Week 1: Inleiding over de ontwikkeling van jeugddelinquentie
Handboek Forensische Orthopedagogiek
Hoofdstuk 1: Forensische orthopedagogiek
Forensische orthopedagogiek: bestudeert de ontwikkeling en het in stand blijven van complexe problematiek van
kinderen, jongeren en jongvolwassenen - waaronder delinquentie, ernstige internaliserende, externaliserende en
sociale problemen, naast trauma's - en de daarmee samenhangende opvoedings- en gezinsproblemen, waaronder
kindermishandeling en verwaarlozing.
Strafrechtelijk ingrijpen = een jeugdige of jongvolwassene is in aanraking gekomen met politie wegens een strafbaar
feit en wordt binnen de jeugdstrafrechtketen bepaald welke strafrechtelijke interventie benodigd is om recidive te
voorkomen.
Civielrechtelijk ingrijpen = zorgen over de ontwikkelingskansen of veiligheid van een jeugdige en het gaat om
maatregelen en interventies ter bescherming van het kind of de adolescent.
Statische factoren = onveranderbare factoren
Dynamische factoren = veranderbare factoren
De forensische orthopedagogiek onderzoekt de effectiviteit van (justitiële) preventieve en curatieve interventies
onder praktijk representatieve condities. Forensische orthopedagogiek is een interventiewetenschap met een
multidisciplinair karakter (kennis afkomstig van verschillende disciplines).
Opvoeding vindt plaats in verschillende milieus:
▫ Eerste opvoedingsmilieu: gezin (thuisomgeving)
▫ Tweede opvoedingsmilieu: school
▫ Derde opvoedingsmilieu: leeftijdgenoten en vrije tijd
▫ Vierde opvoedingsmilieu: (semi-)residentiële zorg. Bevat meer of minder aspecten van de eerste drie
milieus, afhankelijk van de openheid of geslotenheid.
Forensisch orthopedagogiek is gebaseerd op het bio-ecologisch ontwikkelingsmodel (Bronfenbrenner):
In dit model wordt de ontwikkeling van het kind gezien als een samenspel van aanleg (biologische factoren) en
omgeving.
Ecologisch = meerdere (causale) invloeden worden bestudeerd.
Ontwikkeling = niet alleen het kind en zijn/haar gedrag veranderen, maar ook de sociale context en het belang van
risico- en beschermende factoren met het ouder worden.
Levensloop = specifieke levensgebeurtenissen, zoals de overgang van de basisschool naar de middelbare school, het
verlies van een naaste, en ervaringen op het werk en school, kunnen een belangrijke invloed hebben op het leven
van kinderen, jongeren en hun gezinnen, zowel in positieve als negatieve zin.
De ontwikkeling en het gedrag van jeugdigen zijn dus multicausaal. Interventies moeten zich dan ook niet alleen
richten op alleen het kind, maar vooral ook op de sociale omgeving.
Naast aandacht voor de risico's is het ook belangrijk om te kijken naar beschermende factoren (competenties kind,
ouders en hun veerkracht). Enkele wetsartikelen zijn hierbij van belang:
, De belangen van het kind moeten de eerste overweging vormen.
Het kind wordt niet gescheiden van zijn of haar ouders, tenzij de bevoegde autoriteiten beslissen dat deze
scheiding noodzakelijk is in het belang van het kind.
Het kind dient gehoord te worden.
Geen enkel kind mag worden onderworpen aan willekeurige of onrechtmatige inmenging in zijn of haar
privéleven, in zijn of haar gezinsleven, zijn of haar woning of zijn of haar correspondentie, noch aan enige
onrechtmatige aantasting van zijn of haar eer en goede naam.
Deze artikelen t.a.v. de rechten van het kind betekenen dat de forensische orthopedagogiek (FO) een
interventiewetenschap is die naast een evidence-based focus op feiten ook georiënteerd is op waarden.
FO heeft als uitgangspunt dat het kind 'zelf iemand wil zijn'. Daarom is het oordeel van het kind belangrijk, maar ook
het betrekken van het kind in een positief proces van verandering is van belang.
Basale behoeften van zelfdeterminatie:
Contact (sociale verbondenheid)
Competentie (vertrouwen in eigen kunnen)
Autonomie (vrijheid)
Elke vorm van (justitieel) ingrijpen kan risico's met zich meebrengen, waardoor negatieve effecten kunnen optreden.
Uitgangspunt FO: alle preventieve en curatieve interventies moeten op hun effectiviteit worden getoetst volgens de
meest strenge criteria van het wetenschappelijk onderzoek ('breng in de eerste plaats geen schade toe').
Onderzoeksdoeleneinden van de FO:
Bestuderen van verschillende manifestaties van problemen waar justitieel ingrijpen nodig is of dreigt
(kindermishandeling en -verwaarlozing, ernstige gedragsproblemen zoals jeugddelinquentie).
Het ontwikkelen en evalueren van (justitiële) interventies die zich richten op de oorzaken en gevolgen van
kindermishandeling en -verwaarlozing en jeugddelinquentie bij kinderen, jongeren en jongvolwassenen.
Ontwikkelen en verbeteren van methoden om gegevens te verwerven, risico's in te schatten en juiste
interventies te kunnen indiceren en te analyseren.
Zorgen voor theoretische integratie in het onderzoek d.m.v. overzichtsstudies.
Hoofdstuk 2: Forensische orthopedagogiek: Een juridisch kader
Kernpunten:
Sinds 2015 ligt de verantwoordelijkheid voor toegankelijkheid en kwaliteit van het gehele spectrum aan
jeugdhulp bij de gemeenten.
Inspraak en participatie van kinderen en ouders in de trajecten binnen jeugdhulp staat nog in de
kinderschoenen en verdient meer aandacht.
Opname van een jeugdige in een residentiële instelling voor jeugdhulp moet worden gezien als een ultimum
remedium.
Participatie van jongeren in het jeugdhulptraject is essentieel, omdat dit een positieve invloed heeft op het
zelfvertrouwen en het ontwikkelen van autonomie van kinderen. Participatie moet plaatsvinden om te voldoen aan
de eisen van het IVRK (een van belangrijkste rechten is het recht om je mening te geven, zeker wanneer ingrijpende
beslissingen worden genomen).
Er is geen consensus over wat vrijheidsbeperkende maatregelen zijn. Verregaande vrijheidsbeperking is mogelijk,
zonder dat daar voldoende rechtswaarborgen tegenover staan. Medewerkers zetten maatregelen in die geen
wettelijke grondslag hebben en die niet in het beleid van de organisatie zijn vastgelegd. Verheldering van het begrip
(vrijheids)beperkende maatregelen is nodig.
Uit een onderzoek blijkt dat kinderen zowel in residentiële jeugdhulp als in de pleegzorg vaak slachtoffer of getuige
worden van geweld gedurende de plaatsing. Beleid in NL: pas residentiële hulp inzetten wanneer lichtere vormen
van hulp zijn uitgeput. Dit gebeurt echter niet altijd in de praktijk!
Internationale visie op rechten van kinderen
IVRK is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het kind. Dit verdrag verplicht ouders te ondersteunen
in de verzorging en opvoeding van hun kind. Pas in extreme gevallen komt de mogelijkheid van een uithuisplaatsing
in beeld. Plaatsing in een residentiële instelling is een uiterste maatregel en voor de kortst mogelijke passende duur.
, Wanneer ouders en kind niet instemmen met een opname kunnen bevoegde autoriteiten beslissen dat dit toch
noodzakelijk is in het belang van de jeugdige = ultimum remedium. Eerst kijken of het kind terecht kan bij andere
familieleden, daarna vervangend gezin, en dan pas residentiële instelling.
Jeugdwet
Vanaf 1 januari 2015 is de Jeugdwet geïntroduceerd. Belangrijkste verandering: jeugdzorg is overgeheveld naar
gemeente. Met de Jeugdwet zijn ook de verantwoordelijkheden t.a.v. gesloten jeugdhulp, zorg voor jeugd met een
LVB en de forensische zorg bij de gemeenten neergelegd.
Forensische zorg aan jeugdigen = jeugdbescherming + jeugdreclassering.
Dus: gemeente is verantwoordelijk voor alle aangeboden jeugdhulp en de uitvoering van
kinderbeschermingsmaatregelen.
Eerste evaluatie Jeugdwet begin 2018:
▪ Overgang naar effectiever jeugdstelsel nog niet gerealiseerd
▪ Meer tijd nodig om de doelen van de Jeugdwet te bereiken
▪ De jeugdhulp is lang niet voor alle kinderen, jongeren en ouders eenvoudig toegankelijk
▪ Over feitelijk hulp zijn cliënten wel tevreden, maar er zou een betere informatievoorziening moeten komen
om de weg naar de juiste hulp toegankelijker te maken
▪ Gemeenten leggen onvoldoende verbindingen tussen jeugdhulp en andere domeinen, zoals
schuldhulpverlening, onderwijs of de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO)
▪ Tussen de verschillende gemeenten is veel diversiteit --> jeugdhulp op sommige plekken goed en op andere
minder goed toegankelijk
Jeugdrecht: civiel- en strafrecht
Civiele kader
In het civiele kader kan de minderjarige te maken krijgen met een uithuisplaatsing (UHP) en ondertoezichtstelling
(OTS).
OTS = een gecertificeerde instelling mag toezicht houden op het gezin en er komt een gezinsvoogd. Wanneer een
kind ernstig in zijn opvoeding en ontwikkeling wordt belemmerd kan het uit huis worden geplaatst. Kan alleen met
machtiging van de rechter. Er dient een indicatiebesluit ten grondslag te liggen.
In een gesloten jeugdhulpinstelling kunnen vrijheidsbeperkende maatregelen worden ingezet. Deze mogen alleen
worden toegepast wanneer ze in het hulpverleningsplan zijn opgenomen, voor zover noodzakelijk voor de veiligheid
van de jeugdige of anderen of ter overbrugging van tijdelijke noodsituaties. In het hulpverleningsplan is vastgelegd
welke maatregelen mogen worden toegepast, onder welke voorwaarden en voor welke doelen.
Een OTS kan slechts worden opgelegd voor de duur van een jaar. Een machtiging tot UHP loopt gedurende de OTS.
Zowel een OTS als een machtiging tot UHP kan telkens worden verlengd met een jaar.
In de praktijk is 'drang' (preventieve jeugdbescherming) sterk in ontwikkeling in plaats van dwang. RvdK laten
meedenken op casusniveau, waarbij de hulp gericht is op het versterken van eigen kracht van de jongere en het
probleemoplossend vermogen van gezin en omgeving. Dit kan soms de noodzaak van een
kinderbeschermingsmaatregel voorkomen. Drang is niet wettelijk geregeld, dus er gelden geen juridische
waarborgen (zoals bezwaar en beroep).
Strafrechtelijke kader
De minderjarige kan worden aangehouden op grond van een verdenking van schuld aan een strafbaar feit. Kinderen
jonger dan 12 jaar kunnen niet strafrechtelijk worden vervolgd. Minderjarige heeft voorafgaand aan en tijdens het
verhoor recht op overleg met een advocaat.
Adolescentenstrafrecht: speciale bejegening van jongvolwassen daders in de leeftijd van 18-23 jaar in het strafrecht.
Onder bepaalde condities kan de rechter besluiten om deze leeftijdsgroep volgens het jeugdstrafrecht te
sanctioneren. Waarom adolescentenstrafrecht? Sommige jongvolwassenen zijn beter af met een sanctionering
volgens het jeugdstrafrecht. De reden daarvoor is dat bij jongvolwassenen sprake kan zijn van een nog onvoltooide
emotionele, sociale, morele en intellectuele ontwikkeling. Ondanks dat er geen concrete omschrijving van deze
doelgroep bestaat, lijkt er redelijke consensus te bestaan over welke jongvolwassenen tot de doelgroep voor de
toepassing van het jeugdstrafrecht behoren.