Elementair belastingrecht
Hoorcolleges
Hoorcollege 1 06-09-21
Inleiding en structuur Wet IB
• Even voorstellen
• Opbouw van het vak Elementair Belastingrecht
• Inleidende opmerkingen belastingheffing
• Structuur Wet IB 2001
• Leerdoel: basiskennis fiscaliteit
• Hoor- en werkcolleges
• Bonuspunt
• Vormgeving tentamen
Inleidende opmerkingen
Functies belastingheffing:
• Budgettaire functie: wij betalen allemaal belasting zodat de overheid bepaalde
collectieve goederen kan bekostigen, denk aanleg van wegen etc.
Klassieke functie. De belastingheffing is primair een middel tot bekostiging van
publieke voorzieningen en verdeling van collectieve lasten. De verdeling van de
lasten wordt bepaald door de heersende maatschappelijke opvattingen
• Instrumentele functie: je gebruikt de belastingheffing als een instrument om iets te
gebruiken. De belastingheffing ins inzetbaar als instrument in de beleidsvorming van de
overheid, het fungeert dan als stuurgeld.
• Allocatieve instrument: de overheid probeert bepaald gedrag te stimuleren. Je wilt
ervoor zorgen dat mensen gezonden gaan eten bijvoorbeeld. De overheid probeert
invloed uit te oefenen op de samenleving.
Bijvoorbeeld door zelf de productie ter hand te nemen of door
productievoorschriften of arbeidsomstandigheden voor te schrijven. Denk aan
investeringsaftrek, de studiefaciliteiten en milieuheffingen.
, • Stabilisatie-instrument: via de belastingheffing kan de overheid invloed uitoefenen
op een gelijkmatig verloop van de economische bedrijvigheid
Wiebeltax: minister van Economische zaken heeft de bevoegdheid om uit
conjuncturele overwegingen over te gaan tot een tijdelijke verhoging of verlaging
van een aantal belastingen. Maar deze wet leidt een sluimerend bestaan, is al niet
meer ingezet sinds 1972.
• Verdelingsinstrument: via de belastingheffing kan de overheid trachten de
gewenste inkomensverhoudingen te bereiken en zodoende de verdeling van
goederen bijsturen.
• Steunfunctie: vennootschapsbelasting: is de winstbelasting die geldt voor
rechtspersonen zoals bv en nv en stichtingen en verenigingen mits ze een onderneming
bedrijven, wat hiermee getracht wordt te doen is dat je hiermee voorkomt dat mensen
die normaal inkomstembelasting zouden betalen over hun inkomen dit kunnen
voorkomen door hun onderneming. Want als een vennootschap geen belasting hoeft te
betalen zou je dus heel lang kunnen uitstellen om belasting te betalen
De ene belastingsoort wordt gebruikt om een andere belastingsoort te
ondersteunen, als verlengstuk van een andere belasting, met als voorbeeld dus de
vennootschapsbelasting als steun van de inkomstenbelasting.
Grondbeginselen belastingheffing:
• Draagkrachtbeginsel: de belasting kan worden geheven naar rato van de draagkracht van
de belastingplichtigen. Er is vereist dat er consensus bestaat over de maatstaf van
draagkracht en de tariefstructuur.
Als maatstaf van draagkracht zou kunnen worden gehanteerd: 1 het inkomen, 2
de consumptie en 3 het vermogen.
Tariefstructuur: voor de vaststelling van het draagkrachtig inkomen wordt
doorgaans dat deel van het inkomen, dat het individu of het gezin in staat moet
stellen in zijn primaire levensbehoeften te voorzien, voor de belastingheffing
buiten aanmerking gelaten. Via of de inkomensaftrekmethode, of de
belastingafkortingmethode.
Aan het draagkrachtbeginsel ligt primair het gelijkheidsbeginsel ten grondslag.
• Profijtbeginsel (en schadevergoedingsbeginsel): mensen betalen belasting omdat ze van
bepaalde voorzieningen gebruik kunnen maken, denk aan wegenbelasting.
Schadevergoedingsbeginsel bijvoorbeeld een co2 heffing voor bedrijven die veel co2
uitstoten.
• Beginsel van de bevoorrechte verkrijging: erfbelasting en schenkbelasting.
= rechts- of verdelingsbeginselen
• Welvaartbeginsel: hangt samen met de allocatieve functie, want gezondheid is een groot
onderdeel van de welvaart.
Meest dominante doelmatigheidsbeginsel. De toepassing van het
welvaartsbeginsel betekent een inbreuk op de rechts- of verdelingsbeginselen.
• Beginsel van de minste pijn: dit houdt in dat de belasting op zo’n manier geheven
worden dat we er relatief weinig van merken en dat het efficiënt gebeurt, denk aan
loonbelasting. De weerstand tegen belastingbetaling moet zo veel mogelijk worden
verkleind door een soepel verlopende heffingsprocedure.
• Beginsel van de optimale realisatie: komt er op neer dat je met belastingheffing moet
proberen om alle verschillende beginselen op de een of andere manier moet
, bewerkstelligen, maar wel met een bepaalde balans, want je moet keuzes maken of je
het belangrijker vindt of je de belastingheffing draagbaar vindt of vind je de welvaart
belangrijker etc. dan keuze maken hoe je het met elkaar gaat balanceren.
= Doelmatigheidsbeginselen: hangen samen met de economische functies van de
belastingheffing.
• Artikel 104 Grondwet (legaliteitsbeginsel):
‘Belastingen van het Rijk worden geheven uit kracht van een wet. Andere heffingen van het
Rijk worden bij de wet geregeld.’
• Materieel belastingrecht: Bepalingen inzake ontstaan, omvang en tenietgaan
belastingschuld: wet inkomensbelasting 2001 etc.
• Formeel belastingrecht: Bepalingen inzake wijze van vaststelling belastingschuld,
bevoegdheden fiscus en waarborgen belanghebbende tegen overschrijding of verkeerd
gebruik bevoegdheden: algemene wet inzake Rijksbelastingen.
Elementen materiële belastingwet
• Subject: Wie moet belasting betalen?
• Object: Waarover moet men belasting betalen?
• Tarief: Hoeveel belasting moet men betalen?
Wet IB 2001 – Subject
• Art. 1.1: IB wordt geheven van natuurlijke personen
• Art. 2.1, lid 1(a): binnenlands belastingplichtig zijn natuurlijke personen die in Nederland
wonen
• Art. 2.1, lid 1(b): buitenlands belastingplichtig zijn natuurlijke personen die niet in
Nederland wonen, maar wel Nederlands inkomen genieten
• Woonplaats:
• Art. 4, lid 1, AWR: ‘Waar iemand woont (…) wordt naar de omstandigheden
beoordeeld.’
• Fictieve woonplaats (art. 2.2 Wet IB en art. 4, lid 2, AWR)
Iemand woont in nl wanneer hij een duurzaam verband heeft van persoonlijke
aard. Lastig om te bepalen wanneer hier nou sprake van is, wordt bijvoorbeeld naar
gekeken of diegene een huis bezit in NL, of heb je ondanks dat je niet in NL woont
nog heel veel sociale contacten hier en kan je altijd bij je ouders verblijven etc dan
wordt het ook gezien als een duurzaam verband van persoonlijke aard. Of je bent
een Nederlander en je werkt in Dubai, maar je fam is in NL is dit ook vaak een
reden om aan te nemen dat die persoon inwoner is van NL, of het hebben van een
Nederlandse bankrekening. Wat niet relevant wordt geacht is of je nog staat
ingeschreven in de basisregistratie.
Wet IB 2001 – Object
Binnenlandse belastingplichtigen (art. 2.3 en 2.4):
• Belastbare inkomen uit werk en woning (hoofdstuk 3)
• Belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang (hoofdstuk 4)
• Belastbare inkomen uit sparen en beleggen (hoofdstuk 5)
• Heffing over wereldinkomen
Buitenlandse belastingplichtigen (art. 2.3, 2.4 en 7.1):
, • Belastbaar inkomen uit werk en woning in Nederland (afdeling 7.2 en 7.5)
• Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde
vennootschap (afdeling 7.3 en 7.5)
• Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen in Nederland (afdeling 7.4 en 7.5)
Box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang
Art. 4.1:
Reguliere voordelen (dividend; art. 4.12, sub a)
Vervreemdingsvoordelen (verkoopwinst; art. 4.12, sub b)
-/- Persoonsgebonden aftrek (evt. art. 6.2, lid 3)
-------------------------------------------------------------------------------
Inkomen uit aanmerkelijk belang (art. 4.12)
-/- Verliezen uit aanmerkelijk belang (afdeling 4.10)
-------------------------------------------------------------------------------
Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
• Aanmerkelijk belang (art. 4.6): ‘De belastingplichtige heeft een aanmerkelijk belang
indien hij (…) voor ten minste 5% van het geplaatste kapitaal aandeelhouder is in een
vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld’
• Tarief (art. 2.12): 26,9%
Box 3: inkomen uit sparen en beleggen
• Art. 5.1:
Voordeel uit sparen en beleggen (art. 5.2)
-/- Persoonsgebonden aftrek (evt. art. 6.2, lid 2)