100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Inleiding recht: juridisch vaardig €4,99   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Inleiding recht: juridisch vaardig

1 beoordeling
 92 keer bekeken  10 keer verkocht

Samenvatting van de twee boeken aan de hand van leerdoelen. Grondslagen van het recht: hoofdlijnen en grondslagen van het recht: vaardigheden. Ik heb deze samenvatting geleerd voor het tentamen (behaald resultaat 8.7)

Laatste update van het document: 2 jaar geleden

Voorbeeld 3 van de 24  pagina's

  • Ja
  • 20 november 2021
  • 20 november 2021
  • 24
  • 2021/2022
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (14)

1  beoordeling

review-writer-avatar

Door: jipwienbelt55 • 2 jaar geleden

avatar-seller
ellys5
Inleiding recht: juridisch vaardig
Week 1 Rechtsbegrippen en de wettenbundel
Positief recht: recht dat in een bepaalde gemeenschap door mensen vastgesteld en erkend is. Positief
recht is geldend.
Ideaal recht: recht dat men wenst en nastrevenswaardig vindt.
Positief recht en ideaal recht vallen nooit geheel samen, al was het maar omdat het ideale recht voor
de een anders is dan voor de ander. Maar positief recht dat te sterk afwijkt van het ideale recht
wordt als onrechtvaardig ervaren. Een rechtsregel kan formele gelding hebben en daarmee tot het
positieve recht behoren, maar feitelijk toch niet nageleefd en/of gehandhaafd worden. In dat geval is
de rechtsregel niet effectief.

Objectief recht is het geheel aan geldende rechtsregels op een bepaalde tijd en plaats. ‘Law’ is te
vertalen als ‘wet’, maar beter en breder is het juridische begrip ‘positief recht’ of ‘objectief recht’,
Subjectief recht is het recht met als betekenis bevoegdheid of aanspraak. Een subjectief recht komt
toe aan één of meer personen. ‘Right’ is in de Nederlandse juridische termen te vertalen als
‘subjectief recht’, oftewel een concrete bevoegdheid of aanspraak van een specifieke persoon in een
specifieke situatie. Dat subjectieve recht wordt altijd ontleend aan het objectieve recht.

Codificatie: een poging alle rechtsregels op een rechtsgebied op systematische wijze in een wetboek
(codex) op te nemen. De wetgever wilde hiermee een einde maken aan de lokale en regionale
verschillen in rechtsregels en juridische praktijk die aan het begin van de 19e eeuw bestonden, en
aan de bijbehorende rechtsonzekerheid en willekeur. Ook streefde de wetgever naar een stabiel
rechtsstelsel waarin wettelijke regels niet plotseling veranderden of met terugwerkende kracht
zouden gelden. De leidende gedachte achter de codificatie was dat op deze wijze het recht zo
volledig en duidelijk mogelijk vastgelegd werd, zodat de burgers wisten waarop zij konden rekenen
en hun gedrag op de rechtsregels konden afstemmen.

Een ‘functioneel rechtsgebied’ heeft betrekking op rechtsregels die een bepaald thema of
beleidsterrein regelen, zoals bijvoorbeeld arbeid, onderwijs of gezondheid. Een functioneel
rechtsgebied kan dan ook zowel privaatrechtelijke als publiekrechtelijke regels bevatten.

Dwingend recht: rechtsregels waar niet vanaf geweken mag worden
Aanvullend recht: rechtsregels waar wel vanaf geweken mag worden. Aanvullend recht komt pas aan
de orde als er geen andere regeling is getroffen.
Formeel recht: regels waarmee materieel recht kan worden gehandhaafd
Het materiële recht regelt de rechten, plichten en bevoegdheden van diegenen tot wie de regel zich
richt. Het onderscheid tussen materieel en formeel recht is dat er regels zijn die aangeven welke
rechten en plichten er zijn en regels die aangeven hoe je je recht kan halen bij de recht.

Materieel strafrecht staat beschreven in het Wetboek van Strafrecht. Het materiële strafrecht omvat
regels die aangeven welke feiten onder welke omstandigheden strafbaar zijn. Ook de
strafuitsluitingsgronden vallen onder het materiele strafrecht (bijv. art. 39 Sr,
ontoerekeningsvatbaar). Het formele strafrecht staat voornamelijk in het Wetboek van
Strafvordering. Dit wordt ook wel het strafprocesrecht genoemd omdat het de regels en beginselen
omvat inzake de procedures voor het toepassen van het materiele strafrecht in concrete gevallen.
Het bevat ook de rechten die burgers hebben wanneer zij als verdachte geconfronteerd worden en
de gang van zaken op rechtszittingen. Daarnaast omvat het regels die betrekking hebben op de
rechtsmiddelen in strafzaken.

,Strafbepalingen bevatten een aanduiding of omschrijving van het strafbare feit (of een combinatie
hiervan). Een sanctienorm geeft aan wat de maximumstraf voor bepaald delict is. In bijzondere
wetten zijn de strafbepaling en de sanctienorm soms in verschillende artikelen opgenomen.

Gedragsnormen zijn rechtsregels die voor de burger bepaald gedrag gebieden of verbieden.
Sanctienormen stellen een sanctie op het overtreden van een specifieke gedragsnorm.
Bevoegdheidverlenende normen scheppen een specifieke bevoegdheid voor een specifiek onderdeel
van de overheid.

Misdrijven zijn gedragingen die altijd en in overal als moreel afkeurenswaardig worden gezien.
Overtredingen worden door de wetgever als afkeurenswaardig gezien. In de praktijk heeft het
onderscheid een juridisch-technische betekenis.

Ultimum remedium: uiterste middel, strafrecht mag alleen gebruikt worden wanneer de andere
mogelijkheden van de rechtsorde niet toereikend zijn.

Bij gevallen die worden beschouwd als ernstige inbreuken op de rechtsorde is de morele afkeuring
die deze gevallen oproepen een belangrijke reden voor de strafbaarstelling. Indien het strafrecht
wordt ingezet als ordeningsrecht dan ontbreekt veelal de morele lading van de strafbare gedraging.
De strafbaarstelling dient dan als meest geëigende middel om de samenleving te ordenen en vooral
ook meer algemene belangen te beschermen

Strafrechtelijk legaliteitsbeginsel
Er zijn vier elementen te onderscheiden aan het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel.
- Strafbaarheid moet steeds berusten op een wettelijke bepaling.
- Stafbepalingen mogen niet vaag of onduidelijk zijn
- Strafbaarstellingen mogen niet analoog worden toegepast op gedragingen die weliswaar
sterk lijken op gedragingen die strafbaar zijn gesteld, maar daar toch van verschillen
- Strafbaarstellingen mogen geen terugwerkende kracht hebben. Zie ook art. 1 Sr.

Dolus: opzet, willens en wetens, beoogde gevolgen of gevolgen die zeker zijn (zoals een schip laten
ontploffen voor verzekering maar je weet dat de bemanning dood gaat ook al gaat het daar niet om).
Culpa: schuld, onachtzaamheid, men had beter moeten weten, tekort schieten in zorgplicht.

Vaardigheid
Opbouw wet
Opschrift: naam + afkorting wet
Aanhef: Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau..
Considerans: bestaansreden wet
Corpus: inhoud wet (genummerde artikelen)

Definitiebepaling: definitie wordt uitgelegd in de wet of regeling. De definitie geldt alleen voor de
desbetreffende wet.

Cumulatieve voorwaarde: en voorwaarden (er moet aan elke voorwaarden worden voldaan)
Alternatieve voorwaarde: of voorwaarden

, Week 2 Wetten en wetgeving
Trias politica: Machtenscheiding. Er worden drie soorten macht onderscheden, namelijk: de
wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht. Deze machten mogen niet bij dezelfde
instanties komen te liggen. In Nederland is er een gematigde versie gerealiseerd. Er is sprake van
machtenspreiding en machtsevenwicht. Door checks and balances tussen de overheidsorganen in te
bouwen wordt voorkomen dat een orgaan alle macht heeft. De wetgevende functie wordt mede
uitgeoefend door de regering, een orgaan dat ook tot de uitvoerende macht behoort. Ook een
rechter werkt soms mee met de uitvoerende macht. Er is ook sprake van verticale spreiding door
middel van decentralisatie en deconcentratie (ondergeschikt aan hoger orgaan).

In een rechtsstaat wordt de uitoefening van de staatsmacht op twee wijzen beperkt:
- De macht van de staat is aan het recht onderworpen, in die zin dat de staatsorganen enkel
die bevoegdheden hebben die door de wet aan hen worden toegekend
- De macht van de staat wordt verdeeld of verspreid over verschillende staatsorganen.

Een openbaar lichaam is een georganiseerd gemeenschapsverband waar binnen de tot dat verband
behorende burgers gebonden zijn door de besluiten van de organen van het openbaar lichaam. Het
openbaar lichaam zelf is weliswaar een rechtspersoon en heeft daarom privaatrechtelijke
bevoegdheden (zoals eigenaar zijn of koopcontracten kunnen sluiten), maar de
overheidsbevoegdheden (zoals het afgeven van vergunningen, het opstellen van regels of het
opleggen van boetes) komen enkel toe aan de organen van het lichaam. Zo is de gemeente een
openbaar lichaam, maar de overheidsbevoegdheden komen toe aan de burgemeester, de raad of het
college.

Regering: Constitutionele koning met de ministers (art. 42 Gw) niet alle regeringsbesluiten worden
door de koning en alle ministers genomen.
Ministers: zij geven politieke leiding aan een ministerie (uitgezonderd ministers zonder portefeuille)
Staatssecretarissen: zij maken geen deel uit van de ministerraad al kunnen zij soms met raadgevende
stem deelnemen. En kunnen zij een deel van een ministeriele taak krijgen.
Kabinet: aanduiding voor het geheel van zittende ministers en staatssecretarissen

De voornaamste bevoegdheden van de kamers der Staten-Generaal:
De Staten-Generaal (Parlement) bestaat uit de eerste en tweede kamer. Het parlement heeft een
wetgevende en controlerende taak. Het politiek primaat ligt bij de tweede kamer. De tweede kamer
heeft het recht van initiatief. Daarnaast heeft de tweede kamer het recht van amendement. De
eerste kamer heeft dit niet maar kan wel aandringen op een wijziging in een wetsvoorstel. Beide
kamer hebben vragenrecht, recht van interpellatie, parlementaire enquêterecht en budgetrecht.

De ministeriële verantwoordelijkheid houdt in dat de minister (en niet de Koning) verantwoording
verschuldigd is aan het parlement voor het gevoerde regeringsbeleid. De parlementaire
vertrouwensregel houdt in dat de regering niet kan blijven regeren als een meerderheid in de
Tweede (of Eerste) Kamer geen vertrouwen meer heeft in de regering. Indien de regering het
vertrouwen van (een meerderheid in) de Tweede Kamer heeft verloren, kan het de Kamer ontbinden
en nieuwe verkiezingen uitschrijven. De regering heeft dus een ontbindingsrecht. Deze belangrijke
staatsrechtelijke regels zijn aan elkaar verbonden en bepalen de machtsverhouding tussen de
regering en de Kamers.

De regering en het parlement staan in een bepaalde machtsverhouding tot elkaar en zijn in meerdere
of mindere maten van elkaar afhankelijk.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ellys5. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 77858 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,99  10x  verkocht
  • (1)
  Kopen