Hof: dit is een MWG.
o Dit arrest is ook belangrijk in het kader van de rechtvaardiging!
- Gebruiksverboden: Italiaanse aanhangwagens = Gebruiksverboden zijn regels die zeggen dat je een
bepaald product niet mag ‘gebruiken’. Je mag het wel produceren, importeren, verkopen, maar niet
gebruiken als consument. Dit wordt niet beoordeelt volgens Keck, maar via een nieuwe toets, de
markttoetredingstoets (r.o. 33 – 37) = Als een regel de toegang tot de markt van producten uit het
buitenland bemoeilijkt, dan is het een MGW. Bij een gebruiksverbod kun je het product wel kopen, maar
niet gebruiken dus er is geen tot weinig consumentenvraag en dus zullen er ook geen buitenlandse
producenten zijn die moeite doen om dit product op de markt te brengen.
o Een gebruiksverbod ‘belemmert de markttoegang’ (r.o. 56 – 57)
o Maar wel een soepele evenredigheidstoets (r.o. 61 – 66)
* Bij art. 34 VWEU moet je altijd op zoek gaan naar een arrest dat het meeste lijkt op de casus!
6. Is er een rechtvaardigingsgrond in art. 36 VWEU of een dwingende reden van algemeen belang?
- Directe discriminatie (maatregel met onderscheid)? à rechtvaardigingsgronden art. 36 VWEU:
o Openbare zedelijkheid (Conegate = Een lidstaat kan zich niet beroepen op de rechtvaardigings-
grond van openbare zedelijkheid (art. 36 VWEU) als hun wet geen verbod op productie of handel
van zulke producten in eigen land bevat).
o Openbare orde
o Openbare veiligheid
o Gezondheid en het leven van personen (Gourmet International & Cassis de Dijon)
- Indirecte discriminatie (maatregel zonder onderscheid)? à rechtvaardigingsgronden art. 36 VWEU of
Cassis-rechtvaardiging
o Als je een dwingende reden van algemeen belang (= Cassis-rechtvaardiging) heb die je
beschermt m.b.v. deze regel en deze regel is noodzakelijk om deze dwingende reden van
algemeen belang te bewerkstelligen, dan is de regel nog steeds een MGW, maar niet meer in
strijd met art. 34 VWEU. Bijv:
§ Consumentenbescherming (Cassis de Dijon)
§ Milieubescherming
§ Verkeersveiligheid (Italiaanse aanhangwagens)
§ Vrijheid van meningsuiting (Familiapress)
o Overige voorwaarden cassis-rechtvaardigheid:
• Geen harmonisatie
• Geen schending van fundamentele rechten
* Alles wat enigszins ‘redelijk’ klinkt wordt normaliter geaccepteerd als ‘dwingende reden van algemeen belang’,
tenzij de doelstelling ‘louter economisch van aard is’. Het Hof lost de zaken liever op via de evenredigheidstoets!
7. Is de rechtvaardiging evenredig? (evenredigheidstoets)
o Geschiktheid à kijken naar de geschiktheid van de nationale maatregel. Is de maatregel geschikt
om een bepaald doel te bereiken? Dat doel wordt door de lidstaat gesteld.
o Noodzakelijkheid à Is de maatregel noodzakelijk om het gestelde doel te bereiken. Is er een minder
belemmerend alternatief mogelijk die het doel ook bereikt, maar die de interne markt minder
belemmerd.
§ Als er een minder belemmerend alternatief is, dan is de rechtvaardiging niet evenredig.
Schema art. 110 VWEU
Art. 110 VWEU richt zich op een stelsel van binnenlandse belastingen. De belastingen die voor iedereen gelden
binnen een land, en ze gelden voor zowel binnenlandse- als buitenlandse producten (vaak btw). Art. 110 VWEU
is van toepassing op:
Gemaakt door Myron de Wolff. Niet doorsturen! 3
, - Gelijksoortige producten (alinea 1) à Dit vooronderstelt dat er een binnenlandse productie is van
producten die gelijksoortig zijn aan de ingevoerde producten uit de andere lidstaten. Er moet dan worden
gekeken of er over de ingevoerde producten geen hogere belasting wordt geheven dan over de
gelijksoortige binnenlandse producten.
o Kijken naar productieproces à hoe worden producten gemaakt, welke grondsoorten worden
gebruikt, etc.
o Kijken naar prijzen, ingrediënten.
o Kijken naar consumentenvoorkeuren à ziet de consument product A en B als gelijksoortig?
- Concurrerende producten à Het is verboden om d.m.v. binnenlandse belastingen bescherming te
bieden aan nationale producten (protectionistische werking). Een hogere belasting op het ene product kan
het andere product beschermen en dat mag niet.
1. Is er sprake van gelijksoortige producten?
Ja? à Dan is er een verbod op directe en indirecte discriminatie
- Is er sprake van indirecte discriminatie? à Discriminatie die niet zichtbaar is in de formulering van de
regel, dus het lijkt prima. Maar de regel blijkt vervolgens veel zwaardere impact te hebben op
buitenlandse producten dan op binnenlandse producten.
o Humblot
- Is er sprake van directe discriminatie? à Wanneer onderscheid wordt gemaakt o.g.v. oorsprong (dus
o.g.v. nationaliteit) in de formulering van de regel zelf.
o Outokumpu
* Als er sprake is van directe of indirecte discriminatie, dan ga je door naar vraag 3.
Nee? à Dan zijn het wellicht concurrerende producten door naar vraag 2 (= protectionistische werking)
2. Is er sprake van protectionisme? (Alinea 2)
Je moet kijken naar de concurrentieverhouding tussen producten. Vaak heb je het over empirische gegevens:
- Weer kijken naar productieprocessen, productkarakteristieken, consumentenvoorkeuren.
- Het product hoeft niet exact of vrijwel exact hetzelfde te zijn als het andere product, zolang het maar met
elkaar concurreeert.
- Een groot verschil in verkoopprijs suggereert geen onderlinge concurrentie.
- Wellicht vinden de consumenten de producten wel concurreren, omdat ze het in overwegende mate
vergelijkbaar vinden, omdat ze het verschil bijv. niet proeven.
- Wijn/Bier à Wijn en Bier zijn niet gelijksoortig, maar ze concurreren wel met elkaar. De belasting op
wijn was hoger dan op bier en dat heeft een beschermende werking t.o.v. bierproducenten. Er was dus
sprake van een protectionistische belasting en dat is niet toegestaan o.g.v. alinea 2.
* Als er sprake is van protectionisme, dan ga je door naar vraag 3.
3. Is er een objectieve rechtvaardiging? (volgens Outokumpu)
Je kunt als lidstaat alle belastingmaatregelen objectief rechtvaardigen en dat betekent dat je eigenlijk aantoont dat
er geen sprake is van discriminatie of geen sprake van protectionisme, omdat de differentiatie van het
belastingtarief gebaseerd is op objectieve gronden.
- Een objectieve rechtvaardiging kan nooit betekenen dat je je eigen productie probeert te beschermen (bijv.
het beschermen van het Italiaanse erfgoed, omdat Pizza is bedacht in Italië). Dus als je een belastingtarief
wil rechtvaardigen, dan moet je ook wel aantonen dat die objectieve rechtvaardiging (de doelstelling),
daadwerkelijk het doel is van de maatregel en dat er ook niet een soort impliciet discriminerend of
protectionistisch effect is.
- Praktische moeilijkheden (r.o. 38 Outokumpu) kunnen ook geen rechtvaardiging zijn voor de toepassing
van binnenlandse belastingen die producten uit andere lidstaten discrimineren.
Schema art. 30 VWEU
Art. 30 VWEU à een heffing op bepaalde goederen, die alleen betrekking heeft op in- of uitgevoerde producten.
De heffing wordt geheven, omdat de goederen de grens over gaan (= douaneheffingen).
- Bijv. kosten voor een keuring, bijdrage voor wetenschappelijk onderzoek, etc.
- Heffingen van gelijke werking zijn wel toegestaan als:
1) De keuring is verplicht door het EU-recht zelf (in bijv. verordening of richtlijn)
2) Er sprake is van een daadwerkelijke dienst die verleend wordt aan importeur of exporteur.
3) Er sprake is van een stelsel van binnenlandse betalingen.
Gemaakt door Myron de Wolff. Niet doorsturen! 4
,HOORCOLLEGE 3 EN 4 (VRIJ VERKEER VAN DIENSTEN, VESTIGING EN KAPITAAL)
Vrij verkeer van diensten
1. Valt de casus onder de reikwijdte van het interne marktrecht?
a. Is er een fundamentele vrijheid van toepassing?
o Dienst? à Art. 56 en 57 VWEU: het moet gaan om iets wat doorgaans tegen vergoeding
wordt verleend + er moet sprake zijn van leveren van een niet-stoffelijke prestatie (diensten
onderscheiden van goederen) + tijdelijke duur (volgt uit Gebhard (staat bij vestiging)).
§ Verschil tussen diensten en vestiging à Gebhard = als het gaat om dienstverlening,
dan gaat het om een tijdelijke activiteit om daar een paar diensten te verrichten, maar
je blijft wel gevestigd in je eigen lidstaat als economische onderneming (dan is
hetvrijheid van diensten). Diensten worden doorgaans gedurende een tijdelijke
duur/bepaalde tijd, geleverd.
• Als je een bedrijf wilt opzetten in Duitsland, onder DE recht, dan is dat
duurzaam en dan val je onder vrij verkeer van vestiging.
b. Is er een grensoverschrijdend element?
o Nee? à EU-recht niet van toepassing
o Ja? à Wie/wat gaat de grens over?
§ Dienstverlener à art. 56 VWEU: Van Binsberger = Van Binsberger verhuist naar
België, maar wil blijven optreden voor NL-rechterlijke instaties, vanuit België. Bij
het CRvB was de regel dat als je iemand vertegenwoordigt, dat je kantoor moet
houden in NL. Van Binsberger had geen kantoor in NL, dus dit was een beperking
van het vrije verkeer van diensten. Het grensoverschrijdende effect is dat Van
Binsberger in België woont en het om een NL-regel gaat.
§ Dienstontvanger à Luisi en Carbone = ook dienstontvangers die naar een andere
lidstaat gaan om een dienst te ontvangen kunnen onder het vrij verkeer van diensten
vallen (ging over ontvangen van gezondheidsdiensten in Frankrijk en ze werden
aangehouden door Italië, omdat ze met te veel geld de grens over wilden).
§ Dienst gaat zelf de grens over (grensoverschrijdende dienst) à heeft voornamelijk
te maken met digitale diensten (bijv. televisie- of internetsignaal gaat de grens over
van persoon A naar B: Alpine Investments = De rechtsvraag is of het verbod om
potentiële opdrachtgevers gevestigd in andere lidstaten op te bellen om
verschillende financiële diensten aan te bieden, zonder dat zij daarom hebben
gevraagd, is toegestaan.
c. Is er sprake van rechtstreekse werking?
Je moet kijken of je art. 56 VWEU daadwerkelijk kan inroepen tegen de andere procespartij. Er zijn
altijd 2 manieren om vast te stellen of iets rechtstreekse werking heeft of niet:
a. Je gebruikt de criteria voor rechtstreekse werking en gaat die toepassen op de bepaling à
voldoende duidelijk & onvoorwaardelijk (Van Gend & Loos)
b. Dat je verwijst naar een arrest van het Hof waarin het Hof zegt dat de bepaling rechtstreekse
werking heeft. Dat is in het algemeen een snellere en algemenere weg als je zo’n arrest hebt.
- Verticale rechtstreekse werking? à Van Binsbergen (r.o. 27) = art. 56 en 57 derde alinea
VWEU hebben rechtstreekse werking en kunnen worden ingeroepen als ze strekken tot
opheffing van de discriminaties t.o.v. degene die zijn diensten verricht, o.g.v. nationaliteit of
de omstandigheid dat hij ergens anders woont dan waar de dienst moet worden verricht.
§ Carpenter = je kan art. 56 VWEU ook inroepen tegen de eigen lidstaat, mits er
sprake is van een grensoverschrijdend element.
§ Alles wat een staat doet valt in principe ook onder de reikwijdte van het interne
markt recht, voor zover er ook een grensoverschrijdend effect is.
- Horizontale rechtstreekse werking? à Laval = een collectieve actie moet worden getoetst
aan art. 56 VWEU, als ze als doel heeft om een gevestigde dienstverlener te dwingen
onderhandelingen aan te gaan omtrent loon en een collectieve arbeidsovereenkomst (r.o. 85).
§ Je kunt het vrije verkeer van diensten inroepen tegen bepaalde private partijen. In
het bijzonder private partijen die in staat zijn het vrij dienstenverkeer te belemmeren.
Walrave en Koch = hieruit blijkt ook dat art. 56 VWEU horizontale rechtstreekse werking
heeft.
Gemaakt door Myron de Wolff. Niet doorsturen! 5
, 2. Is er sprake van een beperking van het vrije verkeer?
1. Verbod op directe en indirecte discriminatie van buitenlandse dienstverleners, dienstontvangers en
diensten (art. 56 VWEU) à er wordt gediscrimineerd o.g.v. nationaliteit
o Directe discriminatie = art. 61 VWEU (komt maar zelden voor)
o Indirecte discriminatie = Van Binsbergen = de regel van kantoorhouden in NL maakt in
principe geen onderscheid tussen nationaliteit, iedereen moet een kantoor hebben in NL, maar
het is wel zo dat er meer NL-gemachtigden zijn die een kantoor in NL hebben, dan niet-NL-
gemachtigden.
2. Verbod op overige belemmeringen à Dit zijn maatregelen van lidstaten die in principe niet
discrimineren, ze zijn ook gelijk van toepassing, maar ze kunnen wel een belemmering van het vrije
verkeer van diensten opleveren (komt uit Säger = art. 56 VWEU schaft niet alleen iedere
discriminatie van de dienstverrichter o.g.v. zijn nationaliteit af, maar heft ook elke beperking op die
de werkzaamheden van de dienstverrichter die in een andere lidstaat gevestigd is en daar rechtmatig
gelijksoortige diensten verricht, verbiedt of anderszins belemmert (ook al geldt deze regel zonder
onderscheid voor binnen- en buitenlandse dienstverrichters) (r.o. 12).
o Art. 56 VWEU ook inroepbaar tegen de eigen lidstaat bij een grensoverschrijdend element.
Je kunt je eigen onderdanen belemmeren als jouw regelgeving ervoor zorgt dat het minder
aantrekkelijk wordt dat jouw onderdanen diensten gaan verrichten in andere lidstaten;
(Carpenter).
o Vraag die je moet stellen: wordt het moeilijker of minder aantrekkelijk om gebruik te maken
van de vrij verkeersrechten? à zoals in de casus van week 2 (Anna en Oliver).
o Hoe weten we precies of iets een belemmering is of niet? à Dat is moeilijk, er is geen
duidelijke grens waarbij het Hof bepaald of iets een beperking is of niet. Die grens is vaag.
Als houvast kun je het criterium van de markttoegang gebruiken: doet deze maatregel nou
iets voor het belemmeren van de markttoegang? à Ja? Dan zal het Hof waarschijnlijk uitgaan
van een belemmering. Nee? Dan is er geen sprake van een belemmering.
* Geen keck-uitzondering hebben we geleerd uit Alpine Investments), maar wel een soortgelijke
regel voor maatregelen die louter extra kosten met zich meebrengen voor alle marktdeelnemers:
o Mobistar = een belastingmaatregel die een belasting op GSM-infrastructuur tot stand bracht
levert geen beperking van het vrij verkeer van diensten op, omdat de maatregel alleen maar een
beperkte hoeveelheid extra kosten met zich meebracht, die moesten worden gedragen door de
operators van de GSM-infrastructuur en verder had die maatregel geen enkel ongelijk effect op
binnenlandse- en buitenlandse operators, het beperkte ook de markttoegang niet. De belastende
maatregel had een volledig gelijk effect op alle marktdeelnemers en dus geen beperking.
3. Is er sprake van een rechtvaardiging?
1. Rechtvaardigingsgronden in het verdrag? à art. 51, 52 jo. 62 VWEU
o Art. 51 VWEU à gaat over maatregelen die noodzakelijk zijn ter uitoefening van het openbaar
gezag van de staat (bijv. bepaalde regels m.b.t. de rechterlijke macht of m.b.t. het
veiligheidsapparaat, die een beperking van het vrije verkeer van diensten zouden kunnen
opleveren, maar noodzakelijk zijn voor uitoefening van het openbaar gezag) (komt zelden voor).
o Art. 52 VWEU à openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid (het moet
daadwerkelijk gaan om bijv. een bedreiging van de openbare orden, waar dan een bepaalde
maatregel voor noodzakelijk is).
§ Openbare orde à Omega Spielhallen
2. Cassis-rechtvaardiging? à om dwingende redenen van algemeen belang kun je soms een beperking
van het vrij verkeer van diensten rechtvaardigen (in o.a. Van Binsbergen; Omega Spielhallen;
Laval)
o In Gebhard (gaat over vestiging) r.o. 37 zegt het Hof dat alle beperkingen van de fundamentele
vrijheden kunnen worden gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang, voor
zover er geen harmonisatie is en ze geschikt en noodzakelijk zijn om het doel te bereiken.
* Ook beperkingen op “politiek gevoelige” diensten (bijv. drugsregulering, ziekenhuis,
gezondheidszorg, abortus, gokdiensten) moeten gerechtvaardigd worden, maar soms is het hof daar
soepeler in richting de lidstaten:
o Grogan à Het feit dat een dienst in lidstaat A verboden is, betekent niet dat je geen gebruik
mag maken van je vrije verkeersrechten om de dienst in lidstaat B te ontvangen. Het feit dat
abortus in het VK rechtmatig is, betekent dat het vrij verkeer mogelijk is (r.o. 32) (gaat om een
dienst die in een bepaalde lidstaat verboden is).
§ Wordt ook besproken in Jany (vestiging)
Gemaakt door Myron de Wolff. Niet doorsturen! 6