Kind & Omgeving HC1
PARADIGMATA, THEORIEËN EN RISICOFACTOREN
Pedagogische wetenschappen
- Bestuderen de opvoeding, het onderwijs en de hulpverlening aan kinderen en
jeugdigen, met het oog op verbetering van de praktijk (Van IJzendoorn & Van
Rosmalen, 2016, p. VII-VIII)
- Praktisch gericht
- Uiteindelijke doel: ondersteuning en verbetering van opvoedings- en
onderwijspraktijk van jeugdigen en kinderen
- Empirische benadering
- Verschillende werkvelden
- Bijvoorbeeld leerproblemen zoals dyscalculie en dyslexie.
- In deze cursus vooral aandacht voor emotionele- en
gedragsproblemen.
Overzicht dit college
1. Paradigmata en theorieën
- Leertheorieën (Leertheoretisch paradigma)
- Pavlov en klassieke conditionering
- Watsons toepassing van klassieke conditionering op kinderen
- Skinner en operante conditionering
- Bandura’s sociale leertheorie
- Het sociale-informatieverwerkingsmodel (SIP) (cognitieve paradigma)
2. Ontwikkelingspsychopathologie (OPP) als macroparadigma (overkoepelend
paradigma)
- Systeemprincipe
- Modellen van (ab)normale ontwikkeling
- Risico en veerkracht
Paradigma (Wicks-Nelson & Israel, p. 20)
- Een geheel van waarden, opvattingen en technieken, gedeeld door leden van een
bepaalde wetenschappelijke gemeenschap (Kuhn, 1970).
- Paradigma bieden een leidraad voor onderzoek en behandeling → ook
methoden en technieken, niet alleen theorie.
- Perspectief, specifieke manier met kijken naar de werkelijkheid.
, - Paradigmaverschuiving → dezelfde informatie wordt op een heel andere
manier gezien.
→ Wij beginnen met behavioral: leertheorieën
Pavlov en klassieke conditionering (Crain, 2000)
- Neutrale stimulus
- Ongeconditioneerde stimulus, ongeconditioneerde respons
- Geconditioneerde stimulus, geconditioneerde respons
Klassieke conditionering (respondent leren)
FASE 1:
De bel is aanvankelijk de neutrale stimulus
Het voedsel is de ongeconditioneerde stimulus
Het kwijlen is de ongeconditioneerde respons
Proces = klassieke conditionering
Ongeconditioneerd = onvoorwaardelijk
Geconditioneerd = voorwaardelijk
FASE 3:
De bel is een geconditioneerde stimulus geworden
Het kwijlen wordt een geconditioneerde respons
Pavlov en klassieke conditionering (Crain, 2000)
- Extinctie (uitdoving)
- Na het stoppen van voedsel te geven na de bel, stopt het kwijlen snel
- Spontaan herstel
- Na 2 uur weer begonnen met voedsel na de bel, en het proces hervat snel
- Stimulusgeneralisatie
- Geconditioneerde hond zal ook kwijlen bij andere bel →
gelijksoortige stimuli kunnen ook respons uitlokken.
- Stimulusdiscriminatie
- Selectief kwijlen bij alleen de specifieke bel → onderscheid.
- Als de bellen te veel op elkaar lijken: agressie en eerder geleerd onderscheid
raakt kwijt.
- Experimentele neurose
,Watson (Crain, 2000)
Little Albert
- Klassieke conditionering van angst
- Onderzoek: Watson wilde Albert bang maken voor een witte rat. Eerder had
hij deze angst niet, maar wel voor harde geluiden. Watson combineerde de
rat en het harde geluid, waardoor Albert uiteindelijk bang werd voor de witte
rat zonder het geluid.
- Stimulusgeneralisatie
- Later ook bang voor alle harige dieren en het masker van de kerstman.
Little Peter
- Peter was bang voor konijnen, ratten, etc.
- Systematische desensitisatie
- Ze gaven Peter iets lekkers te eten (ontspanning) en zetten een konijn op een
afstand neer. Dit werd herhaald, elke dag werd het konijn steeds dichterbij
gezet, totdat Peter hem uiteindelijk durfde te aaien
- Joseph Wolpe: systematische desensitisatie = systematisch
ongevoelig maken door ontspanning en geleidelijk in aanraking laten
komen.
Paradigm clash: van factoren in persoon naar factoren in omgeving (Crain, 2000, p.
174)
- Watson (1924, boek Behaviorism): Geef me een dozijn gezonde en normale
kinderen, en mijn eigen wereld om ze in op te voeden, en ik garandeer dat ik er
willekeurig één kan uitkiezen en hem kan trainen tot eender welke specialist naar
mijn keuze: dokter, advocaat, kunstenaar, handelaar, en zelfs bedelaar en dief, wat
ook zijn talenten, karakter, en afkomst moge zijn. [Ik ga mijn boekje te buiten en dat
geef ik toe, maar dat hebben de voorstanders van de tegenovergestelde visie ook
gedaan en zij doen dit al duizenden jaren.]
- Laatste zin: zet zich af tegen mensen die zeggen dat alles door innerlijke
factoren wordt bepaald zoals genetici.
Klassieke conditionering in het dagelijks leven
- Fobie
- Misselijkheidsreflex
- Aanval astma of hooikoorts bij confrontatie met bloemetjesbehang
- Op rem trappen bij rood licht (van reclame in etalage)
- Andere voorbeelden?
Skinner en operante conditionering (Crain, 2000)
- Operante (instrumentele) conditionering: leren door consequenties die op gedrag
volgen
- Hij ontkende niet dat er een innerlijke wereld van gedachten en emoties
bestaat, maar stelt dat we die niet nodig hebben om gedrag te verklaren.
- Minder geïnteresseerd in klassieke conditionering dan Watson, maar in
operante/ instrumentele conditionering.
, - Operant leren: het gaat om de consequenties die op het gedrag volgen.
Positieve consequenties verhogen de waarschijnlijkheid van het optredenv an
het gedrag, negatieve verlagen de waarschijnlijkheid.
- Positieve en negatieve bekrachtiging (reinforcement)
- Positieve en negatieve straf (niet in Crain)
Positieve en negatieve bekrachtiging en straf
- Positive reinforcement is when an occurrence of behavior is followed by the
addition of a reinforcer which results in increased behavior.
- Reinforcer is an event that follows a behavior and increases the rate of that
behavior.
- Negative reinforcement is the removal of an aversive stimulus that increases the
rate of a behavior.
- The reduction or termination of an ongoing stimulus that results in the
likelihood of the behavior occurring again.
- Voorbeeld: gemotiveerd om zonnebrand op te doen omdat je dan niet
verbrandt.
- Voorbeeld: studeren met de deur open geeft geluidsoverlast. De
deur sluiten is een manier om beter te studeren en wordt een actie
die vaker wordt herhaald. De stimulus die wordt verwijderd is de
geluidsoverlast → negative reinforcement.
- Negatief betreft het verwijderen van een bepaalde stimulus. Hierboven
is dat het verwijderen van het verbranden.
Negatieve bekrachtiging en angstbekrachtiging
- Angst voor een bepaalde situatie → vermijden van de situatie, waardoor
angst afneemt → angst wordt bekrachtigd.
Positieve en negatieve straf
- Bij straf gaat het om het afnemen van iets positiefs, of het toevoegen van iets
negatiefs (telefoon afpakken, extra taakjes toevoegen).